Bouw- en Woningbureau Mulder Van Lunteren Assurantie-kantoor REINTJES WONING-BUREAU D. F. VOIGT iaterfcm 1 HUW G. J. SMIT - (ONS BOEKENHUIS) A. BENNING's VERKOOPHUIS Pénsionhouders(sters) SOESTERBERG - TELEFOON 15 Autoverhuur-inrichting LAPORTE&Co - Bankiers BEHANDELEN ALLE BANKZAKEN 2e Jüöiyanfl Ho. 3.4. Occonlioleerile oplage 2300 exemplaren. Verzending per post. SOtSTER, niBOWM) Gratis Christelijk Weekblad voor Soestdijk, Soest, Soesterberg en omgeving. Redactie-Adres: C. F. W. RIETVELD - Talmalaan 28 Ingezonden stukken en Vragen voor diverse rubrieken tot Woensdagavond 6 uur. Uitgave en druk: Van Weedestraat 15 - Soestdijk Advertentiën van 1-5 regels f0.75. Iedere regel meer f0.15. Bij contract -groote korting. Advertenties tot Vrijdagmorgen bij den Uitgever. Baarn - Filiaal Soest Doet uwe inkoopen in bovenstaand magazijn. Glazen vanaf 10 cent. Melkkannetjes vanaf 10 cent. Thee potten vanaf 55 cent. Koffiepotten vanaf f 1.00 Groote keuze aardewerk. Verder alle seizoen-artikelen, o.a. Hangmatten, rieten Stoelen enz. Aanbevelend, A. BENNINGv Bij de gratie Gods 6 September 1898-1923. „Reeds op jeugdigen leeftijd heeft God mij door het overlijden van mijnen onvergetelijken Vader tot den troon geroepen, dien Ik onder het zoo wijze en Zegenrijke Regentschap mijner innig geliefde moeder beklom. Na de vervulling van mijn ach- tiende levensjaar heb Ik de Regeering aanvaardmijne proclamatie heeft dit aan mijn dierbaar Volk bekend gemaakt. Thans is de ure gekomen, waar op Ik mij, te midden van mijne trouwe Staten-Generaal, onder aanroeping van God s Heiligen Naam, zal ver binden aan het Nederlandsche volk, tot instandhouding van Zijne dier baarste rechten en vrijheden. Zoo bevestig Ik heden den hech ten band, die tusschen mij en mijn volk bestaat en het aloud verbond tusschen Nederland en Oranje op nieuw bezegelt. „Ik zweer aan het Nederlandsche volk, dat Ik de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven. Ik zweer, dat Ik de onafhankelijk heid en het grondgebied des Rijks met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat Ik de algemeene en bizondere vrijheid en de rechten van al mijne onderdanen zal beschermen, en tot instandhouding en bevorde ring van de algemeene en bizondere welvaart alle middelen zal aanwen den, welke de wetten te mijner be schikking stellen, zooals een goede Koning schuldig is te doen." Zoo waarlijk helpe mij God Al machtig. In de plechtige vergadering van 6 September 1898 in de nieuwe Kerk te Amsterdam, waar de van God gestel de Vorstin voor het eerst de vertegen woordigers van haar volk ontmoette, als dragers der gaven en rechten des volks, in den gang der historie ontstaan en gevormd, is in deze woorden, in dezen Eed het levend verband kenbaar gemaakt, dat oranje en Nederland tot ééne gemeenschap doet zijn. En nu is er om ons, en alom door ons land, het gerucht der feestelijke vie ring van dezen dag van Eed en ver bintenis, na vijf en twintig jaren van bevestiging. Het gerucht, de beweging, het gewoel, de kleur en glans, de jubel en eere-zang, de praal der optochten die is er en wordt gezocht. Oók de bezinning, ook ernst, gebed, stil besef van dezen leeftijd stil besef van de beteekenis van dezen feest tijd - het besef van de zegening die daarin over ons volksleven kwam er nog bestendigd werd? Er is geen dag meer zonder de beklemming van den nood, die over de wereld jaagt. Geen beklemming om wat geld-verlies of zaken-scha de maar om het Wonderbaar ontroerend ontwaren van de geweldi ge machten der ontbinding, der gees telijke ontreddering, waaraan het men- schenleven verkwijnt. In diepe dei ning en heftigen golfslag wordt het volkeren-leven geslagen en geteis terd. Machten, die ook in den his- torischen gang, ook in