20 septenber 1990 - 13 - De heer Boerkoel heeft terecht gezegd: natuurlijk doen wij het op basis van het beleidsprogramma. Daar staan meer mooie woorden in en laten we nu eens -wat ik al eerder heb gezegd- van woorden daden maken. Natuurlijk, vol risico. Echter, het beleidsprogramma heeft het gezegd en wat wij natuurlijk in het verleden ook deden, maar misschien niet toekwamen aan elk der beloften, dit is een belofte die we toch zo goed mogelijk moeten trachten waar te maken. Ik stel mij inderdaad voor dat dat gebeurt, dat is een uitgangspunt, budgettair neutraal. Een tweede uitgangspunt is: één jaar ongeveer. Dat moeten we op ons nemen, dat het ook inderdaad zal worden gerealiseerd. Ik besef de druk en ik zal ook inderdaad, mevrouw Blommers, regelmatig in de commissie verslag doen. Dat hebben we eerder in de commissie al beloofd. De milieu-eisen, mevrouw Tomassen, van Howson onder andere. Het is natuurlijk meer, maar daar hebt u gelijk in, dat is zo. Echter, wij zijn wat dat betreft natuurlijk gebonden aan de hinderwetbepalingen. We zijn al in de toetsende sfeer bezig geweest. We hebben een werkgroep ingesteld, waarin vertegenwoordigd zijn economische zaken, grondzaken, milieu en ruimtelijke ordening. Dat is een werkgroep onder voorzitterschap van de directeur van sector I. U zult zeggen: ruimtelijke ordening, waar is dat nu voor nodig? Het is wel zo dat de bedrijven wat achter laten en daar moeten natuurlijk adequate oplossingen voor zijn. Dat moet ik dus ook met mijn collega-wethouders steeds in het college bespreken. Wij zullen ook zien, als we dit nu gaan ontwikkelen, dat we inderdaad met de verschillende disciplines die daarbij te pas komen, steeds overleggen. Dan heb ik gehoord dat de heer Pothuizen zei: het dienen van een hoger orde. Dat is in dit geval. Je moet afwegen en in dit geval staat het milieu centraal. Dat hebben wij op ons genomen, dus dan moeten we dat maar doen. We moeten daar wat offers voor brengen. Ik zeg u natuurlijk als uitgangspunt: budgettair neutraal, maar wij doen het allen met open ogen. Het is niet zo: goed, wethouder, wij gedogen het. Ik heb het zo geproefd van u dat u zegt: wij doen het allen met open ogen. En natuurlijk, een uwer heeft opgemerkt: als het niet lukt, als wij zien dat het niet lukt dat stoorders in de woonwijken toch eigenlijk niet willen, dat het niet lukt om welke reden dan ook, dan hebben wij natuurlijk een onroerend goed dat ook zonodig kan dienen voor huisvesting van niet-stoordersMaar zover is het nog lang niet. Wij doen ons uiterste best. Ik zal ook het marktmechanisme met betrekking tot de vraag van de stoorders -er zijn stoorders die graag in een bepaald gedeelte willen komen zitten en het kan zijn dat daar ook natuurlijk de nodige concurrentie uit voort komt- zorgvuldig toepassen en begeleiden. Wij zullen u van de verschillende stappen op de hoogte brengen. VOORZITTER: Dan is het woord aan wethouder Swinkels. Wethouder SWINKELSDank u wel, voorzitter, dan kom ik tenminste nog even aan het woord. Mevrouw Tomassen zou ik toch wel graag even nog meer tevreden stellen dan ze ongetwijfeld al is door de woorden van de heer Menne. Zij heeft in de raadscommissie milieu etc. eigenlijk de voorzitter -dat was ik toen- en de afdeling milieu lof toegezwaaid over de nota k.c.a. Dat is, voor degenen die dat niet zo precies weten, klein chemisch afval. Daarin staat exact geregeld hoe wij te werk gaan met bedrijven waarvan wij bang zijn of waarvan wij weten dat er chemische stoffen die onvriendelijk zijn voor het milieu in omgaan. Ik wou u daar even naar verwijzen. Dat geldt onverkort natuurlijk zeker voor die panden die nu vrijkomen om milieu-onvriendelijke bedrijven te verplaatsen. Daar zal het zeker ook het geval zijn. Verder kan ik u wijzen op de milieunotitie die wij pas geëvalueerd hebben, waarin ook het een en ander over de vergunningverlening staat over de bedrijven.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1990 | | pagina 222