24 april 1997
- 24 -
tegen dat moment op een gegeven moment ook aan lopen
Laat duidelijk zijn, voorzitter, dat als een streekplan in 1995 wordt
vastgesteld, en je vraagt in 1997: bent u bereid om daar vrij fors van af
te wijken? dat de PPC zegt: nou nee, liever niet. Dat kan ik mij heel wel
voorstellen en ik kan me ook heel goed voorstellen, voorzitter, dat je daar
dan inderdaad stevig over in discussie moet met GS. Ik ben er ook blij mee
dat u dat gaat doen. De meerderheid van de raad -en zo werkt het in een
democratie- heeft u die opdracht gegeven, die voert u uit.
Aan de motie heb ik geen enkele behoefte.
Heer WITTE (GGS)Voorzitter, de inspecteur van ruimtelijke ordening
Het is helemaal geen kwestie dat het zomaar eventjes
VOORZITTERDe heer Boerkoel heeft het woord.
Heer BOERKOEL (PvdA)Ik wil het eigenlijk maar kort houden. Ik heb in
tweede termijn van zowel tegenstanders als voorstanders geen andere
argumenten gehoord dan ik in eerste instantie al gehoord heb. Het college
is wat mij betreft gerechtigd te gaan praten met GS over deze notitie van
de PPC.
Wethouder TEN HOVEVoorzitter, als sommige raadsleden zich ongerust zouden
maken over het feit dat GS en de PPC niet geïnformeerd zouden zijn over het
standpunt van de diverse partijen in deze raad, dan kan ik u misschien
geruststellen dat ik ook in mijn pleitnota er nog eens op gewezen heb dat
er in de afgelopen jaren drie keer zeer uitgebreid over deze materie
gesproken is. In 1994 hebben wij gesproken over de noordelijke hoofdwegen
structuur, in 1995 over het N221-traject en vorig jaar, in 1996, hebben we
de hoofdwegenstructuur vastgesteld. In alle drie de situaties maakte de
parallelroute deel uit van deze plannen en deze drie nota's zijn ook bekend
bij de desbetreffende organen, met alle discussies daaromheen.
Ten aanzien van de vraag van de heer Witte: hoe zit het met de nuances?
Nou, die nuances betreffen bijvoorbeeld dat in de brief van de PPC wordt
gesproken over de dreiging van de verstedelijking als je die weg gaat
aanleggen. Ik heb de PPC erop gewezen dat de bebouwing in Nederland in
belangrijke mate bepaald wordt, zo niet uitputtend en alleen-zaligmakend,
door zowel het provinciale als het rijksbeleid en dat Soest zich heel
terughoudend opstelt ten aanzien van de bebouwing. Ik heb dat onder andere
geïllustreerd met het feit dat wij de uitbreiding van Vathorst steunen, dat
de raad naar alle waarschijnlijkheid ook bereid is om mee te werken aan een
regeling die het mogelijk maakt dat Soesters die in Vathorst gaan wonen
daar een bijdrage in leveren.
Een andere nuancering betreft het inschatten van de effecten van de andere
verkeersmaatregelen. Ik heb geconstateerd dat er binnen de PPC, in een
contact met mevrouw Korthuis ook, dat er veel genuanceerder over wordt
gedacht dan er nu in het advies van de PPC tot uiting komt.
Ten aanzien van onjuistheden, waar een andere fractie op wees. Ik weet niet
precies op welke zij duidden, maar zelf kan ik er twee noemen. In het
advies van de PPC wordt genoemd dat er geen overleg met Baarn geweest zou
zijn. Bij de eerste nota noordelijke hoofdwegenstructuur heb ik zelf het
initiatief genomen om met de collega in Baarn daarover te spreken, zelfs
voordat de nota in de publiciteit kwam, om hem tijdig te informeren. Maar
nochtans houdt het advies van de PPC vol dat dit overleg niet gepleegd zou
zijn. Het andere aspect betreft ook een overleg, met de landinrichtingscom
missie. Dat overleg is er geweest, dat heb ik samen met collega Blommers
gevoerd. Toch blijft de PPC, althans in het advies, van mening dat wij dat
overleg niet gevoerd zouden hebben. Dat zijn twee voorbeelden en zo zijn er
wellicht meer. Maar nogmaals, daar kunnen we op 13 mei verder met elkaar
over van gedachten wisselen.
VOORZITTERIk vraag hiermee het vragenhalfuurtje af en ik hou de stemming
over het amendement en de motie aan tot het einde van de vergadering.
Voorstel tot het vaststellen van de jaarrekening 1996.
Heer ROEST (D66)Voorzitter, in de behandeling vorige week heeft D66