22 oktober 1990
- 37 -
van elkaar niet weten wie nou wat gaat zeggen en waarover. Ik vind dat in
deze raadzaal zo nieuw, eigenlijk een onplezierige werkwijze. Ik heb het zo
opgeschreven: dat is een afbraak-respectproject voor belangstellende
burgers. Ik denk dat ik daarmee mijn verontwaardiging over het geheel heb
aangegeven.
Het tweede punt, de toon van -ik zeg het goed nu- wethouder SwinkelsIk
zal zometeen inhoudelijk daarop ingaan. Ik heb een tegenstrijdigheid, die
is niet partijgebonden, die is persoonlijk, die tegenstrijdigheid zit in de
hoffelijkheid, want het is een vrouw, die mag je wat meer laten zeggen of
reageer ik in de stijl van: wie kijkt hier het huiswerk na? Kijken wij hier
het huiswerk na van het college of kijkt het college het huiswerk van de
raadsleden na die zich moesten beperken per fractie -of je nu met zijn
zessen of met zijn tweeën of met zijn achten bent- tot 2000 woorden. Dan
zeg ik nu even erbij dat in die 2000 woorden een aantal zaken staan die je
actueel naar voren wilt brengen richting college, tevens ook taalgebruik
richting mensen die niet alle stukken hebben. Het college heeft alle
stukken erbij die voortbouwen of vooruitlopen op zaken in de begrotings-
krant en de algemene beschouwingen van ons. Daarbij moet betrokken worden
de beleidsdaden van de raad en van de fracties. Die samenhang van gegevens
geeft ook aan dat ik denk dat het goed is dat het college bij de evaluatie
even kijkt -en ook orde op zaken stelt- dat niet weer dingen gaan
voorvallen als vanavond bij mij verkeerd zijn gevallen.
Mijnheer de voorzitter, financiën. Laat ik de volgorde maar keurig
aanhouden. De heer Menne geeft aan: men wil regelmatig aan de reserves
knabbelen. Knabbel, knabbel, muisje, de WD slikt niet alles voor zoete
koek. Het is ook een dekking die het college aangeeft uit diezelfde
reserves. Want dan vraag ik nu toch of de wethouder die net keurig een
papier voor zich had, dat wij nu ook hebben gekregen door ingrijpen van de
voorzitter, waar nu plotseling iets vandaan komt in het navolgende rijtje?
Iedereen heeft het, hoewel, niet iedereen op de tribune. Daar staat heel
keurig, heel actueel, beleidsmatig de structuurvisie, het recreatie
beleidsplan -maar dat kon uit eigen kracht, hebben we begrepen- het
verkeersbeleidsplan -actueel-, milieubeleidsplan, landschapsbeleidsplan,
winkelbeleidsplan, voorlichtingsplan en dan ineens ertussendoor:
bestemmingsplan Landelijk Gebied. En geeneens voor zo'n klein bedrag: bijna
de helft van het geheel! Ik zou graag zometeen een toelichting willen
hebben, of misschien iets later, van: wat doet dit in dat rijtje nu thuis?
Daar wordt een behoorlijk deel van de reserves in een keer even gebruikt!
Herhalen: de WD slikt niet alles voor zoete koek.
Tegen hondenbelasting. Nee, mijnheer de voorzitter, dat hebben wij niet
gezegd. Er is een voorstel tot een verhoging van de hondenbelasting en wij
zeggen nee tegen dat voorstel. Dat voorstel wordt beargumenteerd die voor
de een tot de conclusie leidt: dat moeten we doen, zo'n hondenmepper! wij
zeggen: nee dat heeft geen zin. Je kunt wel iemand rond laten lopen of
rijden op de fiets of wat dan ook om te kijken of hij wat kan doen, maar ik
denk niet dat het daar in zit. Wij denken dat het structureler moet en daar
willen we best over praten. Dat lukt niet in die 2000 woorden, mijnheer de
voorzitter, dat lukt wel in de commissie die zich erover buigt. We zullen
er later op doorgaan.
Afvalstoffenheffing. Ik zal inhoudelijk reageren op twee collegeleden
tegelijk. De ene financieel, maar dat hangt toch samen met het inhoude
lijke. Niet alles is financieel, alleen wij praten over een begroting
waarin we datgene wat we willen ook onderbouwd moeten hebben. We hebben
geleerd met een telefoonboek, zoals dat heet, te kiezen wat wij vinden. Dat
is beleid en de dekking wordt dan gelijk daarbij aangegeven. Elf maanden
geleden werd in de raad een voorstel behandeld teneinde te komen tot het
gescheiden inzamelen van g.f.t.-afval waarbij -ik citeer niet mezelf, maar