van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente
Soest op donderdag 17 november 1994, aanvang 19.30 uur.
Voorzitter: de heer J. de Widt, burgemeester;
Secretaris: de heer W.P. de Kam.
Aanwezig de leden: B.D. Anderson, W.A. Blaauw, mevr. A. Blommers -
Biezeno, C. Boerkoel, A.W. van den Breemer, S.H. Brunekreef, mevr. B.M.
Gerritse - van Ee, T. Glastra, mevr. L. Hartering - van den Broek, mevr.
A. Hugen-StrijkerP.V. ten Hove, mevr. E. Huberts, F.L. Jansen, R.
Joustra, A.F.M. Krijger, R.W. Krol, R.A. van Logtenstein, W.R. Meilof,
G.A.W.G.A. Plomp, mevr. W.A.A. Stekelenburg - Ruitenburg, mevr. J.M.
Swinkels, mevr. A.D. Tomassen - Holsheimer, J. Visser, H.L. Witte, J.B.
van Wuijckhuijse en J.A. Zwaanenburg.
Afwezig met kennisgeving de leden: J.P.J. Lokker.
VOORZITTER: Ik open de raadsvergadering en heet u allen van harte welkom.
Bericht van verhindering is ontvangen van de heer Lokker.
In het bijzonder heet ik welkom mevrouw Hugen, die nauwelijks te zien is
achter de grote bos bloemen. Dat brengt mij meteen tot het eerste punt van
deze agenda.
1. Beëdiging lid van de raad.
VOORZITTER: Ik nodig u allen uit te gaan staan. Ik heb begrepen, mevrouw
Hugen, dat u de eed aflegt. Artikel 14 van de nieuwe Gemeentewet luidt:
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in
de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed af. Dat is dus
vanavond bij u van toepassing.
"Ik zweer dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, recht
streeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook,
enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, recht
streeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen
of zal aannemen.
Ik zweer dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten
zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur
naar eer en geweten zal vervullen."
Wilt u mij nazeggen: zo waarlijk helpe mij God Almachtig!
Mevrouw HUGEN (BAM): Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!
VOORZITTER: Dank u wel. Neemt u allen plaats. Mevrouw Hugen, ik wil u nu
vanaf deze plaats alvast, mede namens het college en de hele raad, felici
teren. Aan het eind van de vergadering zullen we dat nog persoonlijk komen
doen. U valt ineens in, wij zijn al een tijdje bezig met het raadswerk na
de verkiezingen. Ik begrijp dat dat een handicap voor u kan zijn, aan de
andere kant, u komt in een fractie van nog twee andere raadsleden en die
zullen u spoedig wegwijs maken. En ook het ambtelijk apparaat is daar graag
toe bereid. Als u vragen hebt, komt u daar mee, dan zullen wij u zo goed
mogelijk helpen. Ik hoop dat u zich spoedig thuis zult voelen. Met zoveel
bloemen die u nu al krijgt, zal dat vast makkelijk gaan. Uw echtgenoot is
hier aanwezig, hij zit daar op de tribune. Ik wil ook hem feliciteren met
de beëdiging van mevrouw Hugen in de gemeenteraad van Soest. Ik wens u heel
veel succes.
2. Spreekrecht.