doester Courant
voor Soest en Omgeving
Nieuws- en Advertentieblad.
Verschijnt eiken Zaterdag.
:ti
roToVlAN'DÏÏo]
Fa. STRIJKER Brandstoffen en Grint
Wijziging der Bouw
verordening.
ALLE BANKZAKEN
Ziekte en Pijn
Veertiende «jaargang
Zaterdag 9 Oct. 1326
Uitgever G. v. d. BOVENKAMP Soestdijk
N.V. MIDDENSTANDSBANK
INCASSO'S - DEPOSITO'
VBNBMA
Dames- en Heerenkleermakerij
F. C. KUIJPERSTRAAT 10 - TEL. 169
Ruime voorraad Regenjassen
A. FUGERS - Kerkstraat 3
Mfjnhardt's
Lvxeertabletten
MEUBEL-TRANSPORT S
VAN DEN BERG
Co.
KERKSTRAAT 20
W. D. BOS
TELEFOON 84
NEDERL. OOST-iNDIË
Autogarage „MIDDELWIJK"
No. 41
Adres voor Administratie en Redactie
Van Weedestraat 7, Soest
Advertentiën worden ingewacht tot Vrijdags
voormiddags 9 uur bij den Uitgever.
Ingezonden stukken tot Dinsdagavond 9 uur
DE SOESTER
ADVERTENTIËN
Van 1—5 regels 75 ct. Elke regel meer 15 ct.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij abonnement groote korting.
Abonnementsprijs 50 cent per kwartaal.
voor AMERSFOORT en OMSTREKEN
Telet. 97, Van Weedestraat 37 t.o. den Heer Haremaker
Wanneer heel vroeg in het voorjaar,
het ploegijzer de vette aarde splijt en
de voren trekt en den rijken bodem
tot het ontvangen van het vruchtbren-
gende zaad in gereedheid brengt, dan
ziet de boer wel goed toe, dat al deze
arbeid met zorg geschiedt. En hij zal
het beste zaad kiezen, dat hij vinden
kan. Hoe beter het zaad, hoe schooner
de oogst.
Zoo'n rijke grond, wachtend op het
zaad der leven brengende gedachten,
is de kinderziel, die aan de zorgen
van den opvoeder wordt toevertrouwd.
Wat wij in de kinderziel zaaien, zal
later, als het kind tot mensch zal zijn
geworden, door de maatschappij geoogst
worden. Het hangt daarom van ons,
de zaaiers, af, of de oogst schoon en
overvloedig zal zijn. En van ons zaad!
Wie wind zaait, zal storm oogsten
Welnu, we hebben storm geoogst.
Een vernielenden, alom verwoestenden
storm hebben we geoogst, vier vreeselijke
jaren lang. Na den Fransch-Duitschen
oorlog in 1870, werd in de landen van
de oude vijanden in de ontvankelijke
kinderzielen het zaad van den haat
gezaaid. En niet alleen in die landen,
werd aan het kind de voor zijn ontwik
keling noodige kennis omtrent geschiede
nis, regeeringsstelsels enz. bijgebracht
in den ouden geest van superioriteit
van de eene natie boven de andere,
waarbij de onvermijdelijkheid, ja de
noodzakelijkheid en gewenschtheid van
oorlog en oplossing van politieke ge
schillen door middel van het strijdrecht
eenvoudig als vaststaand wordt aanvaard.
We hebben storm geoogst.
