12 juli 1990 - 4 - omstandigheden, eind september 1990 het college van Gedeputeerde Staten te verzoeken een verklaring van geen bezwaar ex artikel 19 af te geven. Op grond van artikel 19 moeten Gedeputeerde Staten op een dergelijk verzoek binnen twee maanden een besluit nemen. Gedeputeerde Staten kunnen dit verzoek aldus behandelen en daarop een beslissing nemen in samenhang met het besluit over het vastgestelde bestemmingsplan, want dat bestemmingsplan heeft van 10 mei tot 10 juni weer ter inzage gelegen, daar konden bezwaren tegen worden ingediend, tel daar een half jaar bij op en dan zal dus op 10 december uiterlijk Gedeputeerde Staten een beslissing moeten nemen over dat bestemmingsplan. Dat loopt dan synchroon met de artikel 19 procedure. Zeggen G.S. dus tegen het bestemmingsplan nee, dan zullen ze ook tegen het bouwplan nee zeggen. Zeggen ze tegen het bestemmingsplan ja, dan kunnen ze ook tegen het bouwplan van de heer Taphoorn ja zeggen. Dan voldoen wij aan de eis tot behoorlijk bestuur. Dat vraagt iedereen van ons. Dat vraagt de heer Taphoorn, dat vragen de burgers van Soest. In december zal een en ander dus helemaal duidelijk zijn. Zo is het gegaan, zo hebben wij in het college besloten. Ik denk dat het een goede gang van zaken is. Voorzitter, dit is de stand van zaken, zo gaan we het doen. Ik denk dat het ook conform is wat de heer Witte wil, namelijk die vier procedures die we deze week op papier hebben bekeken, waarbij ook de heer Witte het eens was met de vierde procedure: de gang van zaken, zoals wij nu ook geschetst hebben. VOORZITTER: Dan is de eerste vraag beantwoord. De tweede vraag zal ik beantwoorden. Het college heeft, los van deze interpellatie dinsdag jongstleden besloten dat het voortaan -daar beginnen we na de vakanties mee- zo zal zijn dat de voorzitter van het college verslag zal uitbrengen aan de pers van de genomen besluiten in de collegevergadering. Daarmee koppelen we de zaak los van de portefeuille voorlichting, die gewoon in handen blijft van wethouder Visser. Heer WITTE (GGS)Voorzitter, het verhaal van de heer Visser heeft mij helemaal niet overtuigd. Ik blijf erbij dat de uitlatingen die hij heeft gedaan dat het Soester Natuurbad gered zou worden met de zaak zoals die nu gaat lopen, een valse voorstelling van zaken is. Het is voor iedereen die bezwaar heeft gemaakt duidelijk dat het 550 m2 badje -of er nu tekeningen van zijn of niet- gewoon al meer dan een jaar bekend was. Dat was ook al bekend toen wethouder Plomp nog op die stoel zat. Hij had in feite met hetzelfde recht kunnen roepen: ik heb het Soester Natuurbad gered! Dat vind ik toch een heel kwalijke zaak. Ik vind niet dat het in de beantwoording van de heer Visser recht wordt gezet. Hij blijft volhouden dat hij hiermee een goede zaak heeft gediend en dat het allemaal fantastisch in orde is. Wat nog erger is, is dat nu in feite de situatie ontstaat dat het hele verdere gebeuren wat de heer Taphoorn daar wil realiseren, buiten beschouwing blijft. Laten we wel zijn, er wordt niet alleen een zwembadje van 550 meter gerealiseerd, maar er worden ook 96 luxe appartementen in drie tot vier woonlagen gerealiseerd. Er wordt ook een hotel en een kuuroord gerealiseerd. En niet alleen op het terrein van het Soester Natuurbad, maar ook in het aangrenzende bos. Dat is een zaak, als dat moet in ruil voor een 550 m2 zwemwater, dan zegt onze fractie: dank u wel, laat maar zitten! Dan hebben we liever helemaal geen zwemgelegenheid meer op het Soester Natuurbad, dan hoeft het voor ons helemaal niet. De aantasting van de natuur en het landschap, de verstedelijking die dat ten gevolge zal hebben in dat gebied, dat is iets waar wij absoluut niet voor voelen. Wat betreft uw beantwoording op de tweede vraag die wij gesteld hebben, daarover zijn wij tevreden.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1990 | | pagina 171