15 juni 1995
- 8 -
wachten we op het uitvoeringsplan. De integratie van de sport, dat moet
toch langs goede wegen van overleg te regelen zijn.
De pasjes van de heer Boerkoel. In wezen zouden we het reuze leuk vinden
als het kon, maar ik vrees toch dat het meer het oplaten van een ballonne
tje is dat dan vanaf het Raadhuisplein niet veel verder komt dan de Van
Weedestraat, waar de Soester Courant woont.
Voorzitter, de afvalstoffeninzameling, de onkruidbestrijding en de milieu
voorlichting, daar zullen we zeer kritisch op zijn. Het staat p.m. maar wij
willen heel degelijk naar uw voorstellen kijken, want zeker met het oog op
de ruimte die er gecreëerd is, denk ik dat we het milieu moeten ontzien.
Dan wil ik tot slot zeggen dat wij inhoudelijk in grote lijnen het uitein
delijk wel eens geworden zijn. Maar de toon moest kennelijk het imago van
het college zoveel oppoetsen als het imago van D66 omlaag gehaald moest
worden. Omdat we niets anders hebben gedaan dan constructief meedenken en
waar nodig commentaar geven, achten wij de reactie van het college beneden
niveau. De heer Jansen zal zijn commissies zelf behandelen.
Heer JANSEN (D66): Voorzitter, ik wil dan in aansluiting beginnen met
financiën en dan r.o. Er zijn misschien wat kleine doublures, maar vooral
in de commissie financiën heeft D66 gesteld dat er meer ruimte is voor
beleid dan vaak door andere fracties gesuggereerd werd. Het afwijzen van
overigens honorabele wensen, alleen op grond van geldgebrek, is niet
gefundeerd. Dat blijkt ook uit de erkenning van het college dat er nu meer
ruimte is voor nieuw beleid. D66 heeft er alleen op gewezen dat niet
aangeven wat we met overschotten doen, tegen het door de raad vastgestelde
financiële beleid is. Dat wordt nu ook in de collegebrief bevestigd. Ik heb
voorgerekend dat als de overschotten niet uitgegeven worden, de algemene
reserve enorm groeit. En dat er dus ruimte voor een beleid tot het wel
uitgeven van die overschotten is en dat daardoor de scherpe kanten van de
taakstellingen afgehaald kunnen worden, die het college anderen wilde
opleggen. Dat wilde het college niet toegeven. Pas nadat ik gesteld had dat
het college daarmee de verdenking op zich laadt een geheime agenda te
hebben voor de besteding van de overschotten, kreeg ik antwoord en startte
er een normale en reële discussie. De wethouder gaf aan nu nog niet te
kunnen zeggen hoe het geld besteed kan worden, dat daar nog onderzoek en
overleg met de instellingen voor nodig is. D65 heeft er toen direct mee
ingestemd dat het nu voorhanden zijnde overschot per uitzondering gereser
veerd blijft en gevraagd de besluitvorming daarover dan uit te stellen. Ook
dat heeft het college gehonoreerd, door de taakstelling aan instellingen om
te zetten in een richtinggevende taakstelling aan het college en de
besluitvorming uit te stellen tot de voorjaarsnota.
Voorzitter. Na al die positieve toezeggingen begrijp ik niet dat het
college in strijd daarmee zich toch tegen de D66-stellingname afzet, zonder
ook maar één inhoudelijke weerlegging van de D66-onderbouwing van haar
beweringen en D66 dus met denigrerende opmerkingen onderuit probeert te
halen. Dat is zwak, geen argument en in strijd met het feit dat het college
niet langer ontkent dat er financiële ruimte is. De wethouder heeft
aangegeven die ruimte nodig te hebben voor investeringen om de beoogde
bezuinigingen te kunnen halen. Zij heeft geantwoord de overschotten voor
dat doel te willen reserveren en daarbij bijvoorbeeld ook de bibliotheek/C-
drie te willen betrekken. Dat was de eerste inhoudelijke reactie en dat was
winst in mijn ogen. Dat kan betekenen dat het verhogen van de eigen
bijdrage van Soesters voorbij de pijngrens, waarbij mensen hun lidmaatschap
van de bibliotheek of het deelnemen aan C-drie activiteiten of het nemen
van muzieklessen zouden moeten opgeven, voorkomen kan worden. Dat voorkomen
van echte pijn heb ik pijn verzachten genoemd. De kern van ons betoog
blijft: de soep hoeft niet zo heet gegeten te worden als die werd opge
diend. Pijngrenzen overschrijden is overbodig. Te suggereren dat D66 zo de
kaasschaaf hanteert, zoals het college in de brief aan de raad doet, is
onder de maat en geen bijdrage tot het oplossen van de problemen die er nog
zi jn
Voorzitter, ook D55 staat erachter te proberen de efficiencytaken en in
enkele gevallen het niveau waarop die taken worden uitgevoerd, te optimali
seren. Tegen het investeren om dat doel te bereiken hebben wij geen enkel
bezwaar. Daar zijn in feite ook geen overschotten of een positief saldo
boven de drie miljoen op de algemene reserve voor nodig. Het betreft dan
rendabele investeringen, waarvoor het college wat D66 betreft altijd het