16 november 2000
Heer MEILOF (GPV/RPF/SGP): Evalueren van iets watje voor het laatst in je leven in deze gemeente
doet, want nieuw industrieterrein krijgen we niet meer. En hoe je dus dingen probeert op te lossen.
Heer VAN WUIJCKHUIJSE (GGS): Oh, daarom snapte ik het niet. We gaan een tweede tranche
doen, meneer Meilof.
VOORZITTER: Dan is het de hoogste tijd. Ik heb al kunnen horen Blommersvariant, Blommersfactor
en Blommerscoëfficiënt. Mevrouw Blommers, het houdt niet op vanavond, het woord is aan u.
Wethouder BLOMMERS: Dank u wel. En ik vind het natuurlijk wel eervol dat mijn naam zo vaak
gevallen is, maar ik wou toch zeggen dat de manier waarop we dit bedrijventerrein hebben uitgegeven,
dat dat bijna het commissie-fmanciënmodel mag heten. Want zelden is over de manier van uitgeven zo
nadrukkelijk en in zoveel termijnen gesproken door de commissie. En ik vind dus dat we maar moeten
ophouden met mijn naam eraan te verbinden. Dan ligt de verantwoordelijkheid in de naamgeving
duidelijk waar die hoort te zijn. Niet dat ik de verantwoordelijkheid van mij afschuif, want ik voel me
behoorlijk geraakt door de opmerkingen van de PvdA. Als ik na bijna een kleine twee jaar met
vakantie ga, dan zou ik het toch erg prettig vinden, als men ervan overtuigd zou zijn dat het voorstel
zoals het hier lag, natuurlijk door mij gezien is, naar u toe is gegaan, voorbesproken met wethouder die
mij vervangen heeft, waarvan ik alleen inderdaad maar een lovend verslag heb gekregen over hoe de
vergadering hierover is gegaan. Ik weet dat de PvdA op vele plaatsen in dit gemeentehuis heeft
geïnformeerd naar verschillende punten, daar ook goed geïnformeerd is door de diverse ambtenaren.
Natuurlijk is het terecht dat die vragen dan nogmaals worden gesteld, maar ik denk dat niemand
onmisbaar is, en wethouder Blommers dus ook niet en dat ze dus ook écht wel met vakantie mag.
Wat dan betreft de inhoud. Wij zitten op het ogenblik met inderdaad de eerste tranche, meneer Meilof.
De eerste tranche van drie, misschien vier keer. We hebben afgesproken dat we op basis van een aantal
gegevens een aantal bedrijven een aanbieding zouden doen. Toen we eindelijk zover waren, nadat een
heleboel andere factoren die weer buiten het economische zakenbeleid liggen, het mogelijk maakten
om deze bedrijventerrein uit te gaan geven, toen kwam er op dat moment, en dat is ook vrij logisch
denk ik, want toen waren de ontwikkelingen in het land, dat werd door de Provincie gestimuleerd,
terwijl wij dus al hadden geselecteerd en dus al bezig waren met onderhandelen met die diverse
bedrijven, kwam de vraag naar boven: is het toch niet wijs om ook nu nog te proberen dat mensen niet
op het maaiveld parkeren? We hebben toen nadrukkelijk gezegd: we zouden er een voorkeur voor
hebben, we willen er ook wat aan doen, we willen vooruitlopend op die situatie ook meer ruimtelijke
mogelijkheden geven, maar we kunnen het op dit moment niet meer zoals we van plan zijn in de
volgende tranches, dwingend voorschrijven. Dat is niet redelijk tegenover de bedrijven. In de commis
sie ging daar een meerderheid mee akkoord en op die manier is onderhandeld. En voor sommige
bedrijven is het ook makkelijker dan voor andere. En sommige bedrijven hebben het heel oprecht
geprobeerd en kunnen het op dit moment financieel niet aan omdat ze misschien wat kleiner zijn om
de toch behoorlijke investeringen die hiervoor nodig zijn, te doen. Er zullen ook zeker voorstellen
komen voor het college voordat we verder gaan met de volgende uitgifte om een aantal randvoorwaar
den zodanig bij te stellen dat het inderdaad mogelijk wordt dat er niet op het maaiveld wordt gepar
keerd. Want ook wij vinden dat dat de grootste bijdrage geeft aan het efficiënte ruimtegebruik en zeker
het feit dat we niet meer nieuwe industriegrond op dit moment kunnen verwachten binnen Soest, is het
verstandig om zo optimaal mogelijk deze ruimte te gebruiken. En natuurlijk denk je dan op het
moment dat er een aantal ondernemers komen met het idee voor een parkeergarage: dat zou een
fantastische oplossing zijn, maar zoals het college heeft besloten op 4 april jl., is het zo dat zo'n
voorstel dan wel economisch haalbaar moet zijn. En wij hebben dat zeer zorgvuldig bekeken in het
college, er is uitgebreid mee gesproken en er is tegen de initiatiefnemers gezegd dat op deze wijze er
geen mogelijkheid was dat te realiseren. En dat heeft met name te maken met hetzelfde feit waar we
met z'n allen op hebben aangedrongen, de Provincie ook, dat het bedrijventerrein gefaseerd wordt
uitgegeven. Als je een groot bedrijventerrein in één keer uitgeeft, dan heb je ook genoeg mensen die
die parkeergarage kunnen vullen. Maar als de helft van de bedrijven pas over driejaar komt, heb je
- 9 -