Raadsvergadering 20 februari 2003
-35-
een tijdje mee aan de gang bent gegaan, en dan ook ziet wat de tekorten zijn in de uitvoering. Gewoon,
de concrete situatie leidt tot bijleren en tot bijstellen van datgene watje hebt bedoeld. Het doel wat de
raad zich heeft gesteld bij het aanstellen van de politiesurveillanten zou je ook als een heel helder
beleidsdoel kunnen zien, nl. de raad wilde gewoon meer blauw op straat en ze wilde daar zelf controle
over hebben door een aantal afspraken te maken met de politie. Ja, je kunt het ermee eens zijn of er
niet mee eens zijn, dat dat een beleidsdoel is wat je wilt, maar de raad wilde dat op dat moment dus
wel en als je nu ziet datje eventueel daar anders mee om zou willen gaan, dan moetje kijken hoe je
dat naar nu zou formuleren, maar daarmee is het nog niet zo dat het beleidsdoel op dat moment niet
eenduidig is geformuleerd. In die zin deelt mijn fractie ook de conclusie niet zoals die hier is
neergelegd. Het zou helderder geweest zijn als de commissie hier had gezegd dat er onvoldoende
resultaatverplichting was gevraagd bij het aangaan van het convenant van de politie. Want daar heeft
het natuurlijk nadrukkelijk aan ontbroken. Er zijn wel evaluatiemomenten afgesproken, er is ook
vanuit de raad aangegeven van we willen een beetje meer dit, een beetje meer dat, maar echt een
resultaatverplichting op dat punt is er niet aangegaan. Dat zou een heldere afspraak zijn geweest en
daarvan zou je dan nu ook hebben kunnen zeggen: we hebben A gevraagd en we hebben niet A
gekregen, dus het klopt ook niet.
Ten aanzien van de aanbevelingen denken wij dat het een goed voorstel is om het merendeel van de
aanbevelingen, en dan denken wij met name aan 1, 2, 3 en 5 mee te geven aan de werkgroep die zich
bezighoudt met de kaderstelling integrale veiligheid. Met betrekking tot 4, de controle of de
aanbevelingen van het rapport onderzoek politiesterkte worden uitgevoerd denken wij dat we daar
eerst gericht op gerapporteerd willen worden door de portefeuillehouder in het kader van de
jaarverslaglegging. Bij de punten 6 en 7, dat is dan het convenant en de juridische aspecten die daarbij
horen, dat zouden wij breder willen zien dan alleen maar de politie. En daar vragen wij ons eigenlijk af
of dit in een vorm van een standaardprocedure inmiddels geborgd is voor alle beleidsterreinen. Die
vraag is specifiek gericht op het college. En dan met betrekking tot punt 8, wij denken inderdaad dat
de Rekenkamer wezenlijk is en wij zouden dat willen betrekken bij de discussie daarover in de
commissie Bestuurlijke Vernieuwing.
Heer KONING (CDA): Dank u wel voorzitter. In de verhandeling op de beleidsevaluatie zoals die ooit
vastgesteld is in 2000, 25 augustus zelfs, staat dat de Beleidsevaluatiecommissie als we die dus
instellen en daar gebruik van maken, als eerste taak heeft, in opdracht van de raad, om te onderzoeken
naar de effectiviteit van het gemeentelijk beleid. Dus de effectiviteit van het gemeentelijk beleid. Als
ik dan kijk naar de conclusies, met name naar A.2 en A.4, dan kan ik me voorstellen dat de commissie
daar niet uit gekomen is. De commissie constateert namelijk dat de beoogde beleidsdoelen niet
eenduidig zijn geformuleerd. En de commissie concludeert dat er geen meetinstrumenten zijn,
tenminste adequate instrumenten, om te kijken of de beoogde effecten zijn gerealiseerd, en of dat te
meten is. Dus wat dat betreft kan ik mij voorstellen dat de commissie hier nogal wat moeite mee gehad
heeft. Ik zou haast kunnen zeggen: ja, als er geen beleidsdoelen zijn, althans als die niet duidelijk
geformuleerd zijn, en als je geen meetinstrumenten hebt, dan zou je haast kunnen stoppen. Dan kun je
ook niet, wat in art. B.4 genoemd wordt, conclusie relatie politie en politiesurveillanten, of je moet
kiezen voor drie surveillanten of voor meer, die conclusie en die discussie kun je eigenlijk moeilijk
aangaan. Het citaat dat drie het gemiddelde is, ja dat is voor ons eigenlijk niet zo bepalend. Het gaat
ons meer om de beleidsdoelen, wat wil je bereiken. En dan kun je best uitkomen op een hoger aantal.
Dus wij vinden dat gemiddelde eigenlijk niet zo van belang. Als we kijken naar de formulering onder
C, de Beleidsevaluatiecommissie en Rekenkamer, dan heeft het inderdaad allemaal erg lang geduurd,
maar was het nou een kwestie van capaciteit of van doorlooptijd. Dat zijn twee dingen die volgens mij
niet helemaal duidelijk naar voren gebracht worden. Het kan ook een kwestie zijn van capaciteit, te
weinig capaciteit. Maar het kan ook een kwestie zijn van: het is allemaal zo ingewikkeld en zo
moeilijk dus het kost qua doorlooptijd gewoon erg veel tijd. Dus daar zou ik graag van de commissie
een toelichting op willen horen. Bij C.2 wordt gezegd dat er een spanningsveld is om als raadslid je
eigen politiek beleid te becommentariëren, te beoordelen. Ik denk dat zeker zoals de commissie achter
deze tafel zit, dat die in staat zou moeten zijn, en dat hebben zij volgens mij ook gedaan, om over hun
eigen schaduw heen te stappen en toch tot een objectieve beoordeling te komen van het beleid dat
gevoerd is. De aanbevelingen, daar gaan wij in grote lijnen mee akkoord, 1 t/m 8, acht stuks, alleen
deze aanbevelingen moeten nog geadresseerd worden. Ik denk dat het goed is om met name bij punt 5