19 maart 1992
14
convenant afspraken gemaakt kunnen worden ten aanzien van het beschikbaar
stellen van gelden voor sociale woningbouw, met meerjarige gevolgen; dat
blijft jaren lopen. Ik kan mij voorstellen dat het eerste jaar dat je dat
doet, het prachtig gelijk loopt met datgene wat je ontvangt van het rijk. Ik
denk dat het erg belangrijk is om dat in de gaten te houden. Volgende jaren
zit je dan met de afspraken die je al gemaakt hebt en daar komt bovenop de
nieuwe afspraken die je gaat maken. Waar het om gaat is dat op termijn de
uitgaven kunnen gaan groeien. Daarvan moet je dan in de gaten houden of dat
in lijn blijft met de te ontvangen bijdragen van het rijk over zoveel jaren
die je dan nog niet weet. Dus mijn vraag is om een toezegging om dat
zorgvuldig in de gaten te houden, dat we niet op een gegeven moment
geconfronteerd worden met negatieve saldi op dat terrein. Dat is een vrees
waarvan ik hoop dat die weggenomen kan worden.
Een tweede punt hangt samen met een ander raadsvoorstel dat we vanavond hier
krijgen. Dat wil ik als voorbeeld noemen en dan hoef ik daar straks ook niet I
meer op in te gaan. Dat is Mercury, waar ik in eerste instantie erg negatief I
was over het voornemen om dat plan helemaal goed te keuren, gegeven de lage
grondprijs die gevraagd wordt voor woningen in de vrije sector, nauwelijks
lager dan die voor premie C-woningen. Ik dacht, dan doe je aan rechts
ongelijkheid omdat ik van mening was dat in premie C-woningen een inkomens-
toets zou zijn voor de toewijzing. Ik heb begrepen bij navraag dat dat
vroeger wel zo was, maar nu niet meer. Iedereen kan dus, ongeacht zijn
inkomen, die bijdrage in premie C-woningen krijgen. Ik denk dan: ja, dan het
je geen behoefte meer -tenminste, onze fractie niet- om premie C-woningen te
hebben, dus laat ik maar zeggen die bijdrage te subsidiëren, als daar verdei j
geen inkomenstoets meer aan verbonden is. Ik had begrepen, maar ik kon daar
geen goed antwoord op krijgen uit ambtelijke kring op dit moment nog, dat 21
bijvoorbeeld de artikelen 81 tot en met 87 betrekking hadden op premie-
woningen. Daarbij wordt ook niet zo'n toets opgevoerd. Mijn vraag is: als da
inderdaad hetzelfde verhaal is, vergelijkbaar is met die premie C in deze 22.
verordening, dan heeft mijn fractie geen behoefte aan die artikelen in die
verordening
Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF): Voorzitter, ik moet helaas constateren dat ik 23.
verhinderd was op de vergadering welzijn aanwezig te zijn, waardoor het CDA
op een bepaald niveau alleen stond. Wij zijn gelukkig met dit raadsbesluit,
behalve met het laatste deel, het convenant. Op zichzelf goed, op zichzelf
ook goed om een dergelijk convenant af te sluiten, daar staan we geheel 24.
achter. Alleen, steeds is weer gebleken op het moment dat we de nota
volkshuisvesting bespreken, dat het serieus opnemen als een gesprekspartner
van de huizenbezitter, van degene die zelf huizen laat bouwen, een hele
moeilijke factor is. Ook het gegeven boven tafel krijgen hoe het ligt met ds 'i
behoefte aan al dit soort zaken, is heel moeilijk. Om dan ook nog in zo'n
convenant dat we afsluiten de groep die hierover spreekt, die hierover 25.
adviseert, die B&W adviseert, weer buiten te sluiten die op dit gebied
adviserend zou kunnen zijn, daarmee zorgen we voor een dubbeling in een
gebrek aan advies. Ik denk dat dat verkeerd is. In die zin sta ik dus
volledig achter hetgeen door het CDA genoemd is, dat wij ook die meerdere
gesprekspartners, ook uit de koopsector, zonder meer wensen in dit convenar.: c
dat ze aanwezig zullen zijn. 6
t
Mevrouw STEKELENBURG (PvdA)Voorzitter, wij vinden het een prima zaak zoal c
het voorstel hier voor ons ligt. De vragen die we hadden hebben we in de
commissie kunnen stellen, we hebben daar voldoende antwoord op gekregen. De
toezegging zoals gedaan, om het nog in deze periode te evalueren, dat lijkt
ons ook een goede suggestie. Dus, van harte eens met uw voorstel. c
h
Wethouder KINGMA: Voorzitter, het is jammer dat de fractie van D66 deze g
vragen pas in de raad stelt. Het ware mij liever geweest als de commissie-
behandeling daarvoor was gebruikt, daar lijkt het mij meer op zijn plek. r.
Overigens denk ik dat de twee vragen van de heer Jansen, voorzitter, als s
volgt zouden kunnen worden beantwoord. Duidelijk is uit alle stukken omtrefl fl n
de decentralisatie van de volkshuisvesting dat inclusief het budget ook het S
risico in ieder geval voor een deel naar de gemeente wordt verschoven. Dat v;
betekent dat hij wel kan proberen het risico volstrekt te voorkomen, maar ifl
is onmogelijk. Wel zijn er in de verhouding tussen rijk en gemeente een ft