SUKKEL
ALLE BANKZAKEN.
LA PORTE Co.
VEN E MA
Uitgave: G. J. SMIT, Soestdijk. Bureau: Van Weedestraat 35, Telefoon 2181
N.V. Cramer's Behangerij
en Meubileer-lnrichting
Ontvangen
Ooi
De Wil.
Uitvoering van
Incasso - Coupons
Prolongatie - Deposito
Safe-Deposi t
D, F. VOIGT Drogist.
mr Eerste Soester Electr. Brillenslijperij.
GROOTE SORTEERING FOTO-ARTIKELEN
üsi
Van Weedestraat 8
HEROPENING Zaterdagmiddag a.s.
J. TH. VOSKUILEN
Voor U elders gaat, zie eerst
de prijzen van Maatwerk en
Confectie bij
D. MAAGDELIJK
REGENJASSEN
KRABBELS
PUROL er op!
8e Jaargang
(Vrijdag 15 Klaart 1829
No. 11
DE SOESTER COURANT
Aboonemtnfrprijs voor Soestdijk, Soest en Socstcrberg, 25 cent per
3 maanden.
Voor buiten 50 cent per 3 maanden.
Bijkantoren: VAN DE VEN'S Boekhandel, Baant en C. J. VAN DAM, Rademakeretr. 19, Soeatettwrg
Laanstraat 61
Telefoon 119
BAARN
de nieuwste Vitrages, Voiles,
Marquisettes, Tulis, e.a., in
eenvoudigste, zoowel als in
de betere uitvoeringen.
ONZE RIJMKRONIEK
filjdisgen, niet grooter dan IS co niet kleiner
voor deae rubriek worden ingezonden. Bij opaan
actueele (niet pkot»eli|ke) gedichten f 2.50.
(Ingezonden.)
MISLUKTE LIST
Toen heer Meijer op een avond
Eens wat laat naar huis toe kwam,
Dacht hij, o, wat zal mijn ega
Een kabaal daar maken van.
In de woning aangekomen
Deed hij fluks zijn schoenen uit,
Was in opgetogen stemming,
Had een stralend roode snuit.
Toen de trap maar opgetogen,
O, wat viel de tocht hem zwaar,
Want zijn vrouw was niet zoo mak'lijk
En zijn hoofd deed toch zoo raar.
Eind'lijk toch, daar was hij boven,
Nu maar gauw de kamer in,
Van zijn vrouw is niets te merken,
Dat was Meijer naar zijn zin.
Maar nu kwam het zwaarste werk nog,
Want zijn vrouw lag al te bed,
Lag al uren lang te slapen,
'Had de wieg bij 't bed gezet.
Plots kwam Meijer op een inval,
Spoedig was zijn plan gereed,
Laat ik nu maar zorgen dat ik
Mij eerst netjes eens ontkleed.
Toen dat werk was afgeloopen,
Liep heer Meijer naar de wieg,
Waar zijn spruit stil lag te slapen,
Niet geplaagd zelfs door een vlieg.
Vrouwtje wordt nu toch eens wakker,
Of moet ik hier heel den nacht
Bij de kleine staan te waken,
En jij in je slaap maar lacht.
Vrouwtje was in eens toen wakker,
Zag haar man daar voor zich staan,
Wreef haar oogen nog eens uit en
Sprak haar man als volgt toen aan:
„Zeg eens Meijer, ben je dronken,
Wat een zotte praat heb jij,
Want de kleine ligt hier nu al
Uren lang in bed bij mij".
Hoe heer Meijer op zijn neus keek
Meldt ons de historie niet,
Maar hij zal zich wel bedenken
Vóór hij weer zoo helder ziet.
H. R.
BURGEMEESTER GROTHESTR.
SOESTDIJK
19 I
„Gij lijdt onrecht? Weest getroost.
De ware ramp is: Onrecht begaan'-'
Democritus.
Onze „Wil" is, als 't ware, de motor, die
onze handelingen, ja al ons doen, in beweging
brengt en drijft. Ons „verstand" zouden wij
gevoegelijk onzen chauffeur kunnen noemen
den leider van de stuwkracht.
Als de motor niet genoeg paardekrachten
bezet als deze defect raakt, of als de chauf
feur (de bestuurder onzer daden: het ver
stand) niet bekwaam is, gebeuren er natuur
lijk ongelukken, en geraakt ook meestal de
motor (onze wil) in het ongereede. Zoo moe
ten wij dus vooral niet onzen wil als „nummer
één" aanmerken, doch wel den chauffeur in
alles raadplegen, en deze geen oogenblik van
het stuurrad afleiden op weg naar het le
vensdoel. De weg door het leven is veelal
zóó vol krommingen en scherpe hoeken, zóó
vol oneffenheden, dat wij den motor, hoe
goedwerkend deze overigens ook moge zijn,
geen ondeelbaar oogenblik onbestuurd mogen
laten. De ongebreidelde wil kan ons immers
ten allen tijde leelijke parten spelen, zoo niet
geheel in het verderf storten.
