14 juni 1995
- 4 -
14
dat op bladzijde 3 staat dat de burgemeester als lid van de gemeenteraad tem
wordt aangemerkt. Ik heb al in de commissie gezegd: één van de twee, of hij ^ee
is lid van de gemeenteraad of hij is het niet; als hij het wel is, dan kan bee
hij gewoon aangemerkt worden als lid van de gemeenteraad; als hij het niet Van
is, dan denk ik niet dat via zo'n voorstel hij alsnog als lid van de
gemeenteraad moet worden aangemerkt. Ik ben namelijk bang dat het hele v^s
gewest dat we straks krijgen, toch weer een burgemeestersclub wordt, zoals ^a^-
ook het Gewest Eemland was en dat de verantwoordelijke bestuurders en wor
politici daar toch weinig in in te brengen hebben, laat staan verantwoor- n^e
ding afleggen in hun eigen gemeente van wat daar gebeurt. Ik ben bang dat
ook hier weer alle portefeuilles verdeeld worden over de burgemeesters en
dat lijkt me een slechte zaak. Ik stel voor deze zinsnede te schrappen. Dat Wj_j
is een amendement onzerzijds. maa
Het is één korte zin, mijnheer Boerkoel. Ik stel voor op bladzijde 3
artikel 6 lid 1, waar staat: "De burgemeester wordt als lid van de gemeen- Mev
teraad aangemerkt;" om dat te schrappen. Ik heb net aangevoerd waarom ik
bang ben dat dit een zinnetje is dat straks weer de weg opent voor de de
burgemeestersclub in het gewest waar ik zo bang voor ben. oer
ove
Heer VAN WUIJCKHUIJSE (GGSMevrouw de voorzitter, ik heb tijdens de gec
commissie a.b.z. geprobeerd aan te geven dat mijn fractie tegen dit niE
voorstel is. Niet omdat wij denken dat een bepaalde vorm van gewestelijke raj
samenwerking niet heel goed zou kunnen werken, maar wij zijn van mening dat £n
het optuigen van een gewest met deze omvang en dan ook nog een zo leeg
mogelijke huls of een zo groot mogelijke paraplu, zijn doel voorbij schiet jjee
omdat het alleen maar weer mogelijkheden creëert om in grotere verbanden te
praten, te discussiëren en vooral heel weinig te besluiten of heel veel te
besluiten waar we als gemeente helemaal niet zoveel behoefte aan hebben. In ge(
dat kader hebben wij geen behoefte aan deze gemeentelijke regeling en ra;
wensen wij geacht te worden tegen te hebben gestemd. ye,
uil
VOORZITTER: Wilt u zich gelijk uitspreken over het amendement van de heer
Visser? Ik neem aan dat de heer Van Wuijckhuijse, gezien het feit dat hij voi
helemaal tegen is, zich daarom daarover ook niet heeft uitgesproken. hi
de
Heer LOKKER (CDA): Voorzitter, we hebben hier natuurlijk al eindeloos over w£
gekoekhapt. Dat we niet staan te juichert bij een dergelijke regeling, dat sc
is ook wel duidelijk. De eerste en de belangrijkste opdracht is en blijft mo
het om alle taken van de overheid onder de brengen onder de drie democra- ku
tisch gekozen bestuurslagen. Dat wordt door deze regeling ook niet aange- ve
tast. We zijn van mening dat gemeenten wél moeten kunnen samenwerken, als a]_
dat in ieder geval een meerwaarde oplevert voor die gemeenten. Als je he
daarvoor dan een bestuurlijke organisatie nodig hebt in de vorm van een en
gewest, dan doen we dat natuurlijk in de wetenschap nu bij deze regeling jk
dat het hier gaat om een hulpconstructie en niet om een nieuwe bestuurs- gg
laag. Dat is in ieder geval klip en klaar duidelijk gemaakt in de tekst van
het voorstel. We hebben dan gewoon ook te maken hier met een weinig He
verplichtende en nogal vrijblijvende regeling. Als je het heel positief de
zegt -en dat wil ik toch ook doen, anders moet je niet voor stemmen- dan is Wc
het een soort nuttige kapstok voor samenwerking op projectbasis, zonder dat
het democratisch gehalte verlies lijdt. Wel willen we waarschuwen voor één 5. Ve
ding. We moeten natuurlijk donders oppassen dat we deze bestuurlijke
hulpconstructie niet optuigen met een tros ambtenaren. Een vrijwel lege He
kast behoeft ook helemaal niet een uitgebreide bureaucratie. We zijn om die st
reden ook zeer terughoudend in het toekennen van extra formatieplaatsen.
Wat betreft de burgemeester. Nou, in de commissie is al duidelijk gemaakt 6. wj
dat de burgemeester niet in een uitzonderingspositie wordt geplaatst hier,
dat de raad zelf ook iemand anders kan aanwijzen. Als je nou zo nadrukke- hj
lijk als raad aanwezig bent bij alle besluiten die genomen worden, zelfs me
het aanwijzen van leden voor een dergelijke regeling, dan denk ik dat we mE
niet bang hoeven te zijn dat het een burgemeestersclubje wordt, want dan d;
zeggen wij gewoon dat het anders moet. Dus wij stemmen tegen het amendement e;
van de heer Visser. z<-
ct
Heer KRIJGER (WD): Het is makkelijk om te zeggen zonder voorkennis, zonder
voorhistorie, we zijn tegen. Er hoort toch een hele geschiedenis bij. Op w,
dit moment geeft het college de juiste schaal, de juiste maat, het juiste mi