- 10 -
;en
ïed
31
ien
Lert
anen-
am van
gen
ies
eko-
n
sen
gelen
aar is
den
derd,
or al
(AO-ers
extra
:n
:en mij
;rk
:en,
op
die
;t
Ik
Ls je
het
aeter
■cing en
n Zeist
ring
temming
taand
hangen
n terug
edragen
rei-
chting
er al
de
Hoe
r werd
gevoe
lt
iri j s
•olgende
21 september 1995 - 11 -
bijeenkomsten horen wij graag, via u, de mening van deze organisatie.
Mevrouw HUBERTS (WD) Voorzitter, wij zijn wat minder pessimistisch dan de
heer Glastra van de BAM-fractie wat betreft de uitvoerbaarheid en de
handhaafbaarheid van deze nieuwe wetWij denken dat dit een aanzet isHet
voorstel zoals het hier ligt, daar kunnen wij mee akkoord gaan en wij
denken dat in het vervolgtraject alle problemen zoals de heer Glastra nu
aangeeft, nog uitgewerkt gaan worden en die worden dan alsnog bij ons
voorgelegd. Eén ding dat wij wel betreuren is dat je nu ziet gebeuren wat
ook bij de WVG is gebeurd, dat je in verschillende gemeenten mensen in
soortelijke situaties aantreft die ook verschillende uitkering krijgen. Het
is dus toch heel erg moeilijk om landelijk die regelingen echt helemaal
uniform te krijgen.
Mevrouw TOMASSEN (GL/PS)Voorzitter, dit is een maatregel die ons opgelegd
is door de hogere overheid. Soest kiest met dit voorstel voor de individue
le benadering. Daar hebben wij waardering voor. Het is uitvoerig besproken
in de commissie, dus daar hebben wij onze mening geventileerd en ik wil die
commissievergadering niet overdoen in deze gemeenteraad. Wat de eventuele
gevolgen zijn van deze maatregel, ik heb in de risicoparagraaf de gevolgen
als risico gelezen, dus het staat wel degelijk in de begroting.
Heer ZWAANENBURG (CDA)Voorzitter, wij kunnen ons volledig vinden in uw
voorstel, gelijk wij ook in de commissie hebben gezegd. De aanvulling die u
hebt gegeven in het advies wat betreft die laatste alinea, ook daar kunnen
we ons in vinden, zij het dat we eigenlijk een beetje stout zijn om te
zeggen: is dat niet een beetje een open deur? Maar het is een verduidelij
king van wat het college meent en wat wij eerder zonder deze opmerking uit
de stukken hebben mogen begrijpen. Wij gaan ermee akkoord.
Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Voorzitter, ik ben eigenlijk wel blij met die
vragen, want mijn familie zit op de tribune en het zou voor mij donders
moeilijk zijn om vanavond nog vol te houden dat ik hier mijn geld sta te
verdienen. Er zijn een aantal vragen geweest die wel wat ver gaan voor
vanavond. We hebben van de week begrotingsvoorbespreking gehad, daar was
alle kans om die zaken mee te nemen. Maar, mijnheer Glastra, die kansen
komen nog, want we hebben in de komende maanden, oktober, november,
december, nog een aantal avonden en daar kunnen we desnoods avondvullend
praten. Er zullen u nog voorstellen bereiken ten aanzien van de stimule
ringspremieregeling, dat betreft in wezen premies voor mensen die werk
vinden. Evaluatie van de huidige regeling komt ook aan de orde in oktober
en wat heel belangrijk is -dat houdt ook delen in van de vraag van mevrouw
Stekelenburg- is het beleidsplan. Wij moeten een beleidsplan vaststellen,
dat komt naar verwachting in december in de commissie. Daarin zitten
onderwerpen als fraudebestrijding, bevordering zelfstandig-bestaansvoorzie
ning, rechtmatige en doelmatige uitvoering en de beleidsnotitie bijzondere
bijstand. Daar vroeg u specifiek om, mevrouw Stekelenburg. U zegt vanuit uw
filosofie: er zijn twee aspecten. Als je mensen die in de sociale maat
schappelijke sector nuttig kunnen zijn, zonder daar nou een hele dag aan te
moeten besteden, zou je daar dan niet oplossingen voor kunnen vinden binnen
de wet, die dus toelating doet, maar dat je daar specifiek wat ruimte in
geeft? U kent allemaal de problematiek van de nieuwe wet, die is namelijk
gericht op werk, werk, werk, iedereen moet een baan hebben. Dat is op zich
al moeilijk. Daar zijn situaties voor gecreëerd, Melkert-banen sluiten daar
voor een deel bij aan. Maar het is heel moeilijk om voor grote aantallen
werk te vinden, zeker als je dat op korte termijn moet doen. Dat betekent
dat daar nogal wat problemen zullen ontstaan. Ik denk dat die problematiek
zich vanzelf moet vertalen in soepelheid op gebieden, zodanig dat je mensen
wel gaat begeleiden op het traject naar verantwoord en natuurlijk zinnig
werk, dat is duidelijk.
Mevrouw Swinkels, u hebt ons bedankt voor de wijziging. We vonden de
wijziging heel concreet en feitelijk ook recht doen aan het uitgangspunt
van de wet op zichzelf. Rechtvaardigheid is het belangrijkste uitgangspunt
en vanuit die rechtvaardigheid kun je door redeneren. De heer Witte deed
dat ook wel, maar hij noemde het relatief. Ik heb het hier: "Wij zien het
als een relatieve rechtvaardigheid"Je kunt daar vanuit elke positie
anders tegenaan kijken. Het is natuurlijk toch wel zo, dat moeten we met