de ontwik keling van volkskarakter en volks eenheid plaats en naam ontvingen en tot eersten, tot „voorsten", tot vorsten werden, ze hebben eer noch plaats meer en in de verbrijze ling der macht, die een juk was of scheen is de tweespalt, die machtig was in botsingen, wederom machte loos gebleken om te steunen naar welvaren en verheffing. De volksdrif ten woeden voort en wijsheid en roeping worden overstelpt. Wij hebben onze historie lief en wij hebben ons volk lief. Het oude „Wilhelmus" is ons volks lied. De geboorte van ons volk als éénheid met bewustzijn van geestelijke waarde, toen de ellende der verdruk king deze landen krenkte, is aange kondigd in dit lied. Het is de oorkonde van ons nati onaal bestaan. En wij zingen het, niet om den ernstigen klank der oude poëzie, niet om de heugenis aan jaren van stoutheid en durf, maar in het besef van zielsgemeenschap en gees telijke eenheid van kamp met ons worstelend voorgeslacht. Daarin komt over den naam en de persoon onzer vorstia den glans der heugenis van historisch schoon, den heerlijkheid van het wonder over de geboorte van ons volksleven, van het wonder in zijn bestaan en karak ter, zijn gang door de eeuwen en zijn stille, afgezonderde plaats binnen het geweld der ontbinding, die door West Europa woekert. Een nieuw lied, in onzen tijd ge vonden, zegt, dat het volk gelukkig moet genoemd worden, dat weet hoe het eenmaal tot den dood gekrenkt Zijn arm vertrouwen heeft gesteld op d' eenen God verkoren held en in Zijn nazaat hem gedenkt." Is het nu zóó? Is de viering van dit jubilé een gedachtenis aan „den oudvergeelden bond, uitgeschreven in Vader Willem's bloed?" Vieren wij 't gedenken aan de gezegende regeering onzer Koaingin terwijl wij verheuging of vernieuwde verwonde ring wekken voor de oude historie- schatten en de geliefde historie-ge stalten Ach, er is een mogelijkheid, dat wij zouden rouwen bij een beeld der oude glorie, dat wij den roem der eeuwen zouden moeten smoren in de klacht van het ellendig heden. En de volken van rondom leven veelszins in deze levenservaring. Hoe is daar de glans der. brstorie geschonden in den brand van dezen dag! En wat zou het ook baten. Wat bracht aan Israël de zuiverheid van David's opkomst, de eer zijner Gods vrucht. de gloeiende glans van Sala- mons weelde en wonderbare wijs heid toen de wSasheid van god- delooze Koningen het gescheurde volksleven schond?. Daardoor was de wegzinking nog smadelijker. En wie duft nog verlustiging te zoeken in eer en kracht van het verleden, als 't oog openging voor zede-bederf en geestelijke verbaste ring van den tijd, waarin wij zijn? De historie kan en moet ons volk onderwijzen, beschamen, opscherpen het besef, dat „gerechtigheid een volk verhoogd" dat alleen in God's gemeenschap heil is, óók voor dit leven. Maar als de historie de antieke schat wordt met de vlekken van oud bloed en de deuken van ouden strijd, dan is het een dood ding, goed voor een museum, goed voor lustelooze blikken of voor genots-prikkeling voor een enkele, die zijn tijd ver droomt. Zóó willen wij geen feest vieren. Onze Koningin regeert „bij de gratie Gods". De Almachtige God bestemde Haar plaats, Haar roeping. Haar levenstaak. Hij, de Vader der Gees ten, verrijkte haar met gaven van wijsheid en vorsteneer, waardoor Hare regeering niet werd tot een omkranste reeks van sierlijke in tochten en bloemrijke toespraken, maar waardoor Haar 'leven, Haar geest kenbaar kwam in Godsvrucht, in moed en vroom besef van plaats en roeping in het dragen van het gezag, dat in wezen alleen van en bij den Almachtige is. En dat daar om alleen in Zijne gemeenschap zui ver gevoerd wordt. En daarin, in deze o oenbaring van vorstelijke geloofsroeping krijgt de historie weêr levende