Raadsvergadering 20 februari 2003 - 18 - j^a
No
Mevrouw MANN (GL): Voorzitter, ik wil toch wel zeggen, ik vind het een hele moeilijke berekening. ter
Boekhouden is niet mijn sterkste kant, dus ook na het antwoord van de wethouder moet ik echt zeggen
dat ik het toch een hele moeilijke kwestie blijf vinden. Maar ik wil toch wel graag naar Soest 2002 j_je
zeggen dat ik vind dat ze fantastisch werk hebben verricht. Ze hebben dat grondig uitgezocht. Ik wil ajs
niet dat men gaat zeggen: kijk eens, ze zijn alleen maar bezig om de kop van de wethouder te laten <juj
rollen. Dat geloof ik helemaal niet. Ik hou eigenlijk van een pittige discussie hier. Nou, ze hebben de ^ui
discussie aardig pittig gemaakt. Ik vind het echt een fantastisch stukje werk. Alleen, ik moet eerlijk ujt
zeggen, al die berekeningen vind ik bijzonder moeilijk, dus ik kan echt geen standpunt innemen om te jnj<
zeggen: de wethouder heeft zijn uitleg niet goed gedaan. Het klonk heel geloofwaardig. Laat ik het zo ^et
zeggen. Ik hoop gewoon bij een volgende keer dat dit soort sommetjes toch wat eenvoudiger gebracht
kunnen worden. eer
Heer KONING (CDA): Meneer de voorzitter, mag ik een vraag stellen aan mevrouw Mann? De yq
kwalificatie doodzonde, en vertrouwen is zwaar geschokt, onderschrijft u dat? V0(
Mevrouw MANN (GL): Nee, dat onderschrijf ik dus niet, omdat ik net zeg, het antwoord van de
wethouder, ik vind het zo'n ingewikkeld verhaal dat ik absoluut niet kan zeggen: hij heeft niet
voldoende geantwoord. Maar in het uitgangspunt van Soest 2002 waarin zij ervan uitgaan dat de dat
wethouder geen financiële verklaring heeft gegeven, dat zij dan daarna erop laten volgen: dat is een 0p,
politieke doodzonde, dat vind ik gewoon de politieke taal. Ik heb daar vijfjaar lang aan moeten me
wennen, maar daar ben ik nu op dit moment absoluut niet meer van geschokt. Dus ik vind dat niet zo up
erS- vat
gel
Heer KONING (CDA): Uw conclusie is dus dat u dat niet onderschrijft. Dat is duidelijk. teg
stu
VOORZITTER: Wie nog meer van de zijde van de raad? noj
Heer MIDDELKOOP (Soest 2002): Ja, ik wil er graag kort op reageren, voorzitter. Ik ben een beetje co]
verbaasd als er gezegd wordt, nadat ik uitgesproken heb dat we niet op het hoofd van de wethouder uit pn
zijn, dat wij uit zijn op koppensnellen. Dat zegt misschien iets over het luistervermogen van sommige p0]
mensen in deze raad, maar ik heb het op voorhand al aangegeven. Misschien niet handig, maar dan is ]ie{
het ook heel vervelend om te moeten horen datje dat wel van plan bent, terwijl je het juist op de
voorhand ontkend hebt. Over een onwaarheid gesproken. Bij de ISV heeft de wethouder duidelijk Coi
gezegd: ja, dat heb ik niet goed gezegd. Die situatie ligt anders. Dus dat kun je vriendelijk vinden, dat het
kun je onvriendelijk vinden, het is en blijft een onwaarheid. Als je in de raad zegt dat het geld terug dat
moet en als je zegt: ja, dat moet op een misverstand berusten, want het is niet zonneklaar datje het zo uit<
voor iets anders kunt gebruiken, in principe moetje dan terug naar de Provincie, dan heeft hij dus eerst
gezegd dat het terug moet, en nu blijkt datje terug moet om te gaan praten of je het wel voor VC
achterstandswijken op de Eng of Smitsveen of wat dan ook mag gebruiken. als
En dan wil ik ook nog even opmerken dat ik een soort tweedeling in de raad bespeur van een aantal
kanten. Je kunt wat genuanceerd denken over de gebruikte bewoordingen misschien van onze kant,
maar het is goed om het in de politiek helder te zeggen, want dat hebben we allemaal gezegd, we 11,
hebben behoefte aan duidelijke informatie. U beoordeelt het nu op grond van de laatste informatie die
de wethouder er nog aan toegevoegd heeft. Ik vind het A onjuist datje in een raadsvoorstel maar moet VC
afgaan op alle mogelijke stukken die misschien de afgelopen drie, vier of vijf maanden wel eens lang pei
of kort ter inzage hebben gelegen. Ik denk dat er in een raadzaal een voorstel komt en een toelichting ik j
op gegeven wordt op grond waarvan je moet kunnen beslissen. En dan valt het mij op, daar wil ik dan
mee eindigen, dat er enerzijds een stuk waardering is uitgesproken door vier partijen, die dus blijkbaar He
niet tot het college behoren, en dat er volkomen andere geluiden komen van de partijen die wel bij het ins
college behoren. En ik vind dat in een tijd van dualisme toch iets waar we nog eens over moeten Dr
nadenken. Ik zou het geloof ik hierbij willen laten, voorzitter. vin
aar
VOORZITTER: Dank u wel. Nee, we doen dus geen tweede termijn, want het reglement van orde vei
geeft aan dat bij een interpellatie maar één termijn is. nie
cot