21 februari 1991 - 18 - meegewogen. Ik het al gezegd -dat werd mij min of meer door de heer Boerkoel verweten- dat ik het niet zo nieuw vind, omdat die monumentenlijst natuurlijk nog niet is vastgesteld. Ik vind het prematuur om die hierbij te betrekken. Nu denk ik dat de volgorde zo zou moeten zijn -de heer Van Loon wijst er eigenlijk ook al op- dat wij als beroepschriftencommissie toch eerst een advies willen hebben of B&W in deze situatie mede van mening zijn dat er nieuwe argumenten op tafel zijn gekomen waardoor de zaak weer helemaal terug zou moeten naar B&W, of dat alle beroepschriften die op dit gebied betrekking hebben -dat zou de andere kant van de medaille zijn- weer terug verwezen zouden moeten worden naar de beroepschriftencommissie om dit nieuwe element mee te betrekken. Ik wacht dus voorlopig eerst even uw reactie af. VOORZITTER: Misschien is het goed dat u even een korte reactie van wethouder Visser krijgt over de kwestie van de monumentenlijst. Voordat u uw afweging maakt, is het goed dat u dat weet, denk ik. Wethouder VISSER: Voorzitter, de inspreker beroept zich op de inventarisatie en dat die niet ter kennis was gebracht aan de commissie. Wat is een inventarisatie? Een inventarisatie is gewoon het op een rijtje zetten van feiten die ik wil niet zeggen al eeuwen bekend zijn, maar in dit geval toch al tientallen jaren bekend zijn. Dat daar een grot is geweest met een heremiet en dat barones Van Rozenburg of hoe ze dan ook heet dat allemaal destijds in haar bezit had. Kortom, de hele historie en de cultuurhistorische waarde waren bekend, ook bij degene die bij de beroepschriftencommissie dit moest verdedigen. Hij had deze feiten gewoon daar te berde kunnen brengen. Ik neem het dus degene die mevrouw Raatjes verdedigd heeft kwalijk dat hij die feiten niet voor de commissie op tafel heeft gelegd. Dat kun je dan de commissie niet verwijten! Later zijn inderdaad al die dingen in het grote groene boek op een rijtje gezet. Dat is een inventarisatie. Maar daar moet je dan niet mee gaan wapperen en net doen alsof het nieuwe feiten zijn. Want dat is natuurlijk niet zo. Die feiten zijn in Soest alom bekend. Dat daar én de commissie én de verdediger van mevrouw Raatjes geen aandacht aan hebben besteed, dat kun je verder niemand verwijten. Ik denk, voorzitter, dat dit wat we vanavond gehoord hebben, beslist geen nieuwe feiten zijn en dat we gewoon een beslissing moeten nemen. VOORZITTER: Het gaat nu even om het ordevoorstel: gaan wij door vanavond zoals het op de agenda staat of houden we het aan zodat de commissie voor de beroepschriften dus opnieuw bijeen komt, al dan niet nog met nadere aanvulling vanuit het college, waarna het in de volgende raad weer terug komt? Het is eigenlijk een ordevoorstel, dus ik ga eerst de fractie voorzitters langs. Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF): Voorzitter, ik vind de informatie zoals de wethouder die op dit moment geeft, niet zuiver. Het gaat niet erom of iets bekend had kunnen zijn. Het gaat er simpelweg om dat er een meetmechanisme is toegepast en dat hier termen zijn gebruikt in de aard van produktiebos en bos ten behoeve van het behoud enz. Dat is gewoon niet waar, terwijl het een reëel argument is geweest om tot een bepaalde afwijzing te komen. Dat betekent dat dus de beroepschriftencommissie dat zo gehanteerd heeft. Wij hebben hier een traditie om zaken die door de beroepschriftencommissie ons voorgehouden worden niet te zwaar meer te wegen, anders hadden we geen beroepschriftencommissie. Als wij dit moeten gaan beoordelen, dan gaan we het opnieuw beoordelen en dan krijgen we een hele vreemde vorm van subjectivisme, want dan gaan we naar een vorm van willekeur kijken van:

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1991 | | pagina 25