12 juli 1990 - 35 - inden r geval en n van .enk i of niet 'orden ook val i over len len met rorden de hebben -dat hebt u gezien in de rapporten, in het rapport van het M.K.B. zowel als dat van de winkelkring- over de problematiek van elkaar. Dat geeft natuurlijk toch wel positieve richtlijnen weer en ik denk dat we daar in de toekomst heel wat aan zullen hebben. Mevrouw Stekelenburg zei dat dacht ik terecht, zij noemt het een consensus, maar in ieder geval komen daar richtlijnen uit voort waar we dankbaar voor moeten zijn dat we dat perspectief hebben voor de toekomst. Dat voor wat betreft die project organisatie, dat efficiënte overleg dat wij gaan houden en dat we ook in ons raadsvoorstel noemen. Nu zou ik natuurlijk vanuit de winkeloptiek een geweldig verhaal kunnen houden om u over te halen toch nog akkoord te gaan met het collegevoorstel. Maar, geachte raadsleden, dat lukt mij zelfs niet. Ik geloof dat ik dat niet haal. Dus ik wil het kort houden. Wel wil ik nog zeggen dat ons beleid was zoals in het voorstel ook nog eens een keer is vastgelegd, gebaseerd op drie pijlers. Continuering van het beleid dat wij hadden, daar sta ik nog achter en ik geef u dus geen knipoog. Ik moet constateren dat de nieuwe informatie van het M.K.B. en van de winkelkring ons inderdaad geen aanleiding geeft met betrekking tot dit plan, echter, los gedacht van de invulling. De winkeliers zeggen: plan akkoord, invullen niet door Albert Heijn. De derde pijler is de morele plicht waar door enkelen van u ook op is gewezen. We hebben natuurlijk al jarenlang overleg gehad. We hebben ze aangespoord tot bepaalde zaken, ook schriftelijk. Daar is ook én door Albert Heijn én door anderen op gewezen. Wij hebben daar natuurlijk toch in zekere mate ons in verbonden om ons sterk te zullen maken om daar wat te realiseren. Heer POTHUIZEN (D66)Voorzitter, ik neem aan dat de heer Menne over een morele plicht van het college praat en niet over een morele plicht van deze raad Wethouder MENNE: U hebt wel gesproken. Zo is het, ja. Heer POTHUIZEN (D66)Nee, niet op deze manier. Er is vanuit deze raad op de manier waarop u morele verplichtingen stelt, geen aanwijzing te vinden. Ik wil dat verschil goed benadrukt zien. Wethouder MENNE: In de raad niet, nee. Ik heb dat bevestigd. Dus, met andere woorden: wij zullen dit voorstel aan u voorleggen en zien op welke wijze wij hier dan tot een uitslag komen. Ik ben zeer benieuwd. Heer VERHEUS (CDA): Voorzitter, dit is een unaniem collegevoorstel. Toch heb ik in de commissie, toen daarnaar werd gevraagd -ik dacht door de heer Krijger, maar dat weet ik niet zeker meer- begrepen dat een aantal leden van het college als lid van het college achter het voorstel staat, maar als het op stemmen aankomt als lid van de raad tegen zal stemmen. Is dat de trend voor de komende jaren, of is dat een incident? Dat zou ik graag willen weten. Ik heb de heer Menne horen zeggen: de Soester winkeliers die hebben in Soest nagedacht, met uitzondering van Soesterberg. Denken de winkeliers in Soesterberg niet na? ;gd dat >.ens woord :ht Wethouder MENNE: Ik heb dat expres willen zeggen, omdat het hier betrekking heeft op Soest. Heer WITTE (GGS)Ik zou de heer Verheus willen vragen, omdat ik heb gehoord dat er in het CDA een aantal raadsleden zijn die tegen zullen stemmen, of dat wat dat betreft ook de trend zal zijn voor de komende tijd.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1990 | | pagina 202