11 oktober 1993
om die volgend jaar in ieder geval niet met het bedrag dat u voorstelt, maar
met een lager bedrag te laten stijgen. Ook kan een deel van dit incidentele
geld gebruikt worden voor eenmalige uitgaven, bijvoorbeeld voor -ik noem er
een paar- Radio Soest, de bibliotheek, werkgelegenheidsprojecten, de sport,
de opvang van de jeugd in Soesterberg en de Volksuniversiteit. Belangrijk is,
mijnheer de voorzitter, dat wij deze zaken maar voor één jaar willen
honoreren. Veel van de posten die ik net noemde, komt namelijk in de
discussie bij WELzijn zal ons een ZORG zijn nog terug. Als we dat nu al
structureel zouden subsidiëren voor een langere periode, dan zouden we ons
inziens deze discussie veel te veel doorkruisen. Als we deze voorstellen
financieel bij elkaar optellen, voorzitter, dan komen we op een aardig bedrag
dat op die manier terug gaat naar de burgers van Soest. We hebben het
tenslotte met z'n allen overgehouden.
De situatie op lange termijn is wat zorgelijker. Daarom geloven we ook -al is
dat niet zo'n makkelijk verhaal- dat een lichte verhoging van de OZB
onvermijdelijk is. Samen met anderen zullen wij u daartoe voorstellen doen.
Ik heb het ook al in de samenvatting van de algemene beschouwingen gezegd,
mijnheer de voorzitter. Het geeft ons namelijk twee mogelijkheden: de
financiële situatie van Soest, ook in de toekomst, gezond houden en een
aantal zaken realiseren waar iedereen in Soest baat bij heeft. We denken
daarbij onder meer aan de veiligheid in de eigen woonomgeving door een tweede
controleur woonomgeving. Het hele plaatje bij elkaar optellend, betekent het
dat het CDA slechts een gedeelte van de meeropbrengst van de OZB zal gaan
gebruiken. Het restant dat we daarmee overhouden zullen we in de toekomst
heel hard nodig hebben. Méér vragen van de burgers is, zo vlak voor de
verkiezingen, nooit een populair verhaal. Politici zijn daar altijd terug
houdend in. Ik geloof toch, mijnheer de voorzitter, dat als je als politieke
partij duidelijk en eerlijk durft te zeggen dat méér vragen van de burgers in
verband met de toekomst nodig is, dat de burgers van Soest dat kunnen
accepteren. Niemand is ermee gebaat als we straks een onzekere financiële
toekomst aan de nieuwe raad en een nieuw college doorgeven. Die enkele extra
uitgave die we toch misschien met z'n allen durven doen, staan dan ook ten
dienste van de hele gemeenschap.
Voorzitter, zonder het te lang te maken, heb je ook altijd de neiging om bij
de laatste algemene beschouwing zo vlak voor de verkiezingen nog even terug
te kijken. Er is heel veel gebeurd in de afgelopen vier jaar, ook veel
overhoop gehaald, in positieve en in negatieve zin, zou ik willen zeggen. We
hebben eindeloos met de burgers gediscussieerd over structuurvisie, verkeer,
het busplan en bijvoorbeeld heel recentelijk nog de LindenhofNiet op alle
punten zijn we daarbij slagvaardig geweest en laat ik eerlijk zijn, dat
trekken we ons ook als CDA-fractie aan. Ik geloof dat een politieke partij
alleen maar op de kiezersgunst kan rekenen als ze eerlijk, helder en
duidelijk is. Wij zullen daar heel hard ons best voor doen, ik hoop uw
college evenzo.
Mevrouw BLOMMERS (WD)Voorzitter, ik wil mij beperken tot een aantal punten
die eigenlijk de lijn zullen zijn door onze opmerkingen over de hele
begroting, zowel bij de behandeling in verdere termijnen als bij de hoofd
stukken. Als je de voorliggende begroting bekijkt, dan lijkt het of alles
klopt. Maar dat is een boekhoudkundige schijnwerkelijkheid. Als je alle post
die we na juli hebben gekregen daarbij betrekt, dan zijn er twee zaken die
ons buitengewoon opgevallen zijn. Het eerste is dat de raad over het algemeen
slecht geïnformeerd wordt over allerlei financiële wijzigingen die toch van
belang zijn. Een voorbeeld: in april heeft het college gehoord dat rente
bijschrijven op fondsen in 1995 niet meer zou mogen, dat hoort de raad bij
een brief in september. Op dat moment zegt het college voor het gemak: we
boeken even 100.000,= voordeel daarvan in, maar wat de verdere
consequenties zijn, ook voor de dekking van grote projecten, daar wordt niet
op ingegaan. Voor ons lijkt het daarom alsof de heer Menne denkt: na mij de
zondvloed. Maar dat is ons te gortig, wij willen het hier graag droog houden.
Een tweede punt: het lijkt wel alsof er niets aan de hand als het totaal-
krediet niet overschreden wordt, of als het niet erg duidelijk is hoe een
bepaald tarief is opgebouwd. De WD vindt dat slecht. We hebben de afgelopen
periode bijzonder veel aandacht moeten besteden aan de behandeling in de
raadscommissies, juist om dit soort zaken te bewaken. Daar moet veel meer
duidelijkheid over komen. Voordat een krediet wordt vastgesteld, moet heel