gedaante. Daarin is er het levend contact van onze vorstin met den levensgeest van Ju- liana van Stolberg, van prins Willem den Eersten, van prins Willem den Derden. Niet alleen van hun verbor gen levensgeest, maar ook van de aandrift, van de zielszucht, die hen bewoog in hunne levensroeping in het bewind over volk en land. Dank uw God, dat ge een vorstin hebt, die bidt voor Haar volkbesef den zegen, dat ge een Koningin ont- vingt. Die publiek wil getuigen, als 't moet in het hart van Parijs, dat zich verbaast en niet weet, wat het ervaart, wanneer de vorstin, die haar geestdriftig geëerde gast is, de vergeten gedachtenis van Caspard de Colligny, die viel in den Parijschen bloednacht van 1572, eert als van één „die het geheim van den helden moed kende uit vast geloofsvertrou wen in God." en die dat getui genis uitte in een kleinen, onaanzien- hjken kring, waarin zij sterkte vond in de „verheffende gedachte" één te zijn „in het levend geloof in Chris tus" (3 Juni 1912). Zóó staat onze vorstin zóó is zij openbaar geworden zóó draagt zij Haar gezag. De almachtige God, „de overste van de koningin der aarde," van wien alle machten verordineerd en gesteld zijn, erkent zij openbaar niet alleen in versteende taal van documenten, maar in Jevend woon, dat uit de ziel welt, als haar God en Koning. Zóó heeft zij in 25 jaren gestadig betoond, dat het „bij de gratie Gods" haar werkelijkheid was. Daarin is de waarde van Hare regeeirng, het karakter van haar waakzaam, werk zaam leven. Daarin is de bizondere, de kost bare zegening voor ons volksleven, want daardoor en daarin heeft zij toespraak en eed van den 6en Sep tember 1898 woord voor woord be waard en tot levende daden gebracht. Daarin is een boodschap Gods aan ons. Een levende schat, die uit de his torie ontstond Daarop richt zich onze bezinning. Daarom verootmoedigen wij ons, want hoe menigmaal is dit besef le vend geweest onder ons? Zooals Israëls oudsten naar Hebron togen om David te zalven, en Davids verbond met hen te ontvangen in het bewustzijn van 's Heeren tegen woordigheid. Zóó begeeren wij te staan voor Haar, die ons regeert. Wij zalven haar in onze begeerten, met onzen diepen eerbied en hulde, met ons gebed. De Almachtige krone en wijde Haar! Wij aanvaarden Haar verbond met ons, gedachtig aan Haren Eed, gedachtig aan Haar roeping, Haar taak, bij de gratie Gods. Wij danken den Almachtige voor den zegen, dat Hij ons zulk een vorstinne gaf. Wij zeggen het stil voor ons heen, en 't is ons als een eed: Vast zullen we aan u houden, Aan u en onzen God, Dies kunt Gij vast vertrouwen Bij 't barnen van het lot, De hoogste en heiligste eere Is mannentrouw in -nood, Zoo helpe ons God de Heere Bij leven en bij dood. (Dr. H. J. A. M. Schaepman- 1898) J. H. I. Ingezonden stukken. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) SOESTERBERG. De herdenking van het a.s. Regee- ringsjubileum van H. M. onze geëer biedigde Koningin hoopt Soesterberg of waardige wijze te vieren. De daartoe gemaakte plannen naderen hunne voltooiing. Als alles loopt zoo het comité van feestviering en de Subcommissies zich voorstellen, dan zal het werke lijk een prettig feest zijn. De inschrijvingen voor deelname aan de verschillende wijdstrijden, laten nog wel iets te wenschen over; moge hierin spoedig verbetering ko men en de betrokken commissies handel vol werk gegeven worden met het noteeren van deelnemers. Als met de inschrijvingen, gaat het ook met de financiën. Wil het feest waardig blijven, dan kan het niet soberder dan thans in het voornemen ligt. Toch is er nog veel geld voor noodig, en zoo thans de zaken staan zullen de te maken onkosten de inkomsten overtreffen. Dit laatste is echter niet noodig wanneer alle ingezetenen, die