18 oktober 1995 (begroting) - 28 - zijn door u opmerkingen gemaakt in reactie op, maar nu gaan we bij het hoofdstuk zelf bepalen of wij de omvang en de bedragen die daarvoor bedoeld zijn, accepteren. Die accepteren wij met één kanttekening. Wij denken dat wat accenten hier en daar verlegd kunnen worden, omdat het te maken heeft met communicatie binnen de organisatie. U hebt net aangegeven, dat exit interview in Signalen, dat wij dachten -maar dat is dan niet goed begrepen- dat wij beelden zochten die spanningen konden aangeven. Die hebben we bewust niet gezocht. Als we nog even terugdenken, wat ook hierbij hoort, aan de over straat rollende voorlichters, is er gesproken over de organisa tie en de cultuur daarbinnen. Er is ook gesproken over waarom dingen gebeuren en niet voorkomen hadden kunnen worden. Dat heeft te maken met de werkwijze. Wij vinden het toch van belang dat heel concreet de komende tijd wordt gelet op datgene wat haalbaar is en wenselijk is in de organisatie. Daarom moet ik het kwijt bij dit stukje, want het lijkt soms heel mooi om te zeggen human-resource-management, dat is het recht op eigen invulling van taken, de zelfstandigheid van je werk. Prachtig gezegd, maar dezelfde medewerker heeft ook recht op leiding, op management. En een management op afstand, een te softe benadering kan je uitleggen als je dat wilt: je laat de mensen hun verantwoordelijkheid. Maar het kan ook betekenen: je laat de mensen zwemmen. Dat is niet de bedoeling. Iedereen heeft recht op een zekere leiding. Het lijkt me goed om in a.b.z. toch nog eens te spreken over de rol die de raad in a.b.z. als een stukje werkgever kan vervullen. Dat kan dan samenvallen waarschijnlijk met de rol die dus toegedacht wordt aan de ondernemingsraad in het gebeuren. Heer KROL (CDA)Voorzitter, ik had begrepen in uw beantwoording -dat wou ik nog wel even positief waarderen- dat u toegezegd hebt om inderdaad op een bepaalde reguliere basis met die ondernemingsraad te gaan spreken. Dat werken we dan nader met elkaar uit. U had daar maandag nog wat moeite mee, u gaf daarnet aan in uw beantwoording in tweede termijn dat u daar wel voor voelde. Dat vind ik heel positief en ik denk dat het een heel eind in de buurt komt van datgene wat de heer Krijger heeft aangekaart. Het tweede wat ik even zou willen benoemen, want het was het te mooi om te laten liggen, is dat ik de heer Visser toch vanmiddag heb horen zeggen dat bijvoorbeeld een stedenband met Sint Maarten ook een goede suggestie zou zijn. Ik vind het op zich heel boeiend dat de fractievoorzitter van Groen Links/Progressief Soest pleit voor een stedenband met Sint Maarten. VOORZITTER: Als ik dan mag reageren? In antwoord op de vraag van de heer Visser, als ik hem zo hoor spreken, denk ik dat hij inderdaad toch goed gehoord heeft wat ik maandag gezegd heb. Ook in de begrotingskrant heb ik gezegd dat wij gehouden zijn het huidige convenant uit te voeren. Dat zullen we loyaal doen, daar moet u niet over twijfelen. Dat zal ik ook doen als ik in Kozle ben. Iets anders is of je, als die termijn afgelopen is Ook u spreekt daar niet over, ook u zegt niet: het moet dan en dan afgelopen zijn. Dus als ik u goed begrijp, wilt u het ongestoord door laten gaan. Ook ik heb gezegd, net als u nu zegt, dat vanuit de bevolking de vriendschapsbanden die ontstaan zijn, gewoon kunnen doorgaan. Daar is geen jumelage van de gemeente met die andere gemeente voor nodig, die vriend schapsbanden zijn gecreëerd, zijn ontstaan de laatste jaren en dat is positief. Natuurlijk moet dat doorgaan en dat mag ook doorgaan, graag zelfs. Maar waar ik in uw raad aandacht voor gevraagd heb -daar hoeft helemaal geen besluitvorming op dit moment over plaats te vinden, want het is niet aan de orde op dit moment- is: moeten wij te zijner tijd, als het convenant afgelopen is, daarmee doorgaan, gelet bijvoorbeeld op de discus sie die we hier over Joegoslavië hebben gehad. Dat is ook in Europa en past ook binnen het beleid van de minister van buitenlandse zaken. En zo zijn er andere noden, in Oost-Europa bijvoorbeeld, waar je gewoon moet kijken of die meer aandacht vragen. Krijgen die prioriteit in deze raad of zeggen we nee, we gaan door met Kozle? Dat kan best de uitslag zijn van de discussie, dat we doorgaan met Kozle, maar dan weet ik dat, dat u er als raad zo over denkt. Dat hoeft vandaag niet besloten te worden. Ik ga duidelijk met een standpunt naar Kozle, we hebben deze jumelage en die voeren we keurig uit. We zullen ons inzetten om het zo optimaal mogelijk tot een succes te laten zijn, maar er komt een keer een eind aan het convenant en dan moeten we samen weer een besluit daarover nemen als raad. Dat is mijn standpunt.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1995 | | pagina 291