20 december 1990
- 3 -
Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF): Voorzitter, een enkele opmerking. Het krediet
van 450.000,= waar net over gesproken is, principieel ben ik het ermee
eens dat het eigenlijk niet zou moeten. Alleen, ik ondersteun het toch
omdat het in de praktijk toch nodig zal zijn en het uiteindelijk een
vestzak-broekzak effect zal worden.
Een andere vraag betreft een kwestie waar in de commissie wat langer over
gesproken is, dat is het nog beschikbaar zijn op 16 oktober 1990 van 27
miljoen. Daar is een forse discussie aan gewijd hoe we daar principieel mee
om moeten gaan, met het rente-effect daarvan. Daar is niet op zichzelf een
harde toezegging gedaan dat dat toch nog nader bestudeerd zal worden of we
op de huidige wijze doorgaan door dat gewoon te laten liggen, door dat
effect niet te benoemen, of dat we inderdaad als raad daar een duidelijke
beslissing over nemen dat we dat in het vervolg gaan benoemen en wat we er
precies mee gaan doen, met het rente-effect door het feit dat we een deel
nog niet besteden en wat dan overgaat naar komende jaren. Zou u daarover
een toezegging kunnen doen dat we dat op zijn minst op zo'n manier
bestuderen met feiten erbij dat we daar als raad een beslissing over kunnen
nemen en het niet aan het lot overlaten?
Wethouder VISSER: Voorzitter, het kan niet waar zijn dat wij straks met het
plan Landelijk Gebied dezelfde kant opgaan als met de herziening van dat
plan gebeurd isWij kunnen het ons niet veroorloven om straks weer met een
slecht bestemmingsplan te komen. Het is ook niet zo natuurlijk dat die
450.000,= helemaal uitgegeven moet worden. Het feit dat ik nu de offerte
van bureau Zandvoort al tot de helft heb teruggebracht bewijst dat we zo
zorgvuldig mogelijk met het geld omgaan. Deze offerte zal de volgende maand
in de commissie komen en dan zullen we hier uitgebreid bij ruimtelijke
ordening praten over het nut van wat we van plan zijn. Het is gewoon van
belang dat wij straks een nieuw bestemmingsplan gaan maken dat niet -zoals
de heer Witte zegt- ergens een onderdeeltje is van de structuurvisie, want
zo wordt een bestemmingsplan niet gemaakt. Dit bedrag staat er voor alle
zekerheid. De heer Meilof heeft het gezegd, je moet dat toch beschouwen als
een bedrag dat inderdaad misschien niet helemaal de kosten dekt, maar dat
toch nodig is als je werkelijk een goed bestemmingsplan wilt maken. En daar
zijn we van overtuigd, dat dat er moet komen. Het buitengebied is een van
de belangrijkste gebieden in Soest. Als elke partij zijn mond vol heeft
over dat buitengebied met zijn bossen, zijn duinen, zijn polders en alle
recreatiegebieden en boerderijen die erin liggen, dan moet dat een goed
plan worden. Dan is het milieu gewaarborgd, dan is het landschap
gewaarborgd, dén zijn die elementen van Soest behouden waar we allemaal
voor staan. Dus ik pleit er zeer voor, voorzitter, om toch aan dit bedrag
vast te houden. Maar wij zeggen toe dat we met het geld zeer zorgvuldig
zullen omgaan.
Wethouder SWINKELSVoorzitter, de heer Lokker heeft gevraagd naar een zaak
die hem nog niet zo duidelijk was. Ik meen in de commissie financiën
gesteld, die vraag, voordat die hier kwam. Ik kan u zeggen, mijnheer
Lokker, dat er een voorstel tot besteding van het restant krediet gft in de
maak is en dat het antwoord wordt voorbereid. Het wordt dan in de commissie
milieu besproken.
Wethouder MENNE: Voorzitter, op het gebied van de werkgelegenheid heeft
mevrouw Blommers gevraagd hoe het toch zit, is dit de methode? Het gaat
hier inderdaad om min of meer toevallig incidenteel geld, 110.000,=. Het
aantal projecten is zeven en afhankelijk van het slagen, geheel of
gedeeltelijk, zullen wij al of niet -dat zal aan de raad zijn- besluiten