13 oktober 1993
- 68 -
heeft plaatsgevonden, er waren misschien partijen die fractievergadering
hadden, maar dat terzijde. Ik zou dan toch wel van de wethouder in het kort
willen horen wat de heer Schapenk daar dan gezegd heeft, want ik zou het
vervelend vinden als iets een eigen leven ging leiden, zonder dat we
geïnformeerd zijn.
VOORZITTER: Ik denk dat we niet de hele lezing moeten gaan herhalen, dan
kunnen we beter een andere avond beleggen. Het woord is eerst aan wethouder
Visser en dan aan wethouder Kingma.
Wethouder VISSER: Voorzitter, het is inderdaad de moeite waard om naar de
heer Schapenk te luisteren en ik verwacht in de pers ook wel een uitvoerig
verslag daarover, dus dan kunt u het allemaal nog eens nalezen. Daarom heeft
het geen zin om vanavond precies te herhalen wat hij zei over de Amerikanen,
want veronderstel dat ik het niet goed weergeef! Maar de heer Blaauw heeft
gelijk als hij zegt dat het toch heel belangrijk voor Soest is om daar goed
over na te denken. De heer Kingma kan veel beter vertellen hoe hij tegenover
deze problematiek staat dan ik, want het is toch meer een kwestie van
huisvesting, mijnheer Blaauw. U noemt wel de structuurvisie, maar daar hebben
we het al over gehad, dat we daar nu niet de problemen zien waar we het
maandagavond over gehad hebben, om nou eens speciaal nu al op dit moment een
nieuwe structuurvisie voor Soesterberg te maken. Dat zie ik niet.
Heer BLAAUW (VVD)Voorzitter, het is niet een structuurvisie voor Soester
berg, het is een visie van het college en van de raad op onze structuurvisie,
op de getallen, of je ze wel of niet mee wilt tellen.
Wethouder VISSER: Dan verwijs ik toch naar mijn collega, die daar bij de heer
Schapenk ook nog een vraag over heeft gesteld. Maar als u zegt: laten we dit
nog eens uitvoerig met elkaar bespreken, dan is daar niks mee mis. Maar of
dat nou een kwestie van ruimtelijke ordening is, dat moeten we dan even mee
terugnemen naar het college, waar dat het beste kan.
Er bestaat helemaal geen politieke vete tussen de heer Van den Breemer en
mij, al gaat hij inderdaad terug naar 1990 en heeft hij het over een zwarte
lijst van aannemers. Nou, dat was voldoende, dat bericht, om iedereen schrik
aan te jagen, zodat ik daarna geen enkele behoefte meer had om die lijst
samen te stellen. Het is dus wat die aannemers betreft een stuk beter gegaan.
Wil dat zeggen dat er nu in Soest en in Soesterberg niet meer illegaal
gebouwd wordt? De heer Van den Breemer weet wel beter, want regelmatig meldt
hij hier bij de afdeling ROB gevallen, waarvan hij zegt: ga daar eens kijken.
En daar zit het hem nu juist. Het gaat er niet om, mijnheer Van den Breemer
dat wij een hand voor de ogen houden, dat we naar de één wel kijken en naar
de ander niet. Wat u gelezen hebt op bladzijde B-282 bij ruimtelijke ordening
is dat -anders verwijt u ons dat later dat wij er niet voor gewaarschuwd
hebben- de extra menskracht die op tijdelijke basis voor de behandeling van
dit soort dingen is aangetrokken, afloopt. Dan kunt u wel zeggen: los dat
maar even op, wethouder en doe maar precies wat je al die tijd gedaan hebt.
Want er is natuurlijk inderdaad veel aangepakt, zelfs ambtenaren hebben daar
last van, zoals u weet. Dus, wij zullen dat beleid natuurlijk blijven
bevorderen en ermee doorgaan. Maar niet in die mate zoals we gewend waren,
omdat we die extra menskracht kwijtraken. Als u daar een motie voor in wilt
dienen om daar geld voor beschikbaar te stellen om die menskracht weer aan te
trekken, dan zal ik dat van harte toejuichen en zelfs ondersteunen. Maar het
beleid staat niet op de tocht, mijnheer Van den Breemer, alleen, het wordt
wat minder en dat is door dat gebrek aan menskracht.
Dan wil ik u ook nog vertellen wat wij vanochtend hebben besproken. Dat heeft
u al gemerkt aan het verslag van de heer Kingma, dat we bij de gedeputeerde
zijn geweest. Daar is ook besproken het initiatiefvoorstel van de Partij van
de Arbeid om eventueel anderhalf a twee hectare te reserveren op het terrein
van het gat van Tammer voor de ideeën die u daarover had. Dat viel niet zo
goed. De heer Schapenk heeft beloofd binnen 14 dagen schriftelijk daarop te
antwoorden, maar bij zijn collega's en ook bij hemzelf konden wij toch
proeven dat het niet zo goed viel en dat er waarschijnlijk een negatief
advies komt. Dus we wachten de brief af, misschien valt het dan wel mee, maar
dat wilde ik toch even kwijt, in aanvulling op het gesprek dat we vanochtend
gehad hebben.