16 april 1992 invullling van nieuw beleid spreekt haar fractie het voorstel van het college niet aan. Het is gewenst om op de gebruikelijke manier een meerjarenbegroting te maken en de noodzakelijke/gewenste bestedingen in te vullen. Ze verwacht dan ook dat de arbeid van de fracties m.b.t. het z.g. "telefoonboek" straks herkenbaar zijn vertaald. De flexibiliteit is aanwezig want de raad kan altijd tot wijziging besluiten. Mevrouw Tomassen zegt dat zij kan instemmen met het voorstel van het college, Wel zou ze de duidelijkheid willen dienen door de investeringen enz. vanaf 1996 wel te benoemen. De heer Boerkoel zegt dat hij het eens is met mevr. Blommers wat betreft haat reactie op de heer Jansen wat betreft het z.g. REMU-geld. Hij is het niet eens met de heer Meilof waar deze stelt dat de routine-investeringswensen niet herkenbaar in het z.g. telefoonboek zijn opgenomen. Ze zijn wel herken baar. Dat neemt niet weg dat hij vindt dat het gewenst is nieuw beleid en vervangingsinvesteringen niet op een hoop te gooien. Wat nieuw beleid heet moet ook duidelijk nieuw beleid zijn. Als daarvoor niet 5 ton beschikbaar is maar minder dan moet dat maar zo gesteld worden. Spreker zegt de opvatting van mevr. Blommers m.b.t. het niet afschrijven op grond volledig te delen. Spreker zegt ook te willen pleiten voor een reëler percentage wat betreft de rentetoevoeging aan de reserves. Wel wil hij daarbij niet zover gaan als de heer Meilof suggereert omdat erdan een bud gettair probleem wordt gecreëerd. Naar zijn oordeel is het niet gewenst dat niet alle incidenteel beschikbaar zijnde en komende middelen in de struc tuurverbeteringsreserve worden gestort. Een bepaald af te spreken deel dient als incidenteel beschikbaar te blijven zodat door de gemeenteraad bij de behandeling van de begroting en voorjaarsnota(als dat nodig is) incidenteel activiteiten kunnen worden geëntameerd met het toevallig aanwezige extra geld. Hij zal daar bij de voorjaarsnota op terug komen. De heer Van Wuiickhuiise merkt op dat de unieke situatie zich voordoet dat de V.V.D., de P.v.d.A en Gem.belangen/Groen Soest het eens zijn op het punt van het niet afschrijven op grond. Overigens kan zijn fractie zich vinden in het voorstel van het college. Wethouder Menne legt er in zijn antwoord de nadruk op dat het college niet wil voorstellen heden te besluiten het eeuwigdurende karakter van de Reserve rentegebruiken te verlaten maar daartoe pas op z'n vroegst 9 juli a.s. te besluiten wanneer de concrete voorstellen tot investering in infrastructurele voorzieningen en de bekende globale bestedingssuggesties zoals ouderenhuis vesting, Soesterberg-kom, sociale woningbouw enz. nader zijn ingevuld. Dat het college niet afkerig is van sneller activeren dan "eeuwigdurend" moge volgens spreker blijken uit de voorstelllen niet meer dan 1/4 van rente en afschrijving te reserveren voor investeringen in het eerste jaar en de data, concreet ingevuld bij het fonds te maken kosten der beëindigde complexen. De afschrijving schrappen op de grond geeft z.i. weinig financielle ruimte. Het invullen en benoemen van de investeringen vanaf 1996 beveelt spreker nie: aan omdat dat een star beleid kan ontstaan. De behoefte aan concrete investe' ringen in 1996 kan beter worden beoordeeld over 2 jaar dan nu. Dus heden wel ruimte daarvoor reserveren maar nog niet concreet onderbouwen en invullen. Verhoging van 6 naar 7 1/2% rente over alle reserves wijst spreker af omdat dat 5 ton per jaar kost. Het voorstel een afgesproken gedeelte van het vergaarde incidentele geld te houden buiten de structuurverbeteringsreserve verdient z.i. nader bestudeerd te worden. Hij zegt toe dat in het college en de commissie financiën te zullen bespreken. De heer Jansen zegt blij te zijn met de reacties vanuit de raad wat betreft het bespreekbaar zijn van de activiering van de rerserve rentegebruik. Hij kan er zich in vinden dat de beslissing daarover wordt genomen op het moment dat meer inzicht bestaat in de noodzakelijke/gewenste infrastructurele voorzieningen enz. Wel wil hij nog wel duidelijkheid over zijn verzoek om regelmatig inzicht te verkrijgen in het verloop van de bestedingen omdat niet per definitie de duur van de investeringen en activiteiten gelijk loopt met de 20 jaar die als uitgangspunt is gekozen bij de annuïtaire afschrijvif van de middelen in de structuurverbeteringsreserve. Naar aanleiding van de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1992 | | pagina 99