24 juni 1999 - 9 - uitvoerige discussie de raad gekomen tot het aannemen van een voorstel in het kader van de wet voorkeursrecht gemeente. Daar bestonden op dat moment een aantal bezwaren tegen, wat ook in de raadsbehandeling is betrokken en inmiddels is er ook al een rechtszaak geweest met betrekking tot één van die bezwaren en inmiddels zijn er ook een aantal bezwaren via de commissie beroeps- en bezwaarschriften in behandeling genomen. Voor vanavond staat hier op de agenda één van de adviezen die de commissie van de bezwaar schriften uitbrengt met betrekking tot datgene wat door twee bezwaarden naar voren is gebracht. Dat heeft dan met name betrekking op het stuk Roos, Steenhoffstraat 40-42. Mijn fractie is verbaasd over de stellingname van de commissie als zou er sprake zijn van een vooropgezet beleid van de gemeente om daar de zaak zoals ze die daar hadden voorbereid voor zichzelf onmoge lijk te maken. Naar het idee van de fractie van GGS is het in ieder geval zo, dat de raad een heel duidelijk beleid heeft willen ontwikkelen met betrekking tot een totaalgebied en dat dat beleid onder andere is gesteund door datgene wat er in het kader van de wet voorkeursrecht gemeente hier door de raad is besloten. Het beroep dat gedaan wordt op de koopovereenkomst die zou zijn gesloten, voldoet niet aan datgene wat in de wet voorkeursrecht gemeente wordt gesteld als een vereiste. En het feit dat dat zo nadrukkelijk in die wet is opgenomen, is niet voor niets. Als je kijkt naar de hele parlementaire behandeling zoals die heeft plaatsgevonden, ik meen dat dat in 1996 was, dan heeft die helemaal in het licht gestaan van: wat betekent dat nou op het moment dat zo'n kwestie aan de orde komt en welke instrumenten moet de gemeente dan hebben om op zo'n moment zo'n besluit te kunnen nemen en wat heeft dat dan voor consequenties voor eventueel al lopende zaken. En daar heeft het parlement heel duidelijk in besloten: dat moet aan een aantal vereisten voldoen. Die vereisten zijn heel expliciet opgenomen in de wet. En als je kijkt naar de jurisprudentie die ook daarna tot stand is gekomen, dan is dat jurisprudentie die aansluit op die parlementaire behandeling en waarin dus de steun te vinden is voor datgene wat er in die wet zo heel nadrukkelijk is gespecificeerd. De commissie voor de beroepsschriften gaat daar eigenlijk aan voorbij. En ook recente jurisprudentie, ik doel dan op het arrest dat in Maastricht tot stand is gekomen op 25 maart 1999, een heel vergelijkbare zaak, wijst er ook op dat de rechter dit uit blijft leggen zoals de wetgever het heeft bedoeld. We hebben op dit moment nog niet de motivatie binnen van de rechter die een schorsing heeft uitgespro ken. Dat is jammer, want dan hadden we dat hier nu in ieder geval erbij kunnen betrekken, en dat maakt het ook naar het idee van mijn fractie bijzonder moeilijk om op dit moment op basis van het advies zoals dat is voorgelegd door de commissie voor de bezwaarschriften, te komen tot een besluit door de raad. Normaal gesproken kan de raad twee dingen doen: je kan ermee akkoord gaan, met het advies en dat zou dan eigenlijk helemaal in strijd zijn met het beleid dat de raad in de aprilvergadering nadrukkelijk heeft uitgezet, of je kan er helemaal tegenin gaan en het advies verwerpen, maar daarvoor lijkt het me toch goed om een discussie te voeren met de commissie, en ik stel voor dat we dat in de commissie ABZ doen, waarbij we aan de commissie voor de bezwaarschriften nog een keer vragen, mede in het licht van de jurisprudentie zoals die ook in Maastricht tot stand is gekomen, wat nou de overwegingen op dit specifieke geval zijn, om tot een advies te komen dat zo nadrukkelijk afwijkt van datgene wat in de wet geregeld is, wat er ook bij de wetsbehandeling naar voren is gebracht in het parlement Dus, het voorstel van de fractie van GGS zou zijn om het besluit zoals dat op dit moment geformuleerd is in concept te wijzigen. De punten bij de Romeinse I en de Romeinse II te laten vervallen en bij Romeinse III het woord overige ook te laten vervallen, waarmee alle bezwaarschriften, dus ook van de appellanten 1 en 2 met betrekking tot Steenhoffstraat 40-42 om even nog precies te zijn, dus worden aangehouden en wij zouden de raad willen voorstellen om de commissie voor de bezwaarschriften voor een discussie uit te nodigen voor de commissie ABZ om deze kwestie nader te bespreken

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1999 | | pagina 148