21 mei 1992 - 20 29. Voorstel van de Commissie voor de beroepschriften tot het gegrond verklaren van het beroepschrift van de Stichting "Vrienden van het vliegdorp" tegen de weigering van een subsidie voor het jaar 1992. VOORZITTER: Wenst iemand het woord? Heer KRIJGER (WD)Tenzij iemand van de commissie eerst nog wil adviseren? VOORZITTER: Wenst iemand van de commissie het woord? Heer VERHEUS (CDA)Voorzitter, ik denk dat het voorstel zoals het hier ligt, door de overgrote meerderheid van de commissie wordt gedragen. Zoals u kunt zien heeft één lid van de commissie gemeend een afwijkend standpunt in te moeten nemen. Ik wil eerst wel even afwachten wat de heer Krijger ter sprake brengtWij staan achter het voorstel op dit moment Heer KRIJGER (WD)Mijnheer de voorzitter, wij hebben als raad een commissie benoemd, de commissie voor de beroepschriften, die namens de raad beroepschriften behandelt. Mijn ervaring is dat die commissie zeer zorgvuldig te werk gaat, maar die wordt hiertoe voor een belangrijk deel in de gelegenheid gesteld door ambtelijke ondersteuning. Als men een oordeel gaat uitspreken, c.q. voorbereiden aan de raad, dan wordt dit heel zorgvuldig geformuleerd, gebaseerd op juiste, volledige informatie. Ik vind het dan ook triest, niet ten aanzien van de commissie, maar ten aanzien van het toch niet helemaal voldaan hebben aan de verplichting om die commissie volledig te informeren, dat de commissie op grond van onvolledige informatie tot een oordeel heeft moeten komen. Als we kijken naar wat men heeft gekregen, dan is dat voor een deel misschien wel uit het huiswerk, het archief van de raadsleden in de commissie zelf te danken dat men tot een zekere constructie kan komen van een zaak van tien jaar terug. Maar binnen dit huis moet ook het complete verhaal zijn. Ik heb teruggekeken in mijn eigen archief. In het begin van mijn raadsperiode, dat was in 1982, heb ik heel veel bewaard. Nu niet zoveel meer, maar uit die tijd heb ik nog wat dingen kunnen terugvinden. Niet voldoende om een volledige reconstructie te kunnen maken van wat toen gebeurd is, maar wat er nu op tafel ligt als advies van de commissie, gebaseerd op de informatie die ze hadden is het een correct voorstel, maar de informatie is volstrekt ontoereikend geweest. Ik denk dat we nu daarom, omdat waar dan ook iemand -of in het college of wie dan ook- in gebreke is gebleven om de commissie in staat te stellen tot een zorgvuldige afweging te komen, een aanname doen op zaken die pertinent onjuist zijn. Ik heb iets van twaalf tot vijftien brieven, misschien zijn het er wel twintig. Die geven aan dat de uitgangspositie dat als je het de een geeft, de ander het ook moet krijgen, niet juist is. Dat is de kern van het verhaal en daarom zou ik eigenlijk willen voorstellen, gezien het respect dat mijn fractie heeft voor de commissie in het algemeen en ook voor de leden daarin, dat men de gelegenheid krijgt om die niet-nieuwe, maar ontbrekende informatie te betrekken bij een nieuw advies aan deze raad. VOORZITTER: Het lijkt mij inderdaad juist voor een zuivere, eerlijke procesgang dat u als raad dit voorstel aanhoudt, zodat wij alles nog een keer kunnen bekijken en de commissie in de gelegenheid wordt gesteld tot een nieuw advies te komen. Kunt u daarmee instemmen? Het voorstel (RV 92-63) wordt aangehouden. 30. Voorstel van de Commissie voor de beroepschriften tot net ongegrond verklaren van het beroepschrift tegen de weigering van een aanlegvergunning voor de uitbreiding van het bungalowterrein op het perceel Birkstraat 118b. VOORZITTER: Wenst iemand van de commissie het woord? Heer VERHEUS (CDA)Nee, dank u voorzitter. Heer VAN DEN BREEMER (CDA) Voorzitter, wij willen een opmerking maken over een deel van het advies van de commissie. Dat beslaat de laatste alinea v: het advies, waarin de commissie de appellant adviseert bij het nieuw op te

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1992 | | pagina 149