Maar uit dienzellden storm werd de
Volkenbond geboren. En het behoeft
natuurlijk geen verwondering te baren,
dat de gëëstëïïjke leiders van dien böna,
die gegrondvest is op internationale
samenwerking en afkeer van het oorlogs
stelsel als middel om geschillen op te
lossen, begrepen, dat het van prominent
belang voor den vrede is, dat de jeugd
op den Volkenbond leeit neerzien, als
een onmisbaar instituut en dat de jeugd
de internationale samenwerking een
voudig moet leeren beschouwen als
de normale wijze van behandeling der
wereld-politieke en andere aangelegen
heden, Nietwaar? Wie het gulden zaad
van de vrede zaait, kan immers niet
anders dan de gouden vrucnt van den
wereldvrede oogsten
Van het begin van het bestaan van
den bond af, is er een streven geweest,
om de Volkenbonds-ideeën door de
geheele wereld te verspreiden en krach-
tigen nadruk werd gelegd op de beteeke-
nis van de opvoeding van het kind
voor de verbreiding van kennis omtrent
den Volkenbond. In het afgeloopen jaar
werden aan regeeringen en vereenigingen
vragen gesteld, ten einde na te gaan,
welke stappen er reeds genomen werden,
terwijl een commissie voor intellectueele
samenwerking werd ingesteld, om een
studie tc maken van de beste methodes
om de officieele, zoowel als niet-officieele
pogingen, die in verschillende landen
worden gedaan, om de jeugd met den
Volkenbond bekend te maken, tot eenheid
te brengen. Deze commissie is bijeen
geweest en heeft de antwoorden be
studeerd, die ingezonden werden door
verscheidene regeeringen en andere
lichamen, met behulp van experts over
de geheele wereld, meest onderwijs-
menschen. Het materiaal werd geschift
en de conferentie nam een aantal reso
luties aan, welke aan de verschillende
regeeringen worden aanbevolen. Waar
schijnlijk zullen nu in elk land nationale
conferenties gehouden worden om te
beraadslagen over de wijze, waarop de
resoluties worden uitgevoerd. Zeer juist
noemde prof. Murray, een Engelsch
expert, het zeer dringend noodzakelijk,
dat het onderwijs omtrent den Volken
bond een onderdeel moet vormen van
het gewone leerplan in alle scholen en
dat leerboeken voor dat doel moeten
worden verschaft. Want het zal in de
toekomst voor onderwijzers en leerlingen
even belangrijk zijn, te leeren over de
constitutie van den Volkenbond en het
werk van dien bond, als over de con
stitutie van hun eigen land en het eigen
regeeringsstelsel. Deze onderwerpen
moeten dus ook hun plaats innemen
onder de onderwerpen, waaromtrent
de onderwijzers op hun beurt leering
ontvangen. Op die manier zal de Vol
kenbond in de harten der opgroeiende
generatie een geheel natuurlijke en
onvergankelijke plaats innemen, hetgeen
de beste waarborg is voor den vrede.
Aldus zal de geestelijke ontwapening
bereikt kunnen worden, welke tot har
monie en wederzijdsche waardeering
onder de volkeren zal leiden.
Zie, de akkers liggen gereed om het
zaad te ontvangen
Welk zaad zal het zijn
Welke vruchten willen wij oogsten
Zal het storm zijnof vrede?
FLORIS C.
KAMERKRONIEK
De Belastingvoorstellen -
Geduld, dat is zulk een
schoone zaak - Minis
ter Karnebeek in het vuvr
voor het Ned. Belgische
verdrag - Socialisatie.
Het loopt niet zoo hard met de be-
lastingontwerpen van minister de Geer.
In de commissie van voorbereiding
uit de Tweede Kamer hebben nogal
wat besprekingen, ook met de regeering
plaats gehad. De wijziging van de per-
soneele belasting was vooral een doorn
in het oog voor de gemeenten, die
zich daardoor van een belangrijk deel
van hun inkomsten beroofd zagen. Maar
nee, zei de minister, dat is heelemaal
niet noodig. De gemeenten kunnen, als
ze dat willen, gerust hetzelfde bedrag
uit de Personeele Belasting trekken.
Ze zullen dan alleen hun opcentenregeling
moeten herzien. En die eenvoudig aan
passen aan de nieuwe hoofdsom. En
om aan het tijdsgebrek voor de gemeen
ten tegemoet te komen, was de regeering
wel voornemens, de aanslagregeling tot
1 Mei van het komende jaar uit te
stellen. Dan hadden de gemeenten dus
allen tijd om haar verordeningen aan
de nieuwe hoofdsom aan te passen.
