24 oktober 1990
- 43 -
Hoewel dat in het begrotingshoofdstuk 6 zit, valt het toch duidelijk onder
het welzijnsplan en wilde ik het graag nu aan de orde stellen. Het antwoord
op onze uitgebreide discussie in de commissie lag vanmiddag schriftelijk
voor ons. De enige eerdere schriftelijke reactie die we hebben gehad was
dat er werd gezegd van de kant van het college dat de discussie in de raad
zou worden afgewacht. Ik moet zeggen dat me dat zeer heeft teleurgesteld.
Als vijf partijen in een commissievergadering, te weten PvdA, Progressief
Soest, Gemeentebelangen Groen Soest, D66 en de WD -toch een niet
onaanzienlijke meerderheid in deze raad- een aantal voorstellen doen over
kinderopvang, dan hadden wij verwacht dat u daar uitgebreid op zou ingaan
in uw schriftelijke beantwoording. Maar vol vertrouwen als wij zijn,
dachten wijdan komt het misschien wel bij de mondelinge beantwoording
hier in de raad. Weer niks! Vandaag liggen er een aantal cijfers. Geen
inhoudelijke uitspraak, alleen een aantal cijfers. Voorzitter, dat dwingt
ons tot een motie. Ik heb dan ook de eer om namens de eerder genoemde
partijen een motie in te dienen aangaande de openstelling van peuterspeel
zalen en de daarbij behorende overhead in samenhang gezien met de
kinderdagopvang. Ik verwacht hier vanavond eigenlijk geen discussie meer
over. Wat ik van u verwacht is dat u, zoals wij vragen, ervoor zorg zult
dragen dat met ingang van 1 januari 1991 een beter gebruik van de bestaande
voorzieningen mogelijk wordt gemaakt, zoals de beleidsvoornemens 16a, 18a
en 19a vermelden in het telefoonboek, en dat de situatie in Soesterberg en
op de Eng hier nadrukkelijk bij wordt betrokken. Wij vinden het
verschrikkelijk jammer dat als er met zo'n grote meerderheid een al zo lang
geleden ingezet beleid uitgevoerd moet worden, dat we dan vandaag moeten
overgaan tot een motie. Maar helaas, het is niet anders. Hij is hierbij
ingediend
Als tweede punt wil ik komen op de financiële consequenties die het gevolg
zijn van deze motie, die door vijf partijen wordt ingediend. Deze partijen
hebben elk op hun eigen wijze ruimte gezocht in de begroting. Ik zal mij nu
dus beperken tot de wijze waarop de WD de benodigde middelen ter
beschikking wil stellen. Wij hebben geconstateerd dat er voor de oudere
jeugd, zeg vanaf 13, een bedrag van ruim een half miljoen op de begroting
staat, waarvan een bedrag van 183.000,- voor de Molensoos. Dat bedrag is
lang niet opgemaakt, daar blijft een heleboel van over. Wij denken dat het
goed is als het bedrag dat over isomdat er niets mee gedaan is bij de
Molensoos, gebruikt gaat worden voor eenmalige zaken. Wij verwachten dan
wel dat het budget -als we dat tenminste vanavond goed willen keuren- voor
de Molensoos gebruikt gaat worden voor voorzieningen voor de oudere jeugd,
niet alleen in Soest, maar ook in Soesterberg. Ik zeg dit zo dreigend omdat
wij het een schandaal vinden dat er een half miljoen ligt voor een
voorziening waar op het ogenblik maar weinig kinderen gebruik van kunnen
maken, en aan de andere kant dat we nu weer moeten gaan zoeken en moeten
knibbelen voor financiële mogelijkheden voor een instelling waarbij de
noodzaak allang is aangetoond, waar een heleboel kinderen gebruik van
zouden kunnen maken als u hier wat sneller op had gereageerd en er een
hogere prioriteit aan had gegeven. Wat stellen wij concreet voor als
dekking voor de peuterspeelzalen? De gelden van de soos Soesterberg. Die
willen wij afgeraamd zien als middel tot dekking van een voorziening in
Soesterberg, want wij vinden dat er voor een half miljoen ook activiteiten
in Soesterberg kunnen worden georganiseerd. Daar hoeft niet nog eens apart
30.000,- voor te worden gereserveerd. Daarnaast geven wij -want we weten
ook wel wat het kost wat we vragen- u in overweging om de Joannesparochie
niet uit te kopen. Dat scheelt 50.000,- structureel. Gebruikt u dat maar
voor deze kindervoorzieningen. Als we ervan uitgaan dat de Molensoos en
Jeugdzorg samen zorgen voor de voorzieningen voor de oudere jeugd, willen
wij nog tot de voorjaarsnota de tijd geven om een concreet plan te maken.