17 december 1992
- 20 -
enigermate tot redelijk enthousiast is voor zover het om de bedoeling en de
vormgeving gaat. Het heeft lang genoeg geduurd voordat ze er was, dat moet ik
degenen die dat zeggen nageven. Maar het was er dan ook ingewikkeld genoeg
voor, vooral ook omdat vanuit de formele regelgeving vanuit Den Haag lang
onduidelijk is gebleven waar nu precies onze mogelijkheden en onmogelijkheden
lagen. Vooral ook omdat veel gemeenten in het land sneller met zo'n regeling
van start wilden gaan, zijn allerlei zaken geprobeerd en op een fors aantal
onderdelen teruggefloten. Dat is meteen een reactie op de heer Meilof, we
hebben gebruik gemaakt van wat andere gemeenten gedaan hebben en waarbij die
ook al getoetst zijn op de rechtmatigheid van dat soort regelingen. In het
licht van de regelgeving vanuit Den Haag hebben we geen enkele twijfel dat
dit de toets der kritiek kan doorstaan.
Een belangrijk punt in de opmerkingen bij een aantal fracties is dat men het
bedrag van 100,= wel eens te laag zou kunnen vinden. Ik kan niet anders
zeggen dan in de eerste plaats dat het geen 100% vergoedingsregeling is. Dat
is meteen een reactie op de opmerkingen ook van de heer Meilof als het om
percentages gaat. Het is een tegemoetkoming op een dusdanige manier dat we
denken dat het in redelijke mate de belemmering die men heeft om financiële
redenen tegemoet komt. Dan blijft het altijd een zekere mate van een keuze
hoe hoog dat bedrag moet zijn. Ik heb u in de commissie al gezegd dat wij
meenden dat er met 100,= per gezinslid, huishoudenslid een redelijk bedrag
ligt. In het licht van een hardheidsclausule, waarbij je op individuele
omstandigheden, als die aan de orde zijn, ervan kunt afwijken. En er bestaat
altijd simpelweg gewoon nog de bijzondere bijstand, waarbij zelfs 100%
vergoeding mogelijk is. Dus in dat licht gezien denk ik dat het alleszins
redelijk is. Tegelijkertijd zullen we over dat soort hardheid -en dan in
normaal Nederlands vertaald- zeker wel naar buiten toe zeggen dat als men
meent in zeer bijzondere omstandigheden te zijn, dat men dat maar aan moet
kaarten, dan kan ernaar gekeken worden. Alhoewel dat natuurlijk van ons uit
ook altijd gebeurt als dat mogelijk is.
Het begrip evaluatie is op tafel gelegd en anderen reageerden daar positief
op. Ik denk dat de meest eenvoudige evaluatie simpelweg het bijhouden is van
wat er uitgegeven wordt. Dat soort cijfers worden over het algemeen vermeld
in de tussentijdse rapportages en die zijn bij uitstek een indicatie hoe de
stand van zaken is. Ik wens dat graag als evaluatiemoment te beschouwen. Als
er aanleiding toe is dan kunnen we aan de hand daarvan er uitstekend over
praten, denk ik. Zo zijn er meerdere momenten waarop we kunnen toetsen hoe
het ermee staat, waarbij ik natuurlijk altijd toch wel wil waarschuwen dat we
niet te vlug nadat een nieuwe regeling is begonnen meteen al met een
eindoordeel moeten klaarstaan.
De heer Meilof heeft ook nog iets gezegd dat hij in de commissie ook al had
gezegd: zo'n 100,= kan in een keer op zijn en stimuleert het dan eigenlijk
wel? Daarvan heb ik gezegd: het is ieders eigen vrije keus, die moet je
kunnen maken, daar treed je niet in als overheid. Je biedt de mogelijkheid om
te kunnen kiezen, waarbij je door minder financiële belemmeringen wordt
tegengehouden dan tot nog toe het geval was. Dat moet voldoende zijn. We
treden dus niet in die keus. Als iemand de keus wil maken om alleen maar lid
van de bibliotheek te worden en dat vergoed te willen krijgen, dan doet hij
dat. Als iemand 500,= wil uitgeven en hij krijgt er maar 100,= van
vergoed, dan doet hij dat ook. Als hij op 1 januari naar het nieuwjaars
concert in Vredenburg gaat en daarmee is de poet op, dan heeft hij dat
gekozen. Daar moeten we niet in treden.
De heer Meilof maakte nog een opmerking ten aanzien van de uitvoering van de
regeling. U hebt in de informatie achter de stukken terecht gelezen dat de
inschatting is dat er een halve formatieplaats mee gemoeid zou kunnen zijn.
Wij menen dat dat terecht is. De regeling is eenvoudig, maar we menen dat er
een dusdanig gebruik van zal worden gemaakt dat een halve formatieplaats
aardig in de richting zou kunnen komen. Maar goed, dat moet de praktijk
leren. We kunnen beter.... Laat ik het zo zeggen: onze ambtelijke organisatie
zit toch in een dusdanig strak keurslijf -en na de doorlichting geldt dat
zeker voor de afdeling sociale dienstverlening- dat elke taak erbij alleen
maar kan doordat er ook in de personele sfeer iets gedaan wordt, anders
betekent het dat een andere taak eraf moet en dat lukt nou net weer niet
Dat waren denk ik alle opmerkingen, voorzitter.
Heer MEILOF GPV/SGP/RPF)Voorzitter, de heer Kingma zegt dat dus, van die