En daarom was uitstel van de inwerking
treding onnoodig. Maar de minister is
heel coulant. Hij had er zelfs geen
bezwaar tegen te verklaren, dat de
regeering zich eventueel toch wel bij
een amendement (betreffende uitstel van
de wet) zou neerleggen. O, zeker. En
zou de Kamer in dien zin beslissen,
dan zou meteen de Zegelwet pas in
voorjaar 1927 in behandeling kunnen
komen. In dien geest had de commissie
voor de voorbereiding zich uitgelaten.
ptjn ctijc'i
zou de regeering ook wel willen voldoen,
zelfs als een amendement als juist bedoeld,
door de Kamer niet werd aanvaard.
Nu, tegen een dergelijke welwillendheid
was de commissie niet bestand en zij
stelde dan ook een amendement voor,
waarbij de inwerkingtreding van de
wijziging van ^e wet op de personeele
belasting wórdt bepaald op 1 Januari
1928. Wij, geduldige belastingbetalers
moeten ons dus nog wat oefenen in
de schoone deugd van geduld. Als
ten minste de Kamer zich met het
amendement vereenigt.
Dan kwam Minister van Karnebeek
nog eens voor de laatste maal zijn
Nederiandsch-Belgische verdrag ver
dedigen, tegenover de bezwaren, die
de Tweede Kamer in tweede instantie
ten aanzien van zijn ontwerp had ont
wikkeld. In de M. v. A. verklaarde de
minister, dat hij niet kon ingaan op
den wensch, om nogmaals de onder
handelingen te openen met de Belgische
regeering. Dat was uitgesloten, omdat
Ontvangen de nieuwste Stoffen
voor winterjassen, ulsters,
demi saisons, wintercostuums enz.
de Belgische Kamer, in dezelde week,
dat het Voorl. verslag verscheen, het
verdrag reeds in behandeling nam en
aanvaardde. En wat was er nu waar
van die tegemoetkoming onzerzijds aan
Belgische wenschen, zonder dat daar
tegenover Belgische compensaties zouden
staan Uit het verdrag blijkt, volgens
den minister, dat onzerzijds verschillende
kanaalverbeteringen en regelingen in
het belang van den waterstand werden
bedongen. En indien nu al deze contra
prestaties (vooral de verbetering der
scheepvaartverbinding tusschen onze
zeehavens en het Luiksche industriege
bied) onevenredig worden geacht, welke
compensatie had dan moeten worden
bedongen Dat zou de minister wel
eens willen weten, want tijdens, noch
na de onderhandelingen, is ooit eenig
concreet desideratum van eenig belang
naar voren gebracht. Met andere woorden,
de tegenstanders praatten maar wat in
de ruimte. Verder wordt zelfs door de
tegenstanders van het verdrag verklaard,
dat ock zij een goede verstandhouding
met België op grooten prijs stellen,
met volledige erkenning van het politieke
belang daarvan. Maar hoe willen ze dat
belang dan bevorderen, als ze nu in
dit geval aan hun meening geen practisch
gevolg geven Neen, zelfs al zou een
der nieuwe kanalen, wanneer die tot
stand komen, in eenig opzicht schade
voortbrengen, dan zou die schade nog
niet kunnen opwegen tegen het voordeel,
dat in perspectief genomen, van de
verbreeding ook voor onzen handel,
het gevolg zal kunnen zijn. De minister
ziet in een weJforend en Nederland
welgezind België, het logische postulaat
voor een verbreeding van de basis van
onze staatkundige en commercieele
mogelijkheden. Geheime overwegingen,
die in het openbaar niet kunnen worden
verteld, heeft de minister bij de verdedi
ging van dit verdrag niet. Ja, maar dan
dat gevaar van Antwerpen-oorlogshaven
Och kom, meent de minister, Antwerpen
is toch nog, na de opheffing van het
verbod om Antwerpen oorlogshaven te
maken, nog geen oorlogshaven. Boven
dien is de Belgische Marine na den
oorlog heelemaal afgeschaft!
