11 oktober 1999
- 54 -
het zo, en ik herhaal dat nog maar eens, dat je aan zo'n procedure, ook als
commissaris van de koningin niet moet beginnen als je niet gelooft in dat stuk
democratisering wat in die procedure is aangebracht. En dat blijkt ook wel uit
de aantallen. Ik geloof dat deze minister, en inclusief de commissarissen dus,
zit op, ik kijk even naar de kabinetschef, maar ik dacht dat hij zit op 80%
als het gaat om het volgen van vertrouwenscommissie en commissaris, de vorige
minister zat dacht ik op 60%, zo zijn er nog wel eens verschillen, maar de
eerlijkheid gebiedt natuurlijk ook te zeggen dat dat overigens niet altijd
betekent dat daarmee niet een door de vertrouwenscommissie geschikt geachte
kandidaat wordt benoemd. Want dat en dat is natuurlijk iets wat tussen mij en
de vertrouwenscommissie aan de orde komt, de vertrouwenscommissie wordt ook
gevraagd een oordeel uit te spreken over alle kandidaten die ik voorleg. De
toets die ik maak als het gaat om de selectie, is dat van mij verwacht wordt
dat ik de kwaliteit waarborg. Dat heeft uiteraard te maken met het feit dat
wij praten over benoemde functionarissen. Dus ik moet er zeker van zijn dat
u uit een groep kiest waarvan ik kan zeggen: dat is een burgemeester waardig,
dat kunnen wij zo verdedigen.
Daarnaast wordt wel van u als vertrouwenscommissie verlangd dat u een oordeel
uitspreekt over alle kandidaten. Er kan best unanimiteit zijn op één
kandidaat, maar u moet zich ook een oordeel vormen over de andere kandidaten,
al was het maar omdat de commissaris verplicht is minimaal twee kandidaten aan
te bevelen. Hij mag er ook drie aanbevelen. En soms doet hij dat inderdaad ook
omdat natuurlijk in burgemeestersland en in sollicitatieland ook, het
belangrijk is om te weten door welke selecties en op welke aanbevelingen
sommige kandidaten zijn gekomen. Maar het zegt ook iets, uiteraard, over de
mogelijkheid die u zichzelf als raad nooit moet laten ontnemen om toch nog
enigszins invloed uit te oefenen op het geval dat. En dat kunnen allerlei
omstandigheden zijn op grond waarvan de unaniem gekozen kandidaat gepasseerd
wordt, het komt gelukkig niet veel voor. De bedoeling van deze commissaris is
dat zeker niet, en ik weet dat het de bedoeling van de minister ook niet is,
maar ja, er zijn omstandigheden denkbaar op grond waarvan het kan gebeuren,
die er ook voor zorgen dat ik zo die garantie zoals u hem vraagt, niet kan
afgeven. Maar, mijn stelling zou zijn, al zou ik hem wel afgeven, ik denk dat
het er niet toe doet. Mijn ervaring is inmiddels dat er zeer goed valt samen
te werken als het gaat om de positie van de vertrouwenscommissie en de positie
van de commissaris. En zeker als het gaat om een plaats als Soest, waarnaar
wat ik al zei, ruim aanbod waarschijnlijk zal zijn. Dan is er zeer goed te
kiezen. Ik ben ervan overtuigd dat ook in dat opzicht Soest de burgemeester
krijgt die zij graag wil hebben.
VOORZITTER: Dank u wel meneer Staal. Dan stel ik voor dat na deze woorden we
de vergadering wederom schorsen. U wordt denk ik over tien minuten gewaar
schuwd om de vergadering te hervatten.
l.b. Instelling vertrouwenscommissie en benoeming van leden
VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het raadsvoorstel 99-110
betreffende instelling vertrouwenscommissie en benoeming van leden van deze
commissie. Ik stel voor een stemcommissie te benoemen. Zouden de heer Roest
en mevrouw Huberts in de stemcommissie plaats willen nemen?
Heer ROEST (D66) Voorzitter, mag dat theoretisch, als je één van die
kandidaten zou zijn, mag je dan in een stemcommissie zitten?
VOORZITTER: Ja hoor, dat mag van de secretaris.
Heer ROEST (D66)Ik ben heel eerlijk hoor, daar gaat het niet om.
VOORZITTER: Ik stel voor dat we even de stembriefjes in ontvangst nemen, dan
kunnen we eerst de behandeling doen of misschien dat iemand nog iets wil
toevoegen of iets wil zeggen over dit agendapunt en dan vervolgens over te