12 oktober 1992
- 26
aanwezig is dat zich een ramp voordoet, waarvan aard, plaats en omvang bekend
is en van enige betekenis. Als aan één van die factoren niet wordt voldaan,
kun je geen rampenbestrijdingsplan opstellen. Met andere woorden, om even te
refereren aan de gebeurtenissen van de laatste week: daar heeft gewoon
gefunctioneerd het gewone rampenplan en niet het rampenbestrijdingsplan. In
de gemeente Soest zijn geen objecten die aan die voorwaarden voldoen. Dit
blijkt uit de lijst van het ministerie van binnenlandse zaken met bedrijven
die moeten beschikken over een rampenbestrijdingsplan. Overigens zal ik -dat
zeg ik nu toe- op 2 november in de commissie a.b.z. u een korte notitie geven
van de stand van zaken in onze gemeente betreffende de zaak van het
rampenplan, de deelplannen en de hele uitwerking, zodat u een volledig beeld
krijgt van de situatie op dit moment in onze gemeente.
Ik kom nog bij personeelszaken. De PvdA en het GPV/SGP/RPF hebben gesproken
over uren aan opleiding, hebt een overzicht gekregen, ze zijn in drie
onderdelen te splitsen. U vroeg met name naar de opleidingen die nuttig voor
de medewerkers zijn, waarbij een 75% vergoeding plaatsvindt. Het zijn
opleidingen die passen binnen het loopbaanplan van de betrokken medewerker.
Deze zijn ontstaan bij de reorganisatie van ons gemeentelijk apparaat en
hebben ten doel bij te dragen tot een bredere inzetbaarheid of doorgroei-
mogelijkheid van de medewerker. Ik gebruik maar even het woord "job-
rotation", om de mensen dus ook voor andere functies in onze organisatie mede
geschikt te maken, moet je ze soms een opleiding geven die dus meer omvat dan
wat ze thans doen.
Ik kom dan bij de slachtofferhulp. Ik denk dat ik daar kort over kan zijn. U
weet dat wij bezig zijn in Eemlandverband, conform een verzoek vanuit de
commissie a.b.z., om te komen tot een eenduidige verdeelsleutel. Dat overleg
is nog niet afgerond, zo gauw dat wel het geval is kom ik bij u terug.
Tenslotte nog twee opmerkingen. De vraag van mevrouw Tomassen over
kindplaatsen. Gepland waren acht a tien plaatsen, afhankelijk van de
behoefte. Bij realisatie uitbreiding kinderopvang, die oplevering was gepland
voor begin 1992, februari, maart en wordt nu 1 november, met ingang van die
datum hebben we negen kindplaatsen plus een optie voor volgend jaar, te weten
1 juli, voor nog een plaats.
De heer Meilof heeft gesproken over een hoger ethisch besef over wat goed is
en wat minder goed is. Ik denk dat wij uw betoog wat dat betreft kunnen
onderschrijven. We proberen dat ook te realiseren, ik noem even de tref
woorden: buurtpreventie, HALT-project, dat zijn zaken waarlangs we dat idee
onder andere kunnen realiseren.
Mevrouw BLOMMERS (WD)Voorzitter, ik zou graag antwoord hebben op mijn
vraag waarmee ik de vijf minuten ben begonnen, dat was waarom er minachting
was voor de burger. Ik heb een paar voorbeelden genoemd: het dierenasiel, de
ruzie van de wethouder economische zaken met de Soester Zakenkring, de
mededeling over de fusie, het optreden van de heer Schutzmann. Ik denk dat
als niemand van het college er in eerste instantie antwoord op heeft gegeven
dat zij dat aan u overlaten, als voorzitter van het college. Daarom heb ik
tot nog toe niks gezegd, maar ik wil wel een antwoord.
VOORZITTER: Neemt u mij niet kwalijk, ik had het niet als vraag begrepen, ik
heb het meer als kritiek op het college begrepen. Maar als u het als vraag
formuleert, wil ik er namens het college het volgende op antwoorden. De
kwestie Schutzmann, de vragen zijn hier in het openbaar gesteld en
beantwoord. Daar wil ik nu niet verder op ingaan.
Ten aanzien van het dierenasiel ligt de zaak als volgt. Wij'hebben regelmatig
en tijdig overleg gehad, laatstelijk nog op 15 september, met wethouder
Swinkels, ondergetekende en een delegatie van de dierenbescherming, het
dierenasiel. Toen is gezegd dat de voorzitter van het college graag bereid
was de officiële opening te verrichten, maar dat dan nog aan een aantal
punten, zoals door het college verwoord in een brief, moest zijn voldaan en
dat we daar graag voor de officiële datum een antwoord op zouden ontvangen.
Dat antwoord hebben we gekregen en het college was van oordeel dat dat in
onvoldoende mate tegemoet kwam aan de gemaakte afspraken. Toen stond ikzelf
voor de moeilijke keus wat te doen. Zou ik de officiële opening wel hebben
verricht -en daar was ik zeker toe geneigd- dan zou ik in de volgende B&W-
vergadering terecht door mijn mede collegeleden op de vingers kunnen worden
getikt van: voorzitter, wij voeren een collegiaal beleid, we hebben deze