Inmiddels is het eindverslag van de
commissie van rapporteurs uit de Tweede
Kamer over het Belgisch-Nederlandsch
verdrag gereed gekomen. De commissie
is nu van oordeel, dat de openbare
beraadslaging voldoende is voorbereid.
De dans kan dus beginnen!
Eindelijk is dan de in Maart 1920
ingestelde z.g. socialisatie-commissie
(onderzoek, door welke wettelijke maat
regelen voortbrenging en verdeeling van
goederen meer dienstbaar kan worden
gemaakt aan het algemeen belang) onder
leiding van prof. dr. W. H. Nolens
(Tweede Kamer) gereed met haar arbeid.
Maar tot conclusie is zij niet gekomen!
Haar lijvige rapport zal slechts een
uiteenzetting der verschillende standpun
ten en stroomingen over dit onderwerp
bevatten. Dus geen aanbevelingen voor
de Kamer!
In de afdeelingen van de Tweede
Kamer zijn nu de algemeene beschouwin
gen over de begrooting begonnen en
er werden heel wat minder prettige
dingen aan het adres van de ministers
van Arbeid en Oorlog gezegd. Vooral
de minister van Arbeid heeft het bij
bijna alle kamerleden verkorven. Slechts
"M DUlï'/C'L
van deze bepaling. Eenigen tijd daarna
hebben enkele eigenaren hun bezwaren
toch nog ingebracht en de Raad heeft
in zoover toegegeven, dat de afstand
van 25 M. tot 10 M. is teruggebracht.
Het bezwaar wat ik toenmaals uitsprak
voor deze drie wegen, geldt feitelijk
voor de geheele thans te behandelen
verordening. Laat de gemeente alle
uiibreidingsgronden koopen, dan kan
zij als bezitster van het geheele terrein
een goed stratenplan opmaken en verder
alle welstandsbepalingen maken, die
zij wenschelijk acht.
Doet zij dit niet bijv. wegens de
groote sommen gelds, die er mee ge
moeid zijn dan heeft zij m.i. niet
het recht om de persoonlijke belangen
regelen zonder Kramp of Pijn uw Stoelgang
Doos 60 ct. Bij Apoth. en Drogisten
de c.h. en vrijheidsbonders hadden
eenige waardeering voor zijn beleid.
Uit de gevoerde besprekingen kon
men al zoo'n beetje de politieke groe
peering in het nieuwe parlementaire
jaar bevroeden. De kansen voor een
vernieuwing der coalitie moeten nog
niet groot zijn, daar men van r.k. zijde
nog niet heel vriendelijk over de c.h.
denkt. Echter toonde men van dezelfde
zijde evenmin veel lust, om met de
democraten samen te werken. Het huidige
ministerie maakt dus voorloopig nog
een goede kans.
Ten slotte kreeg meneer Schaper op
zijn vragen betreffende een onderzoek
naar de relletjes in Assen ten antwoord,
dat een regeeringsonderzoek is ingesteld.
De Kamer zal er spoedig meer van
hooren.
POLITICUS.
Een nieuw en verheugend geluid
heeft zich doen hooren in de Raads
vergadering van 23 Sept. 1.1.
Eén der leden volgens het verslag
in het Soester Nieuwsblad was dit de
Heer de Koning heeft voorgesteld
een ontwerp-verordening, waarmee be
halve algemeene ook zeer vele persoon
lijke belangen gemoeid zijn, eerst ter
kennis van de ingezetenen te brengen
alvorens dit ontwerp in den Raad af
te handelen, waardoor dus belangheb
benden in staat zijn hun bezwaren tijdig
naar voren te brengen. Een woord van
dank hiervoor aan den voorsteller mag
m-.i. niet achterwege blijven, terwijl ook
de Raad door aanneming van dit
voorstel den goeden weg heeft
betreden, waarvoor ook hem dank toe
komt.
Zooals ik zeide, zijn bij dit ontwerp
vele persoonlijke belangen betrokken.
