9 juli 1992
- 44
commissie zo snel mogelijk tot een concreet activiteiten-jaarplan zal kunnen
komen
Heer BOERKOEL (PvdA)Eens, mijnheer de voorzitter, met uw voorstel, op één
kanttekening na, dat is bij de brief van 3-7-1992, waarin u de commissie
adviezen nog even behandelt. Daar staat in: "Op grond van de discussie in de
commissie welzijn c.a. zou voor artikel 7 de volgende constructie kunnen
worden voorgestaan: Daar zijn wij voor. U als college zegt daar echter
van: "Wij stellen dit overigens niet voor." Nog steeds zou ik dat voorstel
willen handhaven om die twee taken uit elkaar te trekken en de commissie
minderheden een onafhankelijke secretariële ondersteuning te geven. Dus, wij
zijn het niet met u eens op dat ene punt.
Mevrouw TOMASSEN (PS)Voorzitter, ik kan mij daarbij aansluiten. Zoals het
stuk nu voor ons ligt, spreken we ons duidelijk uit dat over twee jaar de
commissie, als zij dat wil, kan aangeven dat er dan Nederlanders in de
commissie minderheden actief kunnen blijven meewerken. Wij denken namelijk
dat ze dat zeker nog nodig zullen hebben. Wij zijn ook voor de scheiding van
het inhoudelijk en uitvoerend secretariaatswerk.
Mevrouw VAN ECK (D66)Wij zijn, gezien het wantrouwen dat er nu heerst, niet
voor het voorstel zoals het er nu ligt. Wij denken dat als er in deze
verordening erop aangedrongen wordt dat ze dat moeten volgen, dat het dan nog
erger wordt, dat er dan geen samenwerking meer mogelijk is. Wij vinden dat er
nu zo doorgewerkt moet worden en in 1994 gewoon bezien of er dan mogelijk
heden zijn. In de tussentijd zou een opbouwwerker de allochtonen moeten
ondersteunen en ze wegwijs maken en zo klaarmaken voor meer zelfstandigheid.
Wethouder KINGMA: Een reactie op de opmerkingen van de heer Krol: een
toezegging zoals hij bedoelt, kan denk ik moeilijk gedaan worden, want het
voorstel zoals het er nu ligt, is eigenlijk een parallel met de commissie
ouderenbeleid en zegt: aan de ene kant vertegenwoordiging uit de groeperingen
waar het om gaat en aan de andere kant de mensen die dusdanige deskundigheid
hebben dat zij op basis daarvan een goede bijdrage kunnen leveren aan het
werk in de commissie minderheden. Dat kunnen mensen uit de betrokken
groepering zijn, maar dat hoeft niet. Dus dat is louter op basis van
onafhankelijkheid en deskundigheid. Wat de heer Krol vraagt is iets strikter
en valt in dat opzicht ook niet toe te zeggen.
Verder geldt dat als de raad in wezen deze verordening mocht verwerpen,
gewoon de bestaande verordening blijft gelden.
VOORZITTER: Kan de raad met het collegevoorstel instemmen?
Heer KROL (CDA) Met de aantekening, mijnheer de voorzitter, dat we het
jammer vinden om het te moeten doen, maar ik denk dat je op een gegeven
moment als politiek ook de taak hebt om te zeggen: gaan we niet te veel doen,
dat hebben we soms al te veel gedaan, dingen voor ons uitgeschoven. Laten we
vanavond heel duidelijk zeggen dat de CDA-fractie vindt dat je nu duidelijk
moet maken wanneer je het gerealiseerd wilt zien. We hebben al veel eerder
daarover gepraat. De problemen liggen voor een deel juist in de samen
stelling. Op dit moment zeggen we: we zijn tegen uw voorstel.
VOORZITTER: De CDA-fractie is tegen. Zijn de overige raadsleden voor? De WD
is tegen en D66 ook. Dan is het voorstel verworpen.
Het voorstel (RV 92-21) wordt zonder hoofdelijke stemming verworpen.
7. Voorstel tot het vaststellen van exploitatiegebieden ter uitvoering van de
Exploitatieverordening gemeente Soest 1991.
Heer VAN LOGTENSTEIN (CDA)Voorzitter, wij hebben geen moeite met het
voorstel, alleen willen wij nog wat verduidelijking ten aanzien van alinea 4,
de delegatie van toekomstige besluiten. Wij kunnen ons onmogelijk voorstellen
dat het college lukraak gebieden gaat aanwijzen die onder de exploitatie-
verordening zullen vallen. Daarom lijkt het ons logisch dat u enige vorm van
toetsing doet in een commissie. Het zijn natuurlijk logische zaken dat dat