29 april 1999 - 37 - Dan kom ik bij de heer Middelkoop. Meneer Middelkoop, uw periode in deze raad is wat korter. Van 14 april 1998 tot 29 april 1999, dus dat is net n ruim een jaar. Ik kan me voorstellen dat u begonnen bent met groot enthou siasme en in uw hoofd zeker als uitgangspunt om één raadsperiode helemaal vol te maken. Maar het is toch anders gelopen dan wat wij en u zelf denk ik, zich hadden voorgesteld hierover. Ik heb er behoefte aan om toch nog eens een keer hier te verklaren, dat, uitgelokt dacht ik door de heer Roest, enige tijd geleden hier in deze raad nog eens een keer benadrukt, er wat mij betreft, maar ook persoonlijk even als voorzitter van de raad, maar ik heb ook signalen vanuit de raad in die zin opgevangen, dat er wat ons betreft geen enkele reden is dat u vanwege de vermeende vermenging van functies voor het raadslidmaatschap zou moeten bedanken. Ik wil het nog eens een keer herhalen, u heeft naar mijn mening zeer zuiver gehandeld door niet aan de discussie en de besluitvorming deel te nemen. Dus ik betreur het als dat een overweging zou zijn voor u om te bedanken, temeer daar ik fin algemene zin betreur als mensen uit het bedrijfsleven, welk beroep ze dan ook verder uitoefenen, dat een reden zouden vinden om geen lid van een politiek college in casu dus een gemeenteraad te zijn. Dat zou verschraling betekenen en de wet geeft duidelijk aan wie er geen deel mogen uitmaken van een gemeenteraad bijvoorbeeld. Nou, daar moeten wij ons aan houden, maar voor het overige kunnen alle beroepsbeoefenaren naar mijn mening deel uitmaken van een gemeenteraad. En ik denk dat het ook van belang is dat een raad een hele brede achtergrond heeft, want het moet een weerspiegeling zijn van je bevolking. Niet dat één bepaalde categorie daarin is uitgezon derd. Dus nogmaals, ik respecteer uiteraard uw persoonlijke beslissing, maar het leek me goed om nog eens hier even in het openbaar te verwoorden dat ik hoop dat dit geen trend gaat worden en dat wij toch ook in de toekomst een beroep kunnen blijven doen op inwoners die een baan hebben en zeker ook uit het bedrijfsleven. Ik wil u heel hartelijk danken voor uw inzet die in deze korte periode is geweest. Ik wens u graag, namens de hele 2 gemeenteraad veel succes toe in uw verdere leven en waar onze wegen elkaar ook zullen kruisen in het mooie Soest. U maakte deel uit in deze periode van de commissie algemene bestuurszaken, de commissie financiën en u was plaatsvervangend lid in gewestraad Eemland. Kortom, wij zullen u missen en het ga u goed. Ik wil u graag een cadeau geven. En net als het vorige cadeau een relatie had met de interessesfeer van de heer Lokker, heb ik nu ze een cadeau dat een beetje past, denk ik, bij u. En dat boekwerk heet: De laatste gulden, gedenkboek bij het afscheid van de gulden. Het houdt een beetje verband met uw bancaire activiteiten, het houdt een beetje verband met de taakstelling die het CDA in het vooruitzicht had gesteld bij de begrotingsbehandeling en waar wij, mag ik zeggen, nog een beetje naar moeten gissen wat we er precies onder moeten verstaan. Dus wij wilden daar een kleine bijdrage in leveren door met dit boek al vast een kleine finan ciële invulling te geven. Wij wensen u het allerbeste toe. Ook u, mevrouw Middelkoop, bedankt voor alle ondersteuning thuis, als de heer Middelkoop terugkwam van het politieke terrein. Ik geef nu het woord aan de nestor van de raad, de heer Krijger. Heer KRIJGER (VVD): Dank u wel meneer de voorzitter. Beste Jan Pieter. Mijn vrouw zei vanavond nog, je moet half zo snel praten als gewoon, om bij Jan Pieter te laten overkomen wat je nou tegen hem zou willen zeggen. Dat zal ik dus proberen, Jan Pieter. Ik weet, er zijn mensen die willen vanavond nog verder weg, toch wil ik zorgvuldig zeggen wat ik vind. Want wie weet nog, dat het eerste optreden van Jan Pieter Lokker in deze raad werd gevolgd door Lucifer. Lucifer, een anonieme waarnemer van het politieke spel, die dat neer mocht schrijven in de Soester Courant. Wie dat was of is, weet bijna niemand. Misschien heeft hij of zij dat geheim wel meegeno men in zijn of haar graf. Die Lucifer heeft niet geschreven over die keer dat ik, nog wat jonger en onbezonnen. Jan Pieter uitmaakte voor leugenaar. Ik zei hier in deze zaal: hij liegt, en dat kan ik nog bewijzen ook. Dat klinkt in deze zaal veel harder dan ooit bij elkaar aan tafel. En toen n de op in in: lad

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1999 | | pagina 118