Het betreft toch niet minder dan het
van gemeente-wege beslissen over het
geen men doen mag met zijn eigendom,
met zijn grond. Wij staan hier weer
voor een geval van overheidsbemoeiing,
waarbij de persoonlijke vrijheid in hooge
mate ik zou haast zeggen „op on
geoorloofde wijze" aan banden wordt
gelegd.
Ik heb dit onderwerp reeds vroeger
in dit blad besproken.
In Aug. '24, schrijvende over „Huizen
en Wegen in Soest", heb ik het gehad
over den toenmaals geldenden eisch
voor den Soester Engweg, Molenweg
en Kolonieweg, waar tusschen elk gebouw
en de zijdelingsche erfscheiding een
open ruimte moest blijven van minstens
25 meter 1 Ik maakte toen de opmerking:
„Wil de gemeente een dergelijke be
paling doorvoeren, dan verzekere zij
zich eerst den eigendom van alle ter
reinen. Daarna kan zij vaststellen wat
zij wil". Ik sprak toen mijn bevreemding
uit, dat door geen enkelen betrokken
grondeigenaar vernietiging was gevraagd
der eigenaren al te veel aan banden
te leggen.
Ten einde door den lezer juist te
worden verstaan, wijs ik er op, dat het
gaat om art. 13 der bouw-verordening,
waarin voor eiken weg afzonderlijk wordt
vastgesteld, welke open ruimten er
rondom een te bouwen woning moeten
blijven. Aan de achterzijde is dit overal
minstens 9 M. (voor een huis zonder
verdieping, anders nog meer). Aan de
voorzijde geldt als laagste cijfer 8 M.,
gemeten tot het hart van den weg,
zoodat ik stel 4 M. tot de straatgrens.
Een bescheiden huisje een diepte gevende
van 6 M., krijgt men dus voor de totale
diepte 9-j-6-f-4=19M. Heeft iemand
een perceel wat minder dan 19 M.
meet, dan is dus bouwen van een huis
daaropverboden, tenzij men in
de praktijk de geheele bepaling aan
zijn laars lapt, zooals naar mij lijkt
geschied is in de Anna Paulownalaan
(laagste, even nummers), waar men,
hoewel reeds soortgelijke verbodsbe
palingen bestonden, achter de huizen
slechts 1 of 2 M. open ruimte heeft.
In de breedte dus gemeten van
de zijgevels tot de zijdelingsche erf-
grenzen moeten de open ruimten
bedragen 21/i tot 10 meter. Nemen wij
eens als voorbeeld de Prins Hendriklaan,
wfiar die open ruimte 5 M. moet zijn.
tóf mag hier een goed soort woningen
1 V- zoodat.wü als gev'Jibreedfc
lü M. Aan
open ruimte metende, heeft men dus
noodig 20 M. Stel nu het geval, dat
iemand daar een perceel bezit breed
36 M., gelegen tusschen perceelen van
juist 20 M. breedte, dan is dit eerste
te smal voor 2 huizeneen strook er
bij koopen van de buren is uitgesloten;
daar zij niets te missen hebben, zoodat
den eigenaar niets overblijft dan een
huis te zetten met een naar verhouding
gesproken veel te grooten tuin. Is
zijn terrein minder dan 18 of 16 meter,
dan kan hij, praktisch beschouwd,
heelemaal niet bouwen
Uit het vorenstaande moge blijken,
dat ik de verordening in dezen vorm
veroordeel als een te groote vrijheids
beperking öf als een voortdurende bron
van telkens weerkeerende verzoeken
tot ontheffing van de bepalingen der
bouw-verordening. Ben ik nu volstrekt
tegen dit ontwerp? Iets voelende voor
zekere welstandseischen, kan ik hierop
geen volmondig „ja" antwoorden, maar
wil ik een verzachting bepleiten, die
m.i. te vinden ware in deze uitzonde
ringsbepaling
„Met betrekking tot perceelen, wier
grenzen of afmetingen op het tijdstip,
waarop deze verordening van kracht
is geworden, geen bebouwing over
eenkomstig hare bepalingen toelaten,
zal zoo over een doelmatige be
bouwing tusschen B. en W. eenerzijds
en den eigenaar of de eigenaars
anderzijds overeenstemming is te ver-
WORDT U GOEDKOOP S
EN NETJES VERHUISD
9 STEENHOFSTRAAT 57 TEL 69
Saaaaaaa,....
