14 oktober 1992
- 19
ouderen met een minimaal inkomen niet snel zullen doorstromen als
dat tot hogere woonlasten leidt,
de overtuiging bestaat dat overigens doorstroming niet door
verhuispremies bevorderd wordt, terwijl de regeling alleen daarvoor
bedoeld is,
besluit
het toekennen van verhuispremies ten behoeve van ouderen in het
kader van de stads- en dorpsvernieuwing af te schaffen, zodat de
Verordening Verhuis- en herinrichtingspremie ingetrokken kan worden,
het saldo van de sector 9 toe te voegen aan sector 8, de ouderen
huisvesting,
draagt het college op
het raadsvoorstel RV 92-135 dienovereenkomstig te wijzigen
en gaat over tot de orde van de dag.
Namens D66, Gré van Eek-van Veelen en Loet Jansen.
Heer JANSEN (D66)Ik wilde even toelichten dat waar we over hebben
gediscussieerd in de commissie waar met name de punten 2 en 3het wijzigen
van de verhuispremie en het wijzigen van de bepalingen voor het toekennen
daarvan aan ouderen in verband met de doorstroming, de opvatting van
wethouder Kingma was dat verhuispremies niet bijdragen aan de doorstroming.
De wijziging had tot doel om mensen met een lager inkomen in staat te stellen
om de verhuizing te doen. Het blijkt -dat is trouwens nog niet zo lang- dat
er een regeling bestaat die niet alleen voor ouderen is, maar die tot 20%
boven het minimum veel gunstiger verhuispremies nog geeft dan de regeling in
de stads- en dorpsvernieuwing. Alleen is daar de beperking dat de woonlasten
als gevolg van de verhuizing moeten dalen. Dat geldt in het algemeen voor
ouderen die willen verhuizen. Ik denk dus dat het overbodig is om nog weer
opnieuw een extra regeling voor mensen met een laag inkomen voor dat
verhuizen te doen. Dan is het voorstel dus eigenlijk om die premies in zijn
geheel af te schaffen, omdat ze niet aan het doel beantwoorden van
doorstroming. De mensen met een laag inkomen worden toch al en nog iets
royaler ook dan in de premieregeling stads- en dorpsvernieuwing, geholpen.
Dat is de bedoeling van het amendement.
VOORZITTER: Mag ik vragen, als u verder reageert als raad, of u meteen een
reactie op het amendement wilt geven?
Heer PLOMP (WD)Voorzitter, u vraagt ons om ons advies met betrekking tot
vier punten. De vaststelling van het volumebesluit 1993, zoals verwoord in
bijlage A; wij gaan akkoord met dat punt. U vraagt vaststelling van de raming
van de te verwachten behoefte aan middelen in het kader van het volumebesluit
voor de periode 1994 tot en met 1997. We hebben van u ontvangen een laatste
wijziging daarop per 8 oktober. Wij gaan akkoord met dit voorstel van u zoals
verwoord in de laatste wijziging. Dat betreft met name punt 6, waar het getal
130 is verschenen. U begrijpt wat bedoeld is.
Dan is het zo dat met betrekking tot de vier punten die u verder noemt, wij
akkoord gaan met het voorgestelde budget van 50.000,=, dat is duidelijk.
Het amendement van D66 bestuderend, zouden wij mogelijkerwijs tot de
conclusie kunnen komen dat er twee regelingen bestaan, die eigenlijk niet
bekend zouden zijn geweest. Wij zijn van mening dat de zaken die in het
amendement zijn vermeld van D66 minimuminkomens betreffen, waar een speciaal
beleid voor geldt, terwijl in uw voorstel het gaat over zaken die ouderen
betreffen. Wij dachten aanvankelijk dat het voorstel van D66 wellicht aangaf
dat wij op twee plekken in dit huis bezig waren met subsidieregelingen. Wij
zijn tot de conclusie gekomen dat wij dat punt van het amendement niet kunnen
overnemen, maar dat wij met punt 2, wijziging van de verhuispremie ad
3.000,= in 2.500,= voor ouderen, zoals door u vermeld, wel akkoord gaan.
Vervolgens is het zo dat in punt 3 op de eerste bladzijde u de wijziging van
de bepalingen voor het toekennen van verhuispremie ten behoeve van ouderen
vermeldt. Wij zijn van mening dat we daar niet mee akkoord kunnen gaan, omdat
wij vinden dat daar toch wel sprake is van een inkomenstoets
Voor wat betreft punt 4 van bladzijde 1: wijziging van de bepalingen voor het
vaststellen en toekennen van de bijdrage voor het geschikt maken van woningen
ten behoeve van ouderen, hebben wij uw commentaar gelezen op hetgeen door ons
in de commissievergadering is gezegd. U stelt in uw commentaar dat wat u