11 juli 1991
- 6 -
omdat wij uw reactie op de commissie-adviezen over dit punt gemist
hebben en wij het voor alle betrokkenen noodzakelijk achten een
duidelijke werkwijze en een duidelijk tijdpad vast te leggen, verzoeken
wij u middels deze brief een uitspraak hieromtrent te doen in de
raadsvergadering van heden, 11 juli 1991.
Namens de fracties van CDA, WD, PvdA en D66.
Voorzitter, wij betreuren het met elkaar dat we op deze manier in deze
laatste raad deze vragen hebben moeten stellen, maar er rest ons niets
anders
Wethouder VISSER: Voorzitter, ik betreur het dat de vragenstellers uitgaan
van kwader trouw, met termen als "overvallen" en "tot uitspraken verleiden"
en "voorstellen". Het was helemaal niet zo. Dat heb ik tijdens die
commissievergadering ook uitgelegd. Ik ben blij dat drie partijen deze
vragen dan ook niet hebben ondertekend. Het antwoord luidt als volgt:
Wij kunnen niet op voorhand garanderen dat wij met een voorstel zullen
komen waarin alle partijen zich zullen kunnen vinden. Besturen is niet
zelden een keuze maken uit tegengestelde belangen en/of opvattingen. Wij
willen wel toezeggen dat wij na overleg met alle betrokkenen een voorstel
aan u zullen voorleggen waarin alle relevante factoren voor de afweging
zullen worden belicht en de opvattingen en argumenten van alle betrokkenen
ook duidelijk zullen zijn verwoord.
Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Voorzitter, in de vraag die wij gesteld hebben
en in het verhaal, hebben wij gevraagd: in overleg. Ik hoor de wethouder nu
zeggen: na overleg. Ik denk dat daar een wezenlijk verschil in zit. Wat wij
heel nadrukkelijk bedoeld hebben -en zo hebben we het ook in de commissie
opgemerkt- gebruik deze zes weken om met elkaar aan de tafel te gaan
zitten, kijk of de partijen zoals genoemd in het verhaal, met elkaar -ze
zijn daar best volwassen genoeg voor- tot een oplossing kunnen komen die
voor ons dan de mogelijkheid geeft om een politieke mening daarover te
geven. Dus niet nó overleg, mijnheer Visser, maar in overleg. En in overleg
betekent gewoon: ambtenaren praten met burgers en zij zijn echt in staat,
als de ambtenaren daar een voorzetje in geven, om ook de punten zoals
genoemd: volkshuisvestelijkeverkeerskundige, ruimtelijke en financiële
kanten, te behandelen. Als ze daar geen verstand van hebben zijn ze ook
volwassen genoeg om dat aan u te melden. Met andere woorden: niet nó
overleg, maar eens een andere werkwijze proberen, misschien eens een
manier waar we dan af zijn van de inspraak die vaak alleen maar resulteert
in een soort kritiek. Ik denk dat deze mensen dat echt met elkaar kunnen.
Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF): Voorzitter, ik wil hier toch ook graag op
reageren, omdat ik meen dat toch het omgekeerde waar is van wat er nu
gesuggereerd wordt vanuit de raad, vanuit de PvdA-zijde en dus denk ik toch
ook van de partijen die dit ondertekenden. B&W zouden trachten ons te
forceren tot een besluit. De raad heeft op grond van een eerdere
stellingname van B&W een bestemmingsplan dat voorlag, heeft het ons een
besluit helpen nemen. We hebben een besluit genomen over deze zaak, dat
ligt vast. Bij B&W is gehoord dat bepaalde partijen toch niet zo gelukkig
zijn met deze zaken. We hebben tegenwoordig een B&W dat zeer alert is,
kennelijk en dat zelfs op dit soort signalen afgaat en zegt: oké, als u dit
soort signalen laat horen, dan willen we er nog wel een keer over praten
met elkaar. Er is helemaal geen aanleiding toe, maar goed, twee partijen
hebben daar wat geluiden laten horen, we willen er wel een keer over
praten. Dan heet dat opeens een overval, als B&W dat voorstelt. Dus het
omgekeerde is waar. Ik vind het alleen triest dat we nu in een fase zijn
dat de besluitvorming die er ligt, die bijvoorbeeld voor de heer Westeneng