krijgen van deze bepalingen mogen
worden afgeweken, met dien verstande,
dat de in, tabel I genoemde zijdeling
sche open ruimten voor één of meer
daarop te stellen-huizen verminderd
kunnen worden".
Ik kom nu nog tot een andere bepaling.
In het ontwerp staat te lezen: „De
hier genoemde erfscheidingen mogen
na het verleenen van een bouwvergun
ning niet op zoodanige wijze verlegd
worden, dat de bepaalde afmetingen
verminderen".
Ook hier weer een m.i. ongeoorloofd
beperken van de persoonlijke vrijheid.
Waarom mag ik, wanneer mijn huis en
het huis van mijn buurman elk 5 M.
uit onze gemeenschappelijke erfscheiding
staan, niet op een goeden dag van
hem een strook van 2 M. overnemen,
bijv. omdat daardoor voor mij de bouw
mogelijk wordt van een schuur of stal
Voorloopig zie ik niet in welk algemeen
belang door deze bepaling gediend wordt.
Persoonlijk heb ik op dit oogenblik
geen belang bij deze bepalingen, doch
ik hoop, dat velen, voor wie dit wèl
het geval is, met hun bezwaren te be-
voegder plaatse voor den dag zullen
komen. Mocht dan de Raad besluiten
de ontwerp-wijziging niet aan te brengen,
dan is m.i. toch herziening der oude
verordening noodig, daar ook deze reeds
KASSIERS
JULIANAPLEIN 5
TELEFOON 163
SOEST
ONDERGRONDSCHE BR AND-INBRAAK. VRIJE KLUIS
JULIANASTRAAT 7
te veel beperkende bepalingen bevat.
Ook daarbij zou dan de door mij gegeven
uitzonderingsbepaling wenschelijk zijn.
Zoo de Raad de verordening wèl
aanneemt al of niet met die bepaling
aangevuld dan moge ik nog wijzen
op een paar zwakke punten in het
stellen der verordening.
De 2e al. van art. 2 van het ontwerp-
raadsbesluit luidt
„de open ruimte voor een gebou\v
en die aan weerszijden daarvan tot
de erfscheidingen, loodrecht daarop
gemeten, moeten zijn zooals in de
hierbij behoorende tabel 1 staan
aangegeven"
daarentegen staat aan het hoofd van
de bewuste tabel
minimum diepte van onbebouwde
ruimte langs den weg of aangrenzende
terreinen van den voorgevel tot het
hart van den weg".
Men vergelijke de wijd-gedrukte be
woordingen 1 In den eersten zin de
open ruimte tot de erfscheidingen, in
den tweeden tot het hart van den weg.
Eenige alinea's verder staat aldus
overgenomen uit de oude verordening
„B. en W. zijn bevoegd bij nieuwbouw
op een terrein, door gebouwen be
grensd voor de wijziging dezer ver
ordening van 17 Dec. '23 en bij
uitbreiding van bestaande gebouwen,
in bijzondere gevallen onder nadere
door hen te stellen voorwaarden ont
heffing te verleenen".
Ontbreekt hier niet tusschen de
woorden „begrensd" en „voor" een
komma en het woord „gezet" of „ver
rezen"? Het komt mij voor, dat de
bepaling, eerst aldus aangevuld, begrijpe
lijk wordt.
ontstaan door Gevatte Kouda, bestrijdt
men spoedig en goed met Mijnhardt's
Sanapirin-tabletten
Glazen Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten
28. KUNST.
(Vervolg)
Hét Dajaksche zwaard. Het lemmet
is fraai van vorm, vanaf het gevest
breeder wordende, daarna op twee
derden der lengte weder met sprongen
aan de rugzijde smaller toeloopende,
om nabij de punt een sierlijke open-
gesmede krul te vertoonen. Het staal
is ingelegd met koperen schijfjes en
met een figuur in wit metaal volgens
een zeer sierlijk slinger-motief. Hoe dit
werk is uitgevoerd weet ik niet; ver
moedelijk zijn de holten, waarin het
vreemde- melaal is ingelegd, met de
hand uitgekapt.
