23 maart 2000
-22-
Heer ROEST (D66): Voorzitter ik zal het niet op dicteersnelheid doen, mijn betoog. Wij zijn in Soest
trots op ons bussysteem, dat is u duidelijk geworden. Wist u overigens dat, dat is natuurlijk wel leuk
om te weten met zo'n kleine fractie, dat aan de grond van dit bussysteem een D66-wethouder hierover
ernstig bekritiseerd is in aanvangsgebeuren. Wij zijn er trots op. De Provincie, voorzitter, vinden we,
doet ongemotiveerd aan afbraak van dit systeem, waar we raadsbreed trots op zijn. Niet motiveren
hoort niet bij beginselen van behoorlijk bestuur. Bovendien is het streven van de Provincie denk ik
strijdig met haar eigen beleid ten aanzien van het openbaar vervoer. Wij zijn het daarom inhoudelijk
eens met uw brief. En we zouden hem eigenlijk willen aanscherpen, onderdeel 4 van uw voorstel. Als
u werkelijk vindt dat het beleid van de Provincie onacceptabel is, dan moet u volgens onze fractie
tegen het besluit van de Provincie, er is nu een voorgenomen besluit, het is nog niet een echt besluit,
én bezwaar maken én juridische stappen nemen. Dus een schorsing van het besluit vragen bij de
rechter. Dus niet halfbakken bestuurlijk bakkeleien met de Provincie, stoom op de ketel houden en het
woordje eventueel mag dus bij 4 weg.
Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Voorzitter, ik wil in eerste instantie, voordat ik aan mijn eigen
verhaal begin, toch even terug naar mevrouw Mann. Het was een gedragen verhaal, maar ik miste een
stuk betrokkenheid, een stuk emotie. Het is zoiets van: ik gooi mijn nek in mijn kop en ik doe niks
omdat een ambtenaar zegt datluister ik daarnaar. Dan denk ik: goh wat triest. Want wij met elkaar
maken uit hoe het hier zit en niet een ambtenaar. Het college stelt voor dat. En dan mag van mij iedere
ambtenaar zeggen wat die wil, die adviseert het college, en wij maken onze eigen keus. En ik vind dus
dan ook de toon waarop dat gespeeld wordt, dan denk ik van: je legt je toch niet neer bij het feit dat er
misschien al sprake is van, dat er een boekje gedrukt gaat worden. Ik heb die ambtenaar gesproken en
gezegd: stel je nou voor dat wij schorsende werking vragen en wij worden daarin gehonoreerd, wat
zegt u dan? Toen zei hij: oh daar zit ik helemaal niet mee, want dan schrijven we er gewoon een
briefje bij waarop staat: het wordt een jaar verdaagd. En dan denk ik: daar moeten wij dus op koersen.
Je kunt je dus ook informeren bij instanties, mevrouw Mann, waar je het een en ander aan de weet kan
komen.
Mevrouw MANN (GL/PS): Voorzitter, mag ik even interrumperen?
Ik ben heel duidelijk begonnen met te zeggen dat wij natuurlijk volledig achter dit voorstel staan. Dat
alles wat met het openbaar vervoer te maken heeft en met het in stand houden van dit net dat we daar
juist alles voor willen doen. We hebben zelfs nagedacht of er misschien straks, als het fout zou gaan,
er mogelijkheden zijn, creatieve oplossingen om te zeggen van: hoe kunnen we in Godsnaam dit net in
stand houden. Ik vind het wel heel erg leuk dat ik hoor dat ik dat zonder emotie heb gedaan, want dan
ben ik er al aardig op vooruitgegaan, want ik heb nog nooit een ander verwijt gekregen dan dat het te
emotioneel was.
VOORZITTER: Zo ziet u maar waar de progressiviteit is te vinden.
Heer MEILOF (GPV/RPF/SGP): Voorzitter, bij interruptie. Nou hebben twee sprekers achter elkaar
de naam van God zinloos gebruikt, en dat vind ik altijd diep droevig en ik vind zeker dat wij in onze
taal hier dat niet zouden moeten doen, dus ik vraag ook u om dat proces te bewaken. Dank u.
VOORZITTER: Uw punt is helder.
Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Voorzitter, als ik tot die sprekers hoor waar de heer Meilof op
duidt, dan excuses daarvoor.
Terug naar de opmerkingen van mevrouw Mann. Zij begon wel positief, maar zij eindigde zo somber.
En ik vind datje dat niet moet doen in dit geval. Ik denk dat helder moet zijn dat wij met elkaar hier
staan voor een goede zaak.
Even terug naar het voorstel. In de commissievergadering lag het op tafel. Het gaat plotseling volgens
de Provincie niet goed met ons openbaar vervoer. Ik zeg nadrukkelijk plotseling. Die signalen hebben