mee voelen met dit feest, ook daartoe bijdragen. Er zijn er nog die wel willen bijdragen, maar daartoe nog niet in de gelegenheid waren, welnu dat kan alsnog. Mogelijk zijn er ook die hun bijdragen wenschen aan te vullen, ook dat kan nog. Welnu, geachte, ingezetenen, help nog door een kleine (groote) bijdra ge vóór 4 September a.s., de dag waarop de feestelijkheden zullen aanvangen, de financiëele zorgen van het comité verlichten. Voorwat de eigenlijke feestviering betreft, verwijzen wij naar de oranje- biljetien die alom voor de winkel ramen prijken en naar de porgramma's die verkrijgbaar worden gesteld. T. UIT DE RAADSZAAL. De Raad dezer Gemeènte verga derde 24 Augustus voor de laatste maal in zijn oude samenstelling alle leden waren aanwezig. Voorzitter de Burgemeester Mr. Dr. J. A. A. H. de Beaufort, Secretaris de heer J. Ben schop. De notulen van de vergadering op 24 Juli 1923 en die der buitengewone vergadering van 7 Augustus 1923 zijn zonder bespreking goedgekeurd. Een vijftal obligatiën van een der Gem. geldleeningen uitgeloot. Bij de behandeüng van punt 3 der Ag'inde, beslissing i.z. de gehouden aanbesteding van een woning voor het Hoofd der O. L. School aan de Beet rlaan stelt de heer van Eek voor den bouw te gunnen aan No. 3 der inschrijvers. No 1 komt om formeele redenen niej: in aanmerking. B. en W. stellen vopr de gunning toe te wijzen aan No. 2, de heeren van Kampen c.s. De heer van Eek, meent dat het wenschelijk is aan den derden in schrijver het werk toe te staan, wijl deze een inwoner van Soest is en wij dan zeker zijn goed werk te zul len krijgen. De Burgemeester en Weth. En dendijk lichten het voorstel toe. De heer v. K. heeft zich metterwoon in Soest gevestigd en de bepaling van het bestek zal zoo worden aangevuld dat uitsluitend Soester arbeiders moe ten worden te werk gesteld. Na eenige discussie wordt besloten, dé bepaling in het bestek zoo te lezen, dat onder „zooveel mogelijk Soester arbeiders" is te verstaan, dat alleen indien aan de plaatselijke arbeidsbeurs geen geschikte werkkrachten aanwe zig zijn, arbeiders van elders mogen worden aangenomen. De heer Scheffer informeert nog of het verzuim van den laagsten in schrijver, de heer van Dijk te Soes- teiberg, die slechts een borg had inge vuld, nog niet kan worden hersteld. De geldende, voorschriften laten dit n'-tt toe. Tiet wérk wordt daarna aan No. 2 gegund. De O. L. School te Soesterberg en de onderwijzerswoning moeten her stel I worden. Kosten pi. m. f 2400. De heer Foeken informeert naar de toekomst dezer school. Indien wij binnenkort voor de mogelijkheid van nieuwbouw worden gesteld is de ge vraagde som wel wat hoog. Weth. Endendijk zet den toestand uiteen. Het aantal leerlingen is thans 18. Er is ruimte voor 70. Het eerste vijftal jaren zal vermoedelijk voldoende in de behoefte zijn voorzien. De gebouwen eischen echter dring end herstelling. Conform de voordracht wordt be sloten. De balans, winst en verliesrekening van het trambedrijf over 1922 is aan geboden. Exploitatieverlies f 9000. De Commissie voor het trambedrijf rapporteert balans en rekening ac- coord te hebben bevonden en brengt een woord van waardeering aan den heer Directeur voor het gehouden beheer. De heer Foeken medeonder tee kenaar van het rapport merkt op, nog wel een en ander op zijn hart te hebben, maar dit in verband met de reorganisatieplannen tot later te zullen uitstellen. Zonder verdere discussie worden beide bescheiden goedgekeurd. Het Gemeentebestuur van Wym- britseradeel heeft een adres gericht aan 's Lands regeering om in het Wetboek van Strafrecht, het mis bruiken van den Naam Gods in het openbaar, strafbaar te stellen. Een verzoek om aan dit adres adhesie te betuigen, almede een me morie van