20 januari 19 94
- 16
daarover
Mevrouw TOMASSEN (PS)Voorzitter, ik vind dat de contacten met de
middenstand daar, gezien de reacties die binnengekomen zijn, uitstekend zijn
geweest. Wij staan achter uw voorstel.
Heer VAN WUIJCKHUIJSE (GGS)Voorzitter, ik heb tijdens de commissie
vergadering mijn verbazing al laten voelen over het feit dat deze wethouder,
in de nadagen van zijn wethouderschap, altijd de vrije marktontwikkeling
nastrevend, op deze manier een stukje extra regulering toevoegt aan de toch
al niet zo kleine regulering, die wij ook als gemeentelijke overheid loslaten
op onze burgers. Ik heb daar ook, samen met anderen overigens, het gemis van
een duidelijker inbreng van de consument in moeten missen. U volgt ook hier
weer de Kamer van Koophandel, zoals u dat in de afgelopen periode zo vaak
hebt gedaan. In ieder geval hebt u dezelfde woorden gebruikt om een heleboel
zaken te vergoelijken. Maar dat daargelaten, ik ben er niet van overtuigd dat
we op deze manier zouden moeten ingrijpen. Op dit moment kan ik mijn steun er
niet aan geven.
Heer JANSEN (D66)Alles wat erover te zeggen valt, is in de commissie
financiën al gezegd, maar ik wil toch ook graag even reageren op wat ik net
hoordeIk vind het niet een terechte aanval om te zeggen dat de wethouder de
Kamer van Koophandel gehoord heeft. Het is gewoon noodzaak dat dat gebeurt.
Het zou onverantwoord geweest zijn om zo'n besluit te nemen zonder dat te
doen
Heer VAN WUIJCKHUIJSE (GGS)Ik heb de wethouder niet aangevallen op het
horen van de Kamer van Koophandel, ik heb de wethouder aangevallen -niet eens
aangevallen hoor, ik heb gewoon geconstateerd eigenlijk- dat hij de Kamer van
Koophandel in deze volgde.
Heer KROL (CDA): Even kort, bij interruptie: plus het advies van de Rijks
consulent Economische Zaken, de Centrale Vereniging voor Ambulante Handel, de
heer Blom, de heer Tammer en de Sperwer Internationaal, zoals u hebt kunnen
zien
VOORZITTERGeen interrupties meer nu. Wethouder Menne
Wethouder MENNEJa, voorzitter, het wordt steeds eenvoudiger voor mij om het
voorstel te verdedigen. Het was tot voor kort zo, voorzitter, dat de
economische concurrentie eigenlijk geen factor, geen argument mocht zijn om
een standplaatshouder op te zeggen, met natuurlijk een redelijke termijn ook
niet. Dat was dus niet mogelijk. Nu zijn de richtlijnen veranderd, zoals de
heer Van Logtenstein en ook anderen hebben gezegd, is het inderdaad een
wijziging daarin, in die zin dat wanneer er nog maar één verkooppunt is, een
vast verkooppunt -men bedoelt dan een winkel, daar is ook jurisprudentie over
wat een winkel is- dan is de kans, het risico groot -dat is inderdaad een
afweging, dan ben je vrij daarin, je mag het doen- dat de consument voor een
gesloten deur komt als die naar zijn bekende winkeladres gaat, waar een
volledig assortiment, in dit geval zuivel, wordt gepresenteerd.
Het is inderdaad zo, mevrouw Stekelenburg, dat ook supermarkten een
zuivelafdeling hebben. Daar wordt natuurlijk ook zuivel verkocht, echter, het
is toch ook landelijk nu erkend dat dat plotseling geheel veranderen kan. De
keuze is niet zoals in een gespecialiseerde winkel, men vindt dat dan toch
onvoldoende om als een volledig zelfstandig verkooppunt te worden aangemerkt.
Bij herindeling wordt bijvoorbeeld de vitrine met verse kaas vervangen door
een koelvitrine met voorverpakte kaas, dat gebeurt zomaar plotseling, dat
hangt van de keten, van de moedermaatschappij af, die zegt: en nu, vandaag is
het afgelopen met dat, we gaan dat doen. De consument wordt dan toch wat
gedirigeerd. Wij vinden dat toch ten nadele van die consument.
Bovendien is het zo dat hier in deze concurrentieverhouding, mijnheer Van
Wuijckhuijse, dat wij toch niet dat moet u nou ook niet zo oppakken, dat
ik altijd voor ongebreidelde keiharde vrije mechanismen tot het uiterste ben.
Het is zo dat hier uit Spakenburg een standplaatshouder neerstrijkt, die pikt
de krenten uit de pap en de plaatselijke, hardzwoegende middenstander ziet
dat aan en die moet zijn deuren sluiten na een poosje. Dat is waar het hier