20 juni 1991
- 6 -
op het overzicht van huisvesting, zojuist genoemd, in 1989. Ten tweede: de
opneming in het plan van scholen begin 1990. Ten derde: de beschikbaar
stelling van een krediet voor de nieuwbouw in december 1990. Op grcrd van
die besluiten, door deze gemeenteraad gencmen en door de vorige, heeft het
Van der Hucht scholenbestuur van het ministerie een begunstigende
beschikking gekregen cm de school te starten. Daarna, na al die
voorafgaande besluiten, is er nog een besluit tot grondverkoop gencmen door
deze raad. Daardoor heeft de raad eigenlijk het standpunt ingencmen dat
legaal gencmen besluiten uit het verleden niet teruggedraaid konden en
mochten warden. Het is dan ook onjuist te spreken van onvolledige
informatie of van gedwongen en onzorgvuldig gencmen besluiten.
Vraag 4: Bent u, alles overwegende, het met onze fractie eens dat er
veel geld, namelijk 1,2 miljoen, van burgers over de balk wordt
gesmeten en schaarse Soester grond wordt verbruikt?
Voorzitter, bij de stukken ter inzage gelegd bij de grondverkoop ten
behoeve van de derde Van der Huchtschool heeft een bijna woordelijk verslag
gelegen van het bezoek van twee wethouders aan het ministerie van onderwijs
en wetenschappen. Daaruit blijkt duidelijk dat het ministerie niet
eenzijdig cp het gencmen besluit tot goedkeuring voor de bouw van die
school kon en wilde terugkonen. Het schoolbestuur ontleent aan dat besluit
rechten. Realisering van die rechten die het bestuur cp grond van de Wet
cp het basisonderwijs krijgt, kan moeilijk als geld over de balk gooien
worden aangemerkt. Er zijn bovendien voldoende andere instituten die van
het vrijkomende gebouw maar al te graag gebruik willen maken.
Vraag 5: Bent u, dit alles wetend, bereid cm alsnog met het ministerie
de discussie over de bouw van de derde Van der Huchtschool te
herepenen, mede gezien de bouwstcp waarover door het ministerie en de
staatssecretaris gesproken wordt? Zo ja, op welke termijn? Zo nee,
welke argumenten voert u daarvoor aan?
Gedoeld wordt hier cp het rapport Wallage. Het antwoord op vraag 5 luidt
dat er voor mij geen enkele aanleiding bestaat de discussie met het
ministerie over de derde Van der Huchtschool te herepenen, te meer daar uit
het gesprek dat de beide wethouders in Zoetermeer hebben gevoerd duidelijk
blijkt dat de schaalvergroting daar reeds aan de orde is geweest. Het heeft
uitsluitend zin terug te gaan naar de minister als het bestuur van de Van
der Huchtschool daaraan zou willen meewerken. Dat is niet het geval. Vanaf
het begin heeft de Van der Huchtschool geopteerd voor een school in Klein
Engendaal, mede met het oog op de situering van de beide andere scholen.
Het feit dat de Zonnedauw op 1 augustus 1991 dicht gaat in plaats van de
veronderstelde 1 augustus 1992, doet daaraan niets af. Het schoolbestuur
heeft zwart cp wit de bouw van een nieuwe school in handen. Aan dat recht,
ontleend aan de wet en aan de grondwet, kan en wil ik niet tornen.
Mevrouw STEKTE.TNBURG (PvdA)Voorzitter, dank u wel voor de antwoorden. Ik
wil daar toch even op ingaan. Bij vraag 1 sprak de wethouder over het feit
of er scholen beschikbaar waren. Cp dat mement was dat niet het geval, maar
wij wisten op dat moment al wel dat het heel slecht ging met de Zonnedauw.
Het ministerie, degene die ik daar gesproken heb, zegt: het is
gebruikelijk, het is bestuurlijk gebruikelijk en netjes cm dat ook minstens
te melden als je aan voelt komen dat er leegstand op termijn dreigt. Uit
een verslag van de ambtenaren van onze eigen afdeling -dat verslag is van
20 maart 1990- citeer ik: "Uit mini-prognose van de afdeling onderwijs is
destijds gebleken dat uit de schoolwijk rond zes buitenlandse leerlingen
per schooljaar kunnen werden verwacht. Dit aantal is onvoldoende cm een
reële stijging van het aantal leerlingen te kunnen verwachten." Uit
datzelfde verslag is het eindvoorstel; "Uit het voorstaande zal duidelijk
zijn dat ik in dit stadium geen mogelijkheden meer zie voor verdere