De greep is van donker hout, een
voudig doch fraai gesneden als gesty-
Ieerde dierenkop, ten deele omwikkeld
met zeer smal gespleten rottan in twee
kleuren. Het patroon van dit rottan-werk
is een meesterstuk. Soms is de greep
van hertshoorn en dan gesneden in
zeer ingewikkelde figuren met symboli
sche beteekenis. Dergelijke gevesten
zijn veelal nog getooid met een pluim
van geitenhaar. De schede bestaat uit
twee plankjes, elk aan één zijde uitgehold
en dan met de uithollingen tegen elkaar
waarna zij door rottan-omwikke-
bestaat afwisselend uit smalle rechte
banden en breede vlechtingen, die een
uiterst iraaien knoopvorm vertoonen.
Tusschen die omwikkelingen bevindt
zich eenig snijwerk.
Het spreekt van zelf, dat niet elk
Dajaksch zwaard zoo mooi is als het
hier beschrevene, maar toch durf ik
zeggen, dat er nauwlijks één zwaard
te vinden zal zijn, dat niet eenige ver
siering voert. Zoo is het overal, waar
men komt in Jndië, met de wapens
gesteld. De javaansche kris vertoont
steeds eenige versiering van handvat
en schede en de z.g. „hof-krissen" zijn
meesterwerken op het gebied van goud
smeedkunst. Het lemmet is veelal ge
maakt van „pamor-staal", hetwelk ver
kregen wordt door eenige laagjes ijzer
van verschillende hardheid op elkaar
te leggen en uit te smeden, daarna
dubbel te vouwen en weer uit te smeden,
welke bewerking eenige malen herhaald
wordt. Daar het lemmet naar de snede
natuurlijk dunner wordt, ziet men op
het oppervlak de zijkanten der verschil
lende ijzerlaagjes zich in grillige lijnen
afteekenen. Dit pamor-staal wordt wel
eens verward met het z.g. Damascener-
staal, doch in hardheid staat het daarbij
zeer ver ten achter. In het mooiste
weefkunst en wat daarbij behoort. Het
weven is een huisindustrie, die zich op
Java voornamelijk beperkt tot katoenen
goederen voor dagelijksch gebruik, doch
op Sumatra uibreidt tot zeer kostbare
weelde-zaken. Uit Z. Sumatra komen
bijv. de prachtige, veelal met goud
doorweven, zijden slendangs in donker
paars-rooden kleur met bloemfiguren in
stemmig geelbruin, groen en blauw.
In Atjeh en ook op Sumatra's Westkust
worden zeer mooie goud- en zilverdraad
weefsels vervaardigd.
Bij de weefkunst sluit aan het verven
en wel in de eerste plaats, als zijnde
hier het meest bekend, het batikken.
Sarongs (de als rok neerhangende heup-
bekleeding), slendangs (Schouderdoeken)
broeken, hoofd- en heupdoeken zijn,
althans op Java, bijna altijd door batik
werk versierd.
Dit werk bestaat daarin, dat men de
stoffen door onderdompeling in eenige
kleurstof verft, doch slechts ten deele
verft. Men teekent op het doek de
gewenschte versiering, die bijv. in 3
kleuren, wit, blauw en bruin, moet worden
uitgevoerd. Alvorens nu de doek in de
eerste kleurstof (bijv. blauw) te doopen,
wordt alles wat wit of bruin moet
worden, met was bedekt, welke partijen
daardoor bij onderdompeling de blauwe
kleur niet aannemen. Men verwijdert
nu de was en brengt een nieuwe bedek
king aan op alles wat wit moet blijven
of wat reeds blauw geverfd is. Volgt
onderdompeling in de bruine verfpot
en daarna nieuwe reiniging van was.