toelichting is van genoemd Gemeentebestuur ingekomen. De meerderheid van B. en W. stellen voor aan dit verzoek te vol doen. De heer Foeken vraagt zich af wie geen tegenstander zou zijn van deze ernstige volkszonde, in het bij zonder een Nederlandsch kwaad. Het misbruiken van Gods naam ver dient ernstig afkeuring. Spr. heeft echter nog meer vrees voor een vloekverbod. ZEd. wijst daartoe op het verbod van vloeken in de ka zerne, en nergens wordt meer ge vloekt dan juist daar. Het goede voorbeeld, de Christe lijke opvoeding en de invloed der beschaving acht Spr. ter bestrijding van dit kwaad van veel grooter be teekenis, dan een wettelijk verbod, waarvan de heer F. geen heil ver wacht. Integendeel Spr. is bevreesd, Drogist Opticien Maakt Foto's voor alle doeleinden. Rijks-depót voor post- en rentezegels Burg. Grothestr. 28 - Soestdijk Volledige inlichtingen voor In- en Verkoop, Huur- en Verhuur van Huizen enz. verstrekt dat uit reactie het eerder toe zal nemen. Spr. wijst er op dat op het feest terrein bijna geen vloek is gehoord en de eenige die er zich op ergelijke wijze aan schuldig maakt, verwijderd is geworden. De heer Besselsen sluit zich aan bij de zienswijze van den heer Foe ken. Ook Spr. verafschuwt het ge bruik van ruwe taal. De zedenver wildering is na den oorlog zeer toe genomen, al gebruikt iedereen wel eens in bijzondere omstandigheden een krachtterm. De oorzaken voor deze achter uitgang zoekt de heer B. voorname lijk in de rotte maatschappelijke toestanden, die er in de laatste jaren niet op vooruit zijn gegaan. Bestrij ding van den oorlog en de verhef fing van het levenspijl der arbeiders zijn z.i. de aangewezen middelen tot verbetering. Met het voorgestelde kan Spr. niet accoord gaan. Van zulk een verbod verwacht Spr.. geen heil. De heer Scheffer steunt namens de R, K. fractie het voorstel. Spr. acht er alles voor te zeggen. Schen nis van de majesteit onzer Koningin wordt wel strafbaar gesteld, zooveel te eerder dient een vloekverbod te worden opgenomen ia onze wetge ving. Weth. Endendijk wijst er op dat de heeren Foeken en Besselsen de beste propaganda hebben gemaakt voor deze zaak. Beide heeren erken nen dat deze zonde, onze ergste volkszonde is. Spr. ontkend niet de moeilijkheid eener regeling dezer materie. ZEd. wijst echter óp het feit dat reeds verschillende Gemeen ten een vloekverbod hebben aange nomen Spr. acht het echter juister, dat niet iedere Gemeente afzonder lijk, maar de Regeering dezer drin gende zaak ter hand neemt. Spr. be veelt daarom aanneming van het voorstel ernstig aan. Dat een derge lijk verbod niet gunstig zou kunnen werken, weerspreekt de heer E. Het tapverbod in deze Gemeente bewijst het wel anders. De heer Foeken ontkent dat een vergelijking met het tapverbot hier opgaat. Het misbrui ken van sterken drank is een kwaad dat den mensch van buiten af te genkomt. Het vloeken komt uit het hart van den mensch voort en is met een ver bod niet te keeren. Het etisch beginsel in opvoeding en\ beschaving acht Spr. van groote waarde. De heer Rietveld heeft met span ning de bespreking gevolgd. Dat daar over de heer Besselsen tot een con clusie komt als door hem verdedigd, verwonderd Spr. niet. Wel verwon dert hem de houding van den heer Foeken, die dit kwaad als zonde er kent. Café „DU PASSAGE" Birktstraat 17 - Telefoon 176 Heinekens Gieren en Wijnen Likeuren, Oude Snik enz. A. v. d. LINDEN Het verheugt Spr. dat het Gemeen tebestuur van Wymbritseradeel deze zaak voor ons geheele land aan de orde heeft gesteld, waardoor alle ge meentebesturen gelegenheid ontvan gen zich uit te spreken. Het misbrui ken van Gods heiligen Naam, het is ook door den heer Foeken gezegd, is zeer bijzonder een nationale zonde van ons volk. Niet eens