21 december 2000
- 24 -
nog hebben gewonnen. Dus planschade als beleidsregel is üw beleidsregel. Niet van gisteren, maar van
2'/2 jaar geleden. Dat is één. Twee. Natuurlijk zit daar iets wonderlijks in, datje die
planschadeproblematiek zo fundamenteel vindt, datje zegt: ga nou niet allerlei dingen in je bestem
mingsplan zitten regelen. Daar zit natuurlijk iets wonderlijks in, maar u geeft heel uitdrukkelijk aan
wat u vindt. En als die mening in de komende maanden niet verandert, dat vindt u dat straks ook nog
als het plan concreet is. En dat betekent dat de burgers die hier vanavond op de tribune zijn geweest,
heel goed gehoord hebben wat de raad van Soest van bepaalde initiatieven vindt. Of ze het niks
vinden, of ze het wel wat vinden. Maar je gaat het niet op deze wijze in het bestemmingsplan opne
men.
De opmerking van de heer Ten Hove van de PvdA over de wijzigingsbevoegdheid. Dat is heel
relevant. Want de wijzigingsbevoegdheid, en als u het stuk naleest, kunt u dat ook terugvinden, geeft
aan dat een wijzigingsbevoegdheid betekent dat de bestaande bestemming blijft gelden en we zijn
alleen maar bereid om hem mogelijkerwijs te wijzigen als de planschadesituatie goed geregeld is.
Maar u moet zich realiseren dat het bestemmingsplan Klein Engendaal op dit moment gezegend is met
een drietal vrij stevige wijzigingsbevoegdheden.
A. Voor het terrein van Van Oest,
B. Voor het terrein van de heer Hazelaar,
C. Voor het terrein van de heer Van Altena, de manege aan de Bosstraat.
En als je het nou hebt over uiterst onzorgvuldig, en dan krijgen we wel echt een probleem bij de
goedkeuring van zo'n bestemmingsplan, is het als je nog op vier of vijf andere plekken nog eens een
wijzigingsbevoegdheid bij zou leggen. Dus dat ontraad ik u ten zeerste omdat het de goedkeuring van
dit bestemmingsplan op een hoger niveau ten zeerste in gevaar zou brengen.
Wat betreft de opmerkingen over het inpassen van - laten we het maar even de carport noemen, wat
hier ooit bedoeld was. Als een meerderheid van deze raad aangeeft dat het niet gewenst is dat daar
meer mag dan er nu staat, dan vertaal ik dat als de wens van de raad om het bestaande gebouw exact in
te passen.
Dat geldt in mijn optiek wel ook voor de buurman, want ik vind datje geen onderscheid mag maken
tussen de ondeugende en de niet-ondeugende in de samenleving. Want anders zou de ondeugende zijn
zaak mogen laten staan en degene die er straks netjes om komt vragen het niet mogen. En ik vind dat
een vorm van ongelijkheid die ik niet zou willen voorstaan. Maar de wens van een aantal fracties hier
om tot een strakke inpassing te komen, die lijkt mij verstandig. Daar kan ik mij ook best wel in vinden
en ik zal ook dienovereenkomstig in het bestemmingsplan dat aangeven. Samengevat voorzitter, de
positieve gevoelens over een aantal bouwinitiatieven die er liggen, waar voor een enkeling trouwens
een meerderheid bestaat, zal zich moeten vertalen in een concrete uitwerking van het plan. Planschade-
overeenkomst, goed letten op bomen in sommige situaties en dan in de commissie ruimtelijke orde
ning medewerking verlenen door diezelfde commissie ruimtelijke ordening aan dat plan. Ik ontraad u
om het bestemmingsplan op dat punt vanavond aan te passen. Dank u wel.
VOORZITTER: Dank u wel. De termijnen zijn benut. Hoogste tijd voor besluitvorming. Dan is het
even de vraag, als we het debat zo gevolgd hebben, of we inderdaad tot de conclusie kunnen komen
dat u het voorstel zoals het hier vanavond aan de orde is, wenst te steunen. En ik dacht dat ik die
conclusie kan trekken. Moet ik op een punt een uitzondering maken of niet, of zegt u: nee, het is ook
conform, maar dan ook voor 100% het voorstel dat aan de orde is en we wachten voorstellen, mochten
daar vanuit de samenleving nadere voorstellen komen, af en die zullen we op eigen merites en omstan
digheden bezien. Mag ik zo concluderen.
Heer ROEST (D66): Voorzitter, met de aantekening dat ik op één punt uw advies dan niet heb ge
volgd, of zie ik dat niet goed? Op één punt heb ik het gewoon niet gevolgd en dat is het punt Wolff.
Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Voorzitter, ik had gezegd in mijn tweede instantie dat ik mijn
eerste instantie handhaaf, dus daarmee kunt u concluderen.