Het teekenen der patronen gebeurde
vroeger steeds uit de hand en vereischte
voor de vaak ingewikkelde mooie figuren
een groote vaardigheid. Men is er echter
I iW«r#e 5»ti'rtc Jvr. uer wir .<ïlaaHwIr«te_
'Siijjücif en daarifA teeRenvverk op
het doek te vervangen. Ik las onlangs
een uitspraak van een der hier te lande
vertoevende Javaansche prinsen over
dit stempelwerk, dat hij, als zijnde een
achteruitgang op kunstgebied, zeer be
treurde. In andere deelen van Azië
komt wel een bewerking voor die
eenigermate met het batikken overeen
stemt, doch de door ons hierboven
omschreven techniek komt vrij wel alleen
voor op Java, Madoera en ook op Celebes.
Een andere in Indië veel voorkomende
wijze van verven berust op het „ikatten"
binden). Bij dit werk worden de
scheringdraden van het toekomstige
weefsel in verschillende kleuren geverfd.
Moet een deel er van rood worden,
dan worden de naast elkaar liggende
draadgedeelten, die niet deze kleur
mogen aannemen, te zamen stijf om
wikkeld, hetgeen voor de geheele doek
gebeurt, wat dus een zeer omvattend
werk beteekent. Na deze omwikkeling,
wordt het geheel in de roode verf
gedompeld en daarna gedroogd. Daarna
gebeurt hetzelfde in verband met een
tweede kleurstof, en zoo voort, lot alle
Telet No. 1
Torenstr. 7
VERHUUR-INR. VAN LUXE AUTO'S
kleuren hun beurt hebben gehad. Als
regel wordt nu voor het heele weefsel
een inslagdraad gebruikt van een en
dezelfde kleur. Één kampong echter is
er, n.1. Tenganan op Bah', waar ook de
inslagdraad op dezelfde wijze in ver
schillende kleuren behandeld wordt.
Men noemt dit „dubbel-geïkat" werk,
ling zijn saamgebonden. Die omwikkeling {"hetwelk dus zeer zeldzaam is.
Vlechtwerken wij beschreven ze
reeds bij het Dajak-zwaard worden
in verschillende deelen van Indië gemaakt,
maar de Dajaks munten er bijzonder
in uit. Zeer fraai mandenwerk komt
overigens o.a. uit West Java (Preanger),
evenals fijn gevlochten hoeden, terwijl
iets bijzonders is, het vlechten met
pauwenveeren. Bekend zijn ook de
Baweansche matten.
Goudsmeedkunst wordt op vele plaat
sen beoefend. Bekend zijn de in het
Rijksmuseum te Amsterdam aanwezige
schatten van de vorsten van Lombok,
prachtige gouden kunstvoorwerpen, ge
sierd met een overdaad van edelgesteen
ten. Ook aan de hoven in de Vorsten
landen ziet men prachtig goudwerk.
Op Sumatra's Westkust, in Palembang
en in Atjeh wordt het z.g. filigraanwerk,
sieraden uit gouddraad in kunstige
vormen, vervaardigd. Riouw is het land
van het zilver-drijfwerk.
In Midden-Java en Soerabaija bloeit
de koperindustrie, meestal met daarbij
behoorende, vaak wat overdadige, inge
dreven versiering. Kunstig koper-gietwerk
vindt men bij de Bataks en Dajaks.
De houtsnijkunst is vrij algemeen
verbreid voor versiering van gebruiks-
en weelde voorwerpen. Zeer fraai, hoewel
pamor is veelal meleoor-ijzer verwerkt, i voor Europ. smaak wat overdadig geor-
Wij stappen nu van de wapens af narnenteerd, is het Japarasche snijwerk,
en gaan over tot de vredelievende "Fantastisch van vorm zijn de rijk versierde