12 april 1990
- 18 -
dat je dat moet honoreren. Daarom steun ik het voorstel van de porte
feuillehouder
Heer POTHUIZEN: Voorzitter, het is zoals de heer Beijen zegt duidelijk dat
zelfs bij gelijklopende of nagenoeg gelijklopende procedures van
bestemmingsplannen -en zelfs dit is niet eens een klein bestemmingsplan-
het in het ene geval wat gelukkiger zal lopen dan in het andere geval. Wij
moeten constateren dat bij de behandeling van dit ontwerp-bestemmingsplan,
hoewel het ons ook niet gemakkelijk is gemaakt met een aantal achtereen
volgende versies die je naast elkaar moest leggen om de verschillen
ertussen te vinden, zeer constructief is gewerkt aan de bezwaarden en zeer
constructief is gewerkt met de commissie-adviezen. Wij zijn dan ook bereid
om met dit bestemmingsplan in deze vorm in te stemmen. Wel is het zo dat
wij met de heer Visser en met de heer Beijen van mening zijn dat daar waar
wij met betrekking tot het bezwaarschrift 5 een advies hebben gegeven, het
het college zou passen dat advies ook op te volgen.
Mevrouw STEKELENBURG: Voorzitter, het plan dat thans voor ons ligt heeft
onze instemming op twee punten na. In de commissie ruimtelijke ordening
heeft de meerderheid van deze raad u geadviseerd de aanvraag van de heer De
Bree te honoreren. Ondanks dit advies houdt u voet bij stuk en stelt u dat
er een niet-consistent beleid gevoerd wordt als er wel medewerking verleend
wordt. Uw mening delen wij niet. Naar onze mening betekent het bouwen van
een klein woonhuis achter in de zogenaamd karakteristieke tuin geen aan
tasting van het geheel. Wij handhaven op dit punt onze mening.
Ten aanzien van de intensieve veehouderij stellen wij voor over te gaan tot
een actief milieubeleid. Wij zijn blij dat u met ons van mening bent dat de
aangegeven bouwmogelijkheden gehandhaafd moeten blijven. De verwachtingen
die zijn gewekt, worden op deze wijze omgezet in een stukje rechtszekerheid
waar naar onze mening de burgers recht op hebben.
Ten aanzien van het bedrijf v.d. Dijsel. De PvdA vindt dat uw voorstel om
het gehele perceel een bestemming "bedrijf" te geven op zijn minst de
verwachting wekt dat na indiening van een concreet bouwplan medewerking zal
worden verleend. Immers, het heeft toch geen zin om een bedrijfsbestemming
als een dode letter op papier te zetten? De PvdA is van mening dat het
bedrijf daar niet weg hoeft, maar bij expansie er gekeken moet worden naar
verplaatsing. Wij zijn bereid daar positief aan mee te werken, temeer daar
het bedrijf een goede bijdrage levert aan de werkgelegenheid in Soest.
Daarnaast houden wij ons voor dat het milieu aan die zijde van de Lange
Brinkweg ook prioriteit behoeft.
Wethouder PLOMP: Voorzitter, de diverse fracties nalopend, constateer ik
dat de fractie van het CDA het een aanvaardbaar bestemmingsplan vindt,
temeer daar in 12 van de 15 gevallen tegemoet is gekomen aan de wensen van
de bewoners. Enige kritiek wordt geuit met betrekking tot het feit dat de
portefeuillehouder afwijkt van het standpunt van de rest van het college.
Ik constateer dat je het ook nooit goed doet. De ene keer krijg je kritiek
omdat je als portefeuillehouder afwijkt van het standpunt van de commissie
en het andere ogenblik krijg je kritiek omdat je afwijkt van het standpunt
van de rest van het college. De vraag is: wie wijkt nu af van welk
standpunt? Ik ben van mening -en ik ben blij dat meerdere fracties dat
hebben meegedeeld, het is ook in de commissie gevraagd- dat als er door het
college een advies wordt voorgelegd aan een commissie, het voor de hand
ligt dat in ieder geval daar in het college rekening mee wordt gehouden.
Dat is ook gevraagd in de commissie. Als ik dan een standpunt inneem dat
overeenkomt met het meerderheidsadvies van de commissie, meerdere fracties
hebben het daarover gehad, dan denk ik dat een portefeuillehouder daartoe