12 juli 1990
- 18 -
Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF): Voorzitter, de moties spreken mij ook niet aan,
dat is duidelijk. In die richting heb ik nooit gedacht.
Een andere zaak is dat we toch in een situatie zijn waarin we in groeiende
mate moeten gaan letten op het feit dat de groep die Soest binnenkomt -en
dat zijn meer de kopers dan de huurders- een groep is die eerder hier
binnenkomt als forensals degenen die naar de randstad heen en weer gaan
voor hun werk, dan degenen die hier als huurders blijven. Om die reden denk
ik in de toekomst ook dat we in de richting moeten gaan waarover ook D66
spreekt: 50/50. Het kan onder andere een stimulans zijn dat we Soest meer
voor Soesters houden die ook in Soest werken. Het enige is dat dit van mij
nu een uitgangspunt is terwijl ik dat niet onderzocht heb hoe nauwkeurig
die relaties zijn. Ik veronderstel dat het zo is, dat -zeker als we weer
duurder bouwen: boven de 200.000,=- we daarmee meer mensen van buiten
Soest trekken, die niet in Soest werken, verhoudingsgewijs.
Het antwoord van de heer Kingma vind ik niet bevredigend. Het heeft in
wezen ook een relatie met deze zaak. Ik zit dus ook meer te springen om het
feit: hoe doorbreken we die hele cirkelgang? De heer Kingma zegt dat het te
doorbreken is door bijvoorbeeld de flats leeg te laten staan, ik simplifi
ceer misschien uw opmerking, dan laten we iets leegstaan, dan laten we dus
geen mensen van buiten Soest binnenkomen in bepaalde woningen waar minder
behoefte aan is en dan hebben we de cirkel doorbroken. Natuurlijk kan dat,
maar ik praat er niet over of iets mogelijk is. Ik maakte ook een simplis
tische opmerking door te zeggen: we kunnen ook gewoon flats afbreken. Het
gaat er mij om dat we nadenken, beleidsmatig nadenken in de toekomst over
het feit dat we nu in een cirkel zitten en dat we voortdurend die cirkel
als uitgangspunt nemen voor toch wel een lastig pakket van zoveel mensen
die woningzoekend zijn in Soest en dat we intussen, door te voldoen aan die
vraagstelling, weer bouwen op zo'n manier dat de mensen van buiten Soest
binnen komen, die weer nieuwe behoeftigen zijn aan die woningen van onder
de 200.000,= Met andere woorden: we zorgen binnen deze cirkel dat het
gewoon doorgaat. Ergens zullen we een punt moeten vinden om dat te durven
doorbreken. Er wordt nu nogal vanzelfsprekend in dit plan van uitgegaan dat
we niet onder die grens van 40.000 moeten komen, als een axioma van: dat
zou het ergste zijn wat Soest kan overkomen. Het wordt toch niet zo erg
hard onderbouwd verder waarom dat zoiets vreselijks zou zijn, maar het
heeft hier wel mee te maken. Het is een soort zaak van: dat zijn dingen
waar we niet te hard over praten, maar het is heel vanzelfsprekend dat we
er niet onder willen komen. Het is ook vanzelfsprekend dat we bouwen voor
de mensen die behoefte hebben aan een woning, maar ik denk dat het veel
nuttiger is om te praten over waarom we dat nu willen, waarom we willen
bouwen voor die groep en waarom we persé niet onder die 40.000 zouden
willen komen. Zijn we het daar politiek allemaal wel zo heel erg over eens?
Heer KRIJGER (WD): Mijnheer de voorzitter, alleen over de moties. Mijn
fractie heeft geen behoefte aan deze moties. Mochten ze in stemming komen,
wat niet uitgesloten is, dan zullen we tegen stemmen op grond van de
volgende overwegingen. Het actuele uit Den Haag, ondanks regerings-
samenstellingen die daar wel eens veranderen, is dat er steeds minder
beschikbaar komt voor de sociale woningbouw. Er wordt geroepen en later
weer afgehaald. Dat wil zeggen: als dat doorwerkt in Soest en je houdt vol
aan het absolutisme dat uit de motie spreekt van: zoveel huur moet er zijn
en de rest mag maar koop zijn, dat je dan te weinig bouwt voor de eigen
behoefte. Je praat helemaal niet over behoefte, je kunt alleen maar bouwen
in die verhouding. Daar zijn wij tegen. Wij vinden dat de situatie in Soest
historisch verantwoord, het nemen van verantwoordelijkheid, heeft geleid
tot een maatschappelijk gedragen verdeling van 40% huur en 60% koop. Het