13 oktober 1999 - 47 - ook heel bewust gezegd, en ik herhaal het hier ook nog eens heel bewust. Omdat, en nou grijp ik even terug op het begin van mijn termijn, ik de insteek kies en die wordt dacht ik juist ook door D66 gesteund, om samen met alle betrokkenen tot een bepaald eindresultaat te komen. En als de betrokkenen niet in de mood zijn om daarover te praten, is het heel lastig, want dan kun je wel proberen een visie erdoor heen te duwen, maar dan weet u net zo goed als ik dat dat meer stappen achteruit dan vooruit betekent en ik denk dat we nog steeds vooruit moeten. Heer ROEST (D66): Voorzitter, ik heb dat voorbeeld van die vloot nou niet voor niks gegeven. Nu dobberen een aantal smaldelen een beetje naast elkaar zonder dat er een lijn in zit. Ik denk, dat het eerste wat in zo'n notitie moet staan, dat ook het bijzonder onderwijs, als dat niet zo hard wil meewerken, laat ik het zo even zeggen, tot de conclusie moet komen bij de uitgangspunten van uw visie over het onderwijs, want u heeft het over visie, ook bij dit onderdeel hè, ik haak er op in wat de heer Koning dus zei, dat hun voorlopig belang een korte termijn belang is. En dat ze niet verder kijken. En het is vaak ook een element, moet ik helaas toegeven, wat je in de politiek ziet. Dat we op korte termijn denken, en dat we weigeren strategisch te kijken. En het gaat hier om verder kijken dan je neus lang is. Ik geef een extreem voorbeeld. Het gaat goed met het lager onderwijs, maar stel dat het nou eens heel slecht zou gaan met het lager onderwijs, een theoretisch denkvoorbeeld, er gaan drie scholen hier dicht, waar komen die kinderen terecht? Waar zit de know-how om met die kinderen, waar al veel problemen zijn, mee om te gaan? Waar zit die know-how? Als je dat scholen duidelijk zou kunnen maken, dan zal ook het bijzonder onderwijs tot de conclusie komen, als ze niet mee willen werken, dat ze op heel korte termijn bezig zijn. Dat is vooral bij een zeer belangrijk terrein als het onderwijs, fnuikend. Wethouder TEN HOVEU heeft daar in uw betoog volledig gelijk in. Alleen, je moet wel een betoog kunnen houden tegen een groep mensen die daar ook naar wil luisteren. Ik bedoel, het woord luisteren is hier vanmiddag in deze raad heel vaak gevallen en dat is nou precies het probleem waar ik op dit moment tegenaan loop. Dat wil niet zeggen dat we de moed opgeven, laten we dat even boven water houden, het is heel lastig om van daaruit tot een gezamenlijke, of tot een visie met elkaar te komen. Heer ROEST (D66)Voorzitter, ik denk door. Zou het misschien dan zinvol zijn om een aantal van de vertegenwoordigers van het onderwijs hier samen met deze raad, ik denk dat er een vrij brede steun is voor datgene wat ik zeg, om de tafel te krijgen en ook eens aan te geven wat de politiek daarvan denkt en daar een dialoog uit op te bouwen. Wethouder TEN HOVE: Ik zal in het besturenoverleg voorstellen of zij aan zo'n discussie willen deelnemen en dan zal dat het eerste signaal zijn of die bereidheid er is om er inderdaad ook met elkaar over na te denken. Tot zover, voorzitter. VOORZITTER: Als ik als laatste mag antwoorden voordat we aan de maaltijd beginnen Ik wil beginnen met politie, waar door D6b, de heer Roest, zowel in zijn algemene beschouwingen, maar ook in de commissie ABZ van de zomer over gesproken is. Ik ga even naar zijn algemene beschouwingen. Daar stelt hij onder andere de vraag: wie bepaalt er nou uiteindelijk of er nou in Soest voldoende politie-inzet is? Dat zijn twee dingen. De sterktebepaling vindt plaats landelijk door regering en parlement en dat heeft zijn vertaling zoals u weet. Lokaal hebben we dan een hoeveelheid politie en dan moeten we beoordelen of de inzet voldoende of niet voldoende is. Dat is een heel moeilijke vraag. Want wat is voldoende. Wat u voldoende vindt zal een ander onvoldoende vinden en een derde zal daar weer een andere mening over hebben. De beoordeling daarvan ligt primair bij de burgemeester waar het

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1999 | | pagina 348