is de heer R. het met den Heer Besselsen, die meent dat het vloeken na den oorlog en als gevolg daarvan hier is toege nomen. Zeker de zedenverwildering na den oorlog is schrikkelijk, maar uit eigen ervaring, ook in deze ge meente weet Spr. dat deze zonde ook vóór den oorlog minstens even schrikkelijk in ons land bedreven werd. Spr. ontkent niet dat een wettelijke regeling groote moeilijkheden met zich zal brengen. De vraag is echter of de overheid als dienaresse Gods voor deze moeilijkheden mag terug schrik ken, of zij haar plicht, mag na laten schending van de Allerhoogste Majesteit te weer te gaan. Voor Spr: is het dan geen vraag welke de uitkomst is van een wet telijk verbod, maar alleen wat is plicht van een overheid, die erkent haar gezag van den Allerhoogsten te ont vangen. 't Is best mogelijk, dat door straf het verzet en dies de zonde grooter wordt. Spr. wijst er nog op, dat de be doeling van het adres is uitsluitend een strafbepaling voor het openbare leven te maken, wat zeker tot de taak van de overheid behoort. De Burgemeester (minderheid van het college) refereert zich aan het praeadvies van B. en W. van 's Gra- venhage. ZEA. acht eveneens een dergelijke regeling onuitvoerbaar, al thans voor de groote steden, 't Is hiermede als met den stemplicht. Het getal overtredingen zou niet te vervolgen zijn. Ten tweede ligt het naar het oordeel van Sprniet op den weg van de Gemeentebestu ren om 's lands Regeering te zeggen wat zij doen moet. Verschillende sprekers vragen nog het woord. De heer Foeken doet uitkomen dat hij de zonde als zoodanig niet ver schoont, in beschaving alleen even min heil ziet, maar wel in verband met de Chr. opvoeding heil daarvan verwacht. Het voorstel wordt aangenomen met 7 tegen 4 stemmen. Voor stemden de R.K. en A.R. leden, de overigen tegen. De heer Foeken meende nog, dat als de heer Rietveld het mogelijk achtte dat door een verbod de zonde zou toenemen, beide tot dezelfde con clusie moesten komen. Naar ons oordeel ligt hierin juist het principieel verschil tusschen het etische en het Caloinistische beginsel. Niet ons gevoel of onze overwegin gen mogen hierin beslissen. Alleen gebondenheid aan het woord Gods en des Heeren ordinantiën zijn voor den Christen veilige gidsen. Het voorstel tot het aanvragen van vrijstelling van het geven van gym- nastiek-onderwijs, wordt goedgekeurd. Met punt 8 van de agendarege ling van de positie en pensioen grondslag van den beambte aan het noodslachtings-gebouw kan de heer Foe'cen zich niet vereenigen. Alweer uitbreiding van personeel. Spr: ver wacht hieromtrent opheldering, mis schien dat hij dan nog voorstander wordt. De heer Besselsen spreekt in den zelfden geest. Weth. Endendijk zet de zaak uit een. Velen hebben een onjuiste ge dachte over de Keuringsdienst. Het is niet zoo, dat hier van uitbreiding van personeel sprake is. De persoon in kwestie is reeds lang in dienst der Gemeente en zijn bezoldiging, welke gedeeltelijk teil' laste van de keurings dienst komt, is begrepen in de goed gekeurde begrooting. Ook de inkom sten van de keuring worden te laag aangeslagen. Het is wel zeker dat deze grooter zullen zijn dan het ge raamde bedrag. Alleen over de maand Juli (een slappe maand) is f 400 aan keurloonen ontvangen. Tenslotte be treft het hier een beambte lie alge meen een geschikt persoon wordt ge acht en wiens positie geregeld be hoort te worden. Na deze uiteenzetting verklaren de opponenten zich geen tegenstanders meer en wordt het voorstel i. h. s. BIJKANTOOR SOEST VAN WEEDESTRAAT 5 - TELEFOONNUMMER S 54 BRAND EN INBRAAKVRIJEKLUIS In deze Kluisinrichting Loketten te huur in prijzen van f6f8.—f 10.— en (20.per jaar

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1923 | | pagina 1