19 maart 1992
Voorstel betreffende een verzoek tot het nemen van een voorbereidingsbesluit
en het starten van een procedure ex artikel 19 W.R.O. met betrekking tot het
perceel Veenzoom 8a.
Heer JANSEN (D66)Voorzitter, zoals de commissie voor de bezwaarschriften al
heeft opgemerkt, dreigen we in deze zaak door de bomen het bos niet meer te
kunnen zien. Wij willen daarom die commissie volgen in haar argumentatie
zoals weergegeven in het verslag van 24 oktober 1990. Die was naar ons
oordeel heel helder. De bezwaren door de raadsman van de heer Drees naar
voren gebracht, zijn een herhaling van zetten, zei die commissie. Daar is
eerder over besloten. Het betreft illegale bouw en er zijn formeel juridische
argumenten om het bedrijf daar te beëindigen. Daarin is niets veranderd. Op
grond daarvan heeft de commissie r.o. in juli 1990 ook negatief geadviseerd,
zij het met de vraag soepel en voorzichtig om te gaan met het sluitingsbevel
Wat die argumenten betreft dus einde verhaalDaarmee zou de zaak afgehandeld
zijn. Echter, stelt de commissie voor de bezwaarschriften, er is een nieuw
element en dat is het K.B. van 28 februari 1990 betreffende het bestemmings
plan Soesterveen. Dat is dus het enige argument en het enige punt dat nu een
rol moet spelen. De commissie zegt daarvan: "De commissie is van mening dat
het K.B. betreffende het bestemmingsplan Soesterveen nieuwe gezichtspunten
kan bieden. Dit dient echter nog nader te worden onderzocht in het kader van
de herziening van het bestemmingsplan Soesterveen." Dat is het nieuwe
argument dat de commissie in haar advies inbrengt. De commissie adviseert het
onderzoek in dat kader van de bestemmingsplanherziening niet onder een te
grote tijddruk te plaatsen en stelt daarom voor het bezwaarschrift ongegrond
te verklaren, ontheffing voor het gebruik te verlenen met toepassing van
artikel 17 W.R.O. voor 5 jaar. Vervolgens schrijven B&W een brief, waarin zij
verklaren: "de argumenten van deze commissie hebben wij tot de onze gemaakt,
met uitzondering van de termijn van onderzoek." Ik lees daaruit dat het
onderzoek in het kader van de bestemmingsplanherziening in één jaar kon
worden afgerond. Aan die bestemmingsplanherziening is tot nu toe echter nog
niet gewerkt. Daarom moeten wij ervan uitgaan -ik hoor het wel als dat niet
juist is- dat de notitie naar aanleiding van het aflopen van de vrijstel
lingstermijn van 6 september 1991 als het resultaat van dat beoogde onderzoek
moet worden opgevat
Die notitie geeft drie mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is te consta
teren dat dit geval een geheel andere juridische achtergrond heeft dan het
geval Wieksloterweg, waarover het K.B.ging. Als je dan teruggaat naar die
juridische achtergrond, dan is -zo ben ik al begonnen- de deur dicht. Maar,
zoals gezegd, dat wisten we al bij de start. Naar ons oordeel moet het hier
gaan om planologische argumenten: past een semi-agrarisch bedrijf in dit
bestemmingsplangebied? Het college kiest voor de historie, met de bekende
afloop, maar had zich dan ook het onderzoek kunnen besparen, daar was geen
jaar voor nodig. De tweede mogelijkheid die als resultaat van dat onderzoek
aangegeven wordt, is te constateren dat planologisch een semi- agrarisch
bedrijf strookt met de filosofie achter het bestemmingsplan, consoliderend
karakter, zoveel mogelijk het oorspronkelijke karakter van het gebied
behouden, dus planologisch geen bezwaar, conform het planologische argument
van het K.B. Het enige wat tegen deze argumentatie wordt ingebracht, is dat
je met deze redenering óm gaat. Maar als die bereidheid er niet is, dan is
het doen uitvoeren van een onderzoek een onverantwoorde verspilling van tijd,
geld, energie en capaciteit. De derde mogelijkheid is alsnog de vijf jaar vol
maken en op termijn het bedrijf inpassen. Dat lijkt een onnodig uitstellen
van de besluitvorming op dit moment.
Voorzitter, het zal duidelijk zijn dat de D66-fractie kiest voor het
planologische argument zoals bij de tweede mogelijkheid, als resultaat van
het onderzoek, wordt gegeven. Daarmee gaan we nergens óm. We erkennen alleen
dat de uitkomst van een onderzoek, dat toegezegd is door B&W, via het omarmen
van de argumenten van de bezwaarschriftencommissie, geleid heeft tot een
uitspraak dat een semi-agrarische bedrijfsactiviteit in het bestemmingsplan
Soesterveen past.
Tot slot, voorzitter, hecht ik eraan te stellen dat zo'n gebied als de Zoom,
zoals we dat bij verschillende dorpen zien, tussen de rijkere landbouwgronden
en de bossen, met armere grond, zo'n karakter krijgen door de inventiviteit
van de bewoners om op die arme grond een bestaan op te bouwen. Dat geeft zo'n
gebied een speciaal karakter, dat wij graag bewaard willen zien en niet graag