12 oktober 1998
-45-
hebben gestreefd om op termijn een sluitende begroting in deze raad vast te
stellen. Als je dan als fractie van mening bent dat je moet komen tot een
alternatief voorstel, gericht op het in ieder geval verminderen van de
voorgestelde stijging van de OZB, dan betekent het dat dat een samenhangend
pakket moet zijn. In de commissie financiën heeft mijn fractie op verschil
lende wijzen stil gestaan bij die OZB-verhogingAan de ene kant hebben we
gekeken naar de OZB-verhoging op korte termijn voor 1999-2000. Aan de
andere kant hebben we gekeken naar de termijn daarna. In omgekeerde volgor
de zou ik dat nu nog een keer willen doen. Als je kijkt naar de door het
college gepresenteerde noodzakelijke verhoging en ook in de begroting
verwerkte verhoging van de OZB per 2001, dan is die m.n. gericht op het
dekken van mogelijke onzekerheden op het gebied van Paars II, ik noem nog
maar een keer dat kleurtje, of de hertaxatie van de WOZ. Nu blijken er twee
dingen. Aan de ene kant zouden die effecten van Paars II weieens helemaal
niet negatief kunnen zijn. We zien nu ook dat in de tweede nota van wijzi
gingen er een ander beeld over ontstaat. En het tweede dat we zien is dat
als je kijkt naar waar die voorziening voor de hertaxatie WOZ voor getrof
fen wordt, dan is dat voor een waardestijging die heeft plaatsgevonden
tussen 1993 en 1995 van het gemeentelijk woningbezit. Wat is er aan de
hand? Gemeentefonds gaat uit van een stijging van 10% en de werkelijke
stijging in die periode zou wel eens een grotere stijging kunnen zijn
geweest. En dat is niet mogelijk uit de school klappen of iets dergelijks.
Daar hebben we al een aantal keren serieus over gesproken. Met name ook in
het kader van hoe reëel is nou bijv. dat de staatssecretaris van financiën
tegen iedereen zegt: uw huurwaarde-fictie in Soest is 24%. Want er zijn
geluiden van vastgoeddeskundigen hier in de gemeente dat die waardestijging
weieens lager zou kunnen zijn geweest. Wij gaan vooralsnog uit van een
percentage dat om en nabij de 15% zal liggen. Dat betekent dus dat een
voorziening treffen op een waardestijging van 24%, dus het verschil tussen
die 10 en die 24 feitelijk, dat dat veel teveel is. Dat je daar dus een
lager bedrag op dit moment voor in de begroting zou kunnen zetten. Anders
gezegd: waarom zouden we nu in de meerjarenbegroting van de gemeente Soest
een aantal voorzieningen opnemen voor zaken waarvan we helemaal nog niet
weten of die werkelijk op die manier op ons af gaan komen. Sterker nog,
waarvan je met de kennis van vandaag zou kunnen zeggen: misschien moet je
dat op dit moment helemaal niet doen. Ik heb bijna alle fracties ook horen
zeggen dat als dat nou inderdaad ook niet zou gebeuren, als er nou inder
daad meevallers zijn e.d., dan moeten we die meevallers ook zo verwerken
dat daarmee de stijging van de OZB ter hoogte van die meevallers gecompen
seerd wordt. Dan zegt de fractie van GGS: boter bij de vis. Op het moment
dat je nu aan de ene kant lucht in de begroting brengt door een aantal
voorzieningen te treffen, waarvan je nog absoluut niet weet of die op die
hoogte uit zullen komen, en je aan de andere kant ook de belastingverhoging
al in de begroting zet, dan schiet je je doel volkomen voorbij en dan zult
u zien, met de fractie van GGS dat die belastingverhoging in de komende
jaren keurig netjes voor allerlei zaken zal worden opgesoupeerd. Dat t.a.v.
het lange termijn beeld. Op het moment dat je zegt van we moeten toch het
lastenniveau voor de burgers, zeker ook als je in je feitelijke omvang van
je takenpakket geen additionele zaken doet, maar op een zo reëel mogelijk
niveau zien te houden, en dat zou het niveau van vandaag de dag eigenlijk
moeten zijn, dan moet je zoeken naar mogelijkheden om te komen tot uitga-
venverminderingen. Mijn fractie heeft dat geprobeerd te doen en heeft
daarbij nog fl. 600.000,- overgehouden. We hebben ook in de commissie
financiën gezegd: wij zullen in de raad komen met een aantal voorstellen om
te komen tot een vermindering van die belastingverhoging. Voor 5/6 deel
hebben wij die ook aan u gepresenteerd. Voor 1/6 deel zijn wij ook princi
pieel van mening dat de raad daar goed over zou moeten discussiëren, omdat
dat best wel eens zaken zouden kunnen zijn die op een hele andere manier
ingrijpen in het voorzieningenniveau dan de voorstellen zoals we die op dit
moment hebben neergelegd. Dat sluit ook in belangrijke mate aan op het