25 juni 1998
- 24 -
Heer ROEST (D66): Nee, mijnheer Krijger.
VOORZITTER: Via de voorzitter.
Heer ROEST (D66)Sorry, voorzitter. Die brief die is ter tafel gekomen na
een heel proces van vragen en nadat ik dus twee weken geleden een brief
kreeg vanuit de bibliotheek die verwees naar die brief. En die brief
bevatte exact de informatie die ik vorig jaar 3 juli had moeten hebben. En
die, als de wethouder dus in januari bij haar ambtenaren te rade was
gekomen en had gezegd: er vliegen zoveel stukken voorbij, ambtenaren, maar
nu wil ik het precies weten, want die Roest heeft vragen gesteld en nu wil
ik het precies weten, als zij mij serieus had genomen op dat moment, dan
waren die antwoorden daar geweest. En als u het had gevraagd, dan weet ik
zeker dat ze er waren geweest. Want waar het om gaat, voorzitter, dat ook
een kleine fractie recht kan hebben op het inzien van die stukken. Dat is
het wezen van de democratie, waarin ook kleine partijen recht hebben op
informatie. Die informatie heb ik niet gekregen. Ik moet dus vaststellen
dat ik daarom niet meer kan vertrouwen op de informatie die ik krijg van
deze wethouder in de toekomst. Alle vragen die ik stel. En dat is de taak
die ik op me genomen heb als vertegenwoordiger van burgers in deze samenle
ving. Dat kan ik dus niet goed doen en daarom is de vertrouwensbasis wat
mij betreft ingestort.
Heer VAN WUIJCKHUIJSE (GGS) Voorzitter, ten aanzien van datgene wat wij
nog een keer hier naar voren hebben gebracht, kan ik niet anders dan
constateren dan dat het de wethouder blijkbaar geen ernst is met haar
informatieplicht naar de raad. Meerdere malen is nadrukkelijk aangedrongen
op het verschaffen van informatie. Uiteindelijk heeft er een duidelijke
discussie daaromtrent plaatsgevonden in de raad, in januari 1998. Andermaal
heeft zij de informatie niet aan de raad verstrekt. Aan de raad. Niet één
fractie, of twee fracties, nee, voorzitter, ze heeft het niet aan de raad
verstrekt. En dat is een politieke doodzonde. Dat is niet zomaar een
foutje, dat is niet zomaar een missertje, dat is gewoon in strijd met het
wezen van het functioneren van deze raad. Dat is zo ernstig, dat daarmee de
vertrouwensvraag tussen de raad en de wethouder in kwestie aan de orde is,
dat die vertrouwensbasis, gelet op het feit dat de informatie niet op tafel
is gekomen ondanks het nadrukkelijke verzoek, de verplichting van de
wethouder om die aan de raad te verschaffen, is komen te vervallen. Mijn
fractie betreurt het ten stelligste dat de wethouder en haar fractie
overigens in deze raad ook, blijkbaar meent om die vertrouwensbasis te
moeten reduceren tot een halfslachtig verweer op een aantal zeer nadrukke
lijke en duidelijke feiten zoals die naar voren worden gebracht. Als u naar
de raad zou zijn gekomen in januari met het verhaal van: inderdaad, er is
wat fout gegaan, dan waren we hier niet blij geweest. En u weet ook van
mijn fractie dat we dan bijzonder kritisch kunnen zijn, dus dat we mis
schien niet het rietje van de heer Roest hadden gehanteerd, maar een stok.
Maar u moet wel uitkijken met dat te vertalen naar een persoonlijke aanval,
want dit is wel de gemeenteraad van Soest waar u mee in discussie bent. En
op het moment dat u daarmee in discussie bent, zult u ook moeten voldoen
aan de normen die daarvoor gelden. En daar hebt u niet aan voldaan.
Andermaal. Dat betekent dat mijn fractie moet constateren dat er geen
vertrouwensbasis is met de wethouder van financiën.
Heer ROEST (D66)Voorzitter, ik heb u een motie overhandigd. Ik was op het
laatst toch enigszins bewogen, ik heb vergeten om die motie aan te kondigen
en die maakt toch deel uit van de beraadslaging. Vindt u het goed dat ik
alsnog dat verzuim goed maak?
VOORZITTER: Gaat uw gang.
Heer ROEST (D66)Als de bode de motie wil uitdelen, zal ik het vast
voorlezen
De raad van Soest, in vergadering bijeen op donderdag, 25 juni 1998
overwegende
- dat in de raad van januari 1998 vragen zijn gesteld door de
fractie van D66 over de halveringstijden van de openingsuren van
de bibliotheekafdeling Overhees vanaf 1 juli 1997;