21 september 1995 - 12 - elkaar beseffen, dat Nederland een Algemene bijstandswet heeft die aan herziening toe is, er zijn voldoende redenen aan te dragen om dat te doen. Die wet is ons opgelegd, die gaat in met ingang van januari 1996 en wij proberen binnen die wet tot een rechtvaardige uitvoering over te gaan. Nu kunt u dat relatief noemen, het zou natuurlijk aardiger zijn als iedereen tweemaal zoveel zou krijgen, maar dat zegt de wet nu eenmaal niet en dan kunnen wij daar ook, zonder dat we onze andere doelstellingen op gemeente lijk niveau zouden gaan beïnvloeden in negatieve zin, niet aan voldoen. U hebt geconstateerd met mij dat er nog delen komen, dat heb ik zojuist ook gezegd. Ik zal u ook van alle ontwikkelingen op de hoogte houden. Ik denk dat het goed is dat we met elkaar afspreken dat we ten aanzien van de nieuwe ABW ook in de leeskamer een apart mapje leggen met daarin de ontwikkelingen, de nieuwe stukken die komen, zodanig dat u bij kunt lezen en steeds op de hoogte bent van hetgeen wij ook in huis weten. Dan vermij den we misschien alle detailvragen op de momenten dat het wat minder uit zou komen. De 380 miljoen, mijnheer Glastra, dat wil ik nog even aanraken. U zegt: er moet in totaal door het rijk een 380 miljoen worden teruggenomen en dat is met ingang van 1999. Nou, 1999 is nog vier jaar weg en 380 miljoen is een richtgetal, dat kan altijd nog veranderen, het kan omhoog gaan, het kan omlaag gaan. Ik heb de verwachting dat het nog weieens bijgesteld zou kunnen worden. Nou is de vraag: moeten wij daar nu al op insteken? Ik denk dat de wet ons feitelijk oplegt om daarop in te steken door te definiëren dat het door het o- en m-beleid, dat is namelijk het oneigenlijk gebruik en misbruik, om dat te gaan beïnvloeden, oftewel te gaan beperken en daardoor middelen vrij te maken, zodanig dat er minder in de uitkeringen hoeft. Dat oneigenlijk gebruik en misbruik zullen wij -dat doen we trouwens ook al, u kunt daar dagelijks kennis van nemen- beïnvloeden door de poortwachters functie die dan heel belangrijk is bij de intake. Je gaat mensen aanhoren, er worden gegevens gevraagd, er moet voldoende inzicht op tafel komen, alvorens men in aanmerking komt voor bijstand. Dat betekent dat je daarmee de fraudetrajecten in de pas houdt en zoveel mogelijk beperkt, evenals het oneigenlijk gebruik. Dat moet uiteindelijk landelijk, als het overal consequent en rechtvaardig wordt toegepast, tot een bezuiniging leiden. Als u dan zegt: wij worden evenredig toebedeeld, of evenredig rekenkundig wordt dat naar ons toegerekend in Soest en dan zou dat best eens tussen de acht ton en een miljoen kunnen zijn, dan heb ik die verwachting niet. Ik zou het namelijk bijzonder onrechtvaardig vinden als zou blijken dat een sociale dienst die al in de pas loopt en goede maatregelen treft, al een hele tijd, dat die op dezelfde manier behandeld zou worden als de sociale dienst waar meer over een uitkeringskraam zou kunnen worden gesproken. Die vergelijking zal ik dan ook betwisten op het moment dat het naar ons toe zou komen. U had nog twee vragen, dat ging over de werkdruk bij de invoering, de trajectplanning. Ik heb u van de week gezegd dat wij, na gesprekken met de ambtenaren, de overtuiging hebben dat onze ambtenaren het werk aankunnen. Dat is één. Dat vergt veel inzet, dat moet ik er onmiddellijk bij zeggen, maar ze kunnen het aan. Ze hebben de middelen, voldoende hardware, voldoen de software. Mijn ambtenaren zeggen dat, mijnheer Glastra. Er is geld vanuit het rijk meegekomen voor de invoering van de wet. Voor Soest is dat een bedrag tussen de één en anderhalve ton. Dat geld hebben we ingezet om de veranderingen te kunnen bekostigen. Wij hebben niet de verwachting dat we daardoor in de problemen komen. Voorzitter, ik denk dat ik, na dankzegging aan de WD voor de steun en nog constaterend dat hetgeen mevrouw Huberts vaststelt feitelijk decentralisa tie is, dat is feitelijk het effect van decentralisatie Mevrouw Tomassen, dank voor uw medewerking. Ik denk dat ik alle vragen heb beant woord, voorzitter. Heer WITTE (GGS)Voorzitter, het betoog van de heer Glastra heeft in ieder geval nog een hele aardige vraag opgeleverd die niet beantwoord is. Het is natuurlijk ook de vraag of we die kunnen beantwoorden. Maar het is wel nog een extra staving voor wat ik toch eigenlijk een onrechtvaardige maatregel vind. Vraag 6 is niet beantwoord, ik heb u niks horen zeggen daarover. "Aan nog meer uitkeringsgerechtigden zal een arbeidsverplichting worden opge legd. In hoeverre worden extra inspanningen aangewend, zo er al mogelijkhe den zijn, tot het creëren van nog meer werkgelegenheid om de uitstroom te bevorderen?" Dat is natuurlijk een hele cruciale vraag in dit hele gegeven.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1995 | | pagina 203