- 20 17 juni 1993 21 - smeen wet al r zonder BS van irstel We raad de kant van de provincie die in het kader van de Afvalstoffenwet alle terreinen controleert en zoals u ook aan de hand van de ter inzage gelegde brief heeft kunnen zien, dat op een manier doet dat geconstateerd moet worden dat er geen enkele, ik zeg nadrukkelijk geen enkele, aanleiding is om te veronderstellen dat men niet handelt in overeenstemming met voorschriften die door de provincie zijn opgelegd. Die voorschriften houden in: uit een oogpunt van milieu het voorkomen van vervuiling. Of u stelt dat ter discussie en dan moet ik een gesprek met de provincie voeren daarover, of u accepteert die mededeling van de kant van de provincie op basis van feitelijke waarneming gedurende ruim twee jaar op grond van minstens drie keer per jaar controleren. Ik denk dat het laatste niet onzinnig is. Heer WITTE (GGS)Voorzitter, ik wil toch even een interruptie plaatsen, want juist dat is zo opvallend: in 1987 en 1988 zijn geen controles uitgevoerd, terwijl dat wel was afgesproken. De suggestie van de wethouder dat alles zo netjes en volgens de regels is gebeurd, dat moet ik toch bestrijden aan de hand van de stukken. is was daar 3 het ook wel, de niet chap en besluiten ransactie, n. enng van ouden we iet een het i -een ir ontstane en die laar actie we die :rage s beseffen st maar één woorden besproken en gemaakt oorzitter op keer n men vuiling Krol zei nog doe ik Lingen van Wethouder KINGMA: Ja, het spijt me wel, bedankt voor zo'n opmerking, mijnheer Witte. Want, voorzitter, dan moet ik toch nog even verder gaan met de opmerkingen. Het woonwagenschap in 19 85 veronderstelde dat gegeven het gebruik in de daarvoor liggende jaren, er wel eens sprake zou kunnen zijn van vormen van verontreiniging, op de ene plek meer dan op de andere. Er is in 1985 inderdaad een oriënterend bodemonderzoek geweest, dat leidde tot geruststellende conclusies, die gaven geen aanleiding tot nadere ongerust heid. Er was sprake van een beperkte vervuiling in geringe mate en er was geen aanleiding om daar verdergaande maatregelen te nemen. Tegelijkertijd is in discussie geweest, we zijn bezig dat woonwagenkamp te ontmantelen en mensen te verhuizen naar opnieuw ingerichte locaties, kleine locaties, en de conclusie is getrokken dat het geen zin had om lopende die verhuizing, waarbij je dan ondertussen ook niet de feitelijke staanplaatsen zou kunnen controleren, om gegeven die situatie tussentijds te controleren. Daar gaf het bodemonderzoek uit 1985 ook geen aanleiding toe. Op het moment dat alle staanplaatsen waren ontruimd, is opdracht gegeven om te tweeden male een oriënterend bodemonderzoek uit te voeren. Dat leidde inderdaad tot een forse schrikreactie, zoals u begrijpt, zoals die bij u ook plaatsvindt, gegeven de toch wat andere uitkomst, ernstiger lijkende uitkomst dan het vorige onderzoek en tegelijkertijd de becijfering van de kosten die met bodem sanering te maken zouden kunnen hebben, die was nogal fors opgehoogd ten aanzien van de daaraan voorafgaande keer. Vanaf dat moment zijn we continu bezig geweest het woonwagenschap verder te liquideren, met alle consequenties van dien en een aantal stappen daarvan hebt u gehad. Eén ding is duidelijk en dat heb ik u ook eerder gemeld, dat met name het probleem: hoe gaan we nu precies om met dat oude kamp en de verontreiniging daar? dat we daar inderdaad forse hoeveelheden bestuurlijke problemen hadden. Daar hebben we geprobeerd een oplossing voor te vinden, niet alleen eentje uit een oogpunt van milieu, maar ook een uit een bestuurlijke optiek. We hebben die simpelweg niet kunnen vinden. Als u daarover uw ongenoegen uit, dan hebt u daar volstrekt gelijk in. Het is inderdaad eigenlijk te gek dat dat niet gelukt is. Maar het is zo, het is niet gelukt. Gelukkig hebben we elkaar wel kunnen vinden -en ik hoop dat dat straks met de gemeenteraden ook het geval is- in een poging om er toch bestuurlijk uit te komen en dat heeft geresulteerd in het voorliggende voorstel. Ik denk dat dat toch weer getuigt van een bestuurlijke aanpak die in ieder geval van elke gemeente uit de bereidheid aangeeft om te proberen er op een bestuurlijk verantwoorde manier uit te komen. Daar hoeft niet iedereen tevreden over te zijn, dat kan, maar het is denk ik de enige poging die ons nog uit een oogpunt van redelijkheid rest. Wat dat betreft denk ik dat ik alleen maar kan hopen dat u daar in voldoende mate mee instemt en dat dat ook voor de andere gemeenteraden geldt, zodat we nog in de loop van dit jaar tot uitsluitsel zullen kunnen komen omtrent de afwikkeling van het oude woonwagenkamp. Dan zijn we tenminste van een ernstig probleem af Heer KROL (CDA)Voorzitter, mijn opmerkingen over de arbitrage en het exposé dat het heeft opgeleverd, dat was ons bekend, dat hadden we in de commissie reeds gehoord. De opmerkingen over de vervuiling die wij hebben gemaakt, ik

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1993 | | pagina 132