19 januari 1995
- 14 -
len hoe de visie van de heer Blaauw tot stand kan komen. Het feit dat we
eerder een inhoudelijk en planologisch voorstel hebben gedaan, dat dat
voorstel door de beroepschriftencommissie bekeken wordt op dat niveau dat
2e zeggen: nee, dit is juridisch niet verantwoord dat het besluit op die
manier genomen wordt. Dat betekent dat wij nu ook alleen nog maar de
mogelijkheid hebben om daar juridisch naar te kijken en niet meer planolo
gisch. Dat betekent dus dat wat nu gebeurt niet kan en dat we dus alleen
hier als raad logisch voor zullen moeten zijn.
Heer KRIJGER (WD): Mijnheer de voorzitter, we kunnen nu spreken na de
eerste ronde over een formele meerderheid van de commissie, in afwijking
van een informele meerderheid die er nu zou kunnen zijn. Mensen kunnen hun
mening baseren of hun standpunt baseren op die formele meerderheid en dat
zal ook wel gedaan zijn. Aan de andere kant is ook aangegeven wat het
juridische betreft door de heer Spruit dat als je gaat inschatten wat de
schade zou kunnen zijn en wie dus voor de schade zou moeten opdraaien, dat
het een inschatting is. Bij het een zou het kunnen zijn dat de gemeenteraad
zou moeten betalen en bij het andere kan het zijn: eigen schuld, dikke
bult, zogezegd. Wij gaan van het laatste uit. Dat klinkt dan wat raar, maar
we vinden toch dat er zoveel argumenten zijn gepasseerd.
Een reactie nog met betrekking tot de heer Boerkoel. Als ik het goed
beluisterd heb van de heer Blaauw, heeft hij gezegd in het begin: het is
maar een hele kleine commissie. Dat wreekt zich soms als je wat ruimte moet
hebben voor overleg.
Heer BOERKOEL (PvdA): Mijnheer de voorzitter, dat is een reden te meer. Ik
ben dus ook niet ingegaan op de argumentatie van de beide raadsleden in de
commissie. Ik heb dat ook niet ter discussie willen stellen, dat is mijn
betoog ook niet geweest om te zeggen: zouden we niet voor de toekomst om
dit soort vreemde discussies te voorkomen, niet beter kunnen komen tot een
onafhankelijke commissie? Ik heb dan ook voorgesteld, niet nu via wat voor
voorstel dan ook, maar gewoon om daar eens over van gedachten te wisselen
in de commissie a.b.z. Ik denk dat dat de plek is en het moment is.
VOORZITTER: Alle fracties zijn geweest. Ik vraag eerst in tweede ronde of
de voorzitter van de commissie nog behoefte heeft het woord te voeren.
Niet, dan kom ik bij de leden van de commissie.
Heer BLAAUW (WD)Voorzitter, ik heb er nog wel behoefte aan om een paar
woorden te zeggen. Ik heb u verklaard in het begin dat ik met een volkomen
andere pet op in die commissie beroepschriften heb gezeten.
Heer VISSER (GL/PS)Welke andere pet bedoelt u dan, mijnheer Blaauw?
Heer BLAAUW (WD): Dat zal ik u vertellen, mijnheer Visser. Ik heb daar het
beroepschrift tegen de weigering tot het verlenen van een vrijstelling
artikel 19 Wet r.o. niet als raadslid bekeken, maar op de wijze zoals
verwoord is in agendapunt 5. Ik denk dat het ook moet op die manier, dat je
onafhankelijk daar dient te zitten en dat je je eigen politieke mening daar
niet mag laten prevaleren. U kunt daarover met mij van mening verschillen,
mijnheer Visser en ook de anderen. Ik heb het op die manier gedaan. Velen,
zelfs de raadsman van de heer Vahstal zelf, hebben van tevoren al gemeend
bekend te moeten maken dat de uitslag van de commissie al bekend was, omdat
er twee leden in zaten die tegen het plan de Lindenhof waren. Ik heb dus
gezegd dat ik daar niet als raadslid ben gaan zitten.
Heer VISSER (GL/PS): U zat er wel als raadslid!
Heer BLAAUW (WD): Niet met een politieke pet op. Zo bedoel ik het dan,
mijnheer Visser. Ik ben daar gewoon onafhankelijk gaan zitten en ik heb het
bekeken op mijn manier. Ik heb daar ook geen spijt van.
Ik denk dat als ik dan hier in de raad zit, dat ik best mijn persoonlijke
mening weer mag geven. U weet, het is u ook niet onbekend, toen u zelf
wethouder was
VOORZITTER: Wilt u via de voorzitter spreken en niet rechtstreeks tot de
heer Visser?