De „Wil" is: de maar steeds vooruit wil
lende motor, die in onstuimige vaart, zon
der bekwame leiding, err maar op los stormt,
en ons zelve en onze medereizigers op het
levenspad, in groot gevaar brengt; zoo hij
niet gebreideld, niet geleid wordt door stuur
en rem door het ernstig en doelmatig in
grijpen van het verstand.
Wij menschen zoeken allen het geluk, zoe
ken allen voor het minst een dragelijk be
staan; en de wil treedt daarbij op als leveran
cier. Maar wij moeten bij dat streven vooral
niet uit het oog verliezen, dat al onze mede-
menschen, medegerechtigden zijn voor den
welvoorzienen disch van het leven, die door
het meerendeel der menschen nauwelijks kan
worden bereikt. Het levensgeluk moet door
velen van hen worden beperkt tot levensbe-
staan en door zeer velen zelfs, nog steeds
tot een nauwelijks toereikend bestaan
in stoffelijken, maar vooral ook in geestelijken
zin. En daérom alleen reeds moeten wij lee-
ren begrijpen, dat onze wil en onze wen-
schen, bij ons streven en trachten, rekenschap
moeten houden met het bestaansrecht van
den medemensch, en moeten wij onzen wil
breidelen en steeds bereid zijn, wat plaats
ruimte over te laten voor de rechten, voor
den wil en de billijke wenschen van ande
ren waar ook zij hunkeren en dringen, om
mede aan te zitten aan den welvoorzienen,
maar toch voor velen zoo onbereikbaren le-
vensdisch.
Ja, ook den wil van den kleinsten onder ons
moeten wij eerbiedigen, wanneer die kleinste
zijn motor goed en met bescheidenheid be
stuurt. Er zijn op den levensdisch ook vele
gerechten, die de minder met geestesgaven
toegeruste medemensch niet begeert meest
al niet kent, en zelfs niet vermoedt. Gun
hem daarom vooral zijn bescheiden deel
vooral daar, waar het zijn stoffelijk ration,
zijn vergankelijken levensinventaris betreft.
Van het heerlijkste geestesvoedsel is hij van
huis uit reeds verstoken. Breidel alzoo uw wil
waar gij zijn deel zijn bescheiden deel
begeert. Spaar ook vooral, waar dit mo
gelijk is, zijn „vrijheid"Want het men-
schenleven heeft ook een tweeden disch ge
plaatst voor alle stervelingen. Een disch waar
van de mensch zich met huivering tracht
verwijderd te houden, doch waarvan ons, on
danks onzen wil en in spijt van onze wen
schen, ons niet gevraagd aandeel het zij
dan veel of weinig wordt thuisgezonden.
Deze disch bevat den onuitputteüjken voor
raad van 's levens smart en lijden. Wij kun
nen, wie wij ook zijn, het ons toebedeelde
ration niet afwijzen, en onzen wil doen gel
den. Ook de machtigste mensch gevoelt dan
zijn onmacht; en willoos moet hij zich on
derwerpen. En het baat hein niet, of hij zich
beklaagt en weerbarstig en jammerend
uitroept: „dat hem te veel wordt thuisge
bracht door een onrechtvaardig, onmeedoo-
gend levenslot". Het is vruchteloos of gij be
weert, dat aan U méér dan aan uw medemen-
schen werd te dragen gegeven. Het staat bui
ten uw macht, dit te beoordeelen Uw wil
moet zich buigen voor de macht die gij niet
kunt weerstaan. Want ons lijdensdeel komt
niet altijd voort uit ons aangedaan „onrecht".
Menigmaal vindt onze bittere levenservaring
haar oorsprong in onzen eigen, met kracht
doorgezetten wil, in onze vermeende wijs
heid, en in ons zelfbedrog. Daarbij worden
wij ook menigmaal gekweld door het dwaal
begrip, dat ons deel aan levenssmart grooter
zou zijn, dan dat van anderen. Wij allen," wie
en hoedanig wij zijn, moeten, uit rechtvaar
digheidsgevoel, een deel willen dragen van
's werelds leed en droeve ervaringen, ook dén,
wanneer wij weten, dat ons onrecht wordt
aangedaan dat ons lijden niet door eigen
schuld is ontstaan dat wij de schuld van
anderen mede dragen aan ons levenskruis.
Dit toch eischt veel van onze draagkracht.
Zouden wij blind zijn voor onze bevoorrech
ting in vele dragen, en een weelde zoeken
in zelfbeklagomdat wij bij ons aandeel
aan levensvreugde, aan levensvoorrechten,
mede ons deel ontvangen van den oneindigen
voorraad smart en lijden, die in het leven der
menschen dag aan dag wordt aangevoerd.
Zou ons leven zonder smart en bittere er
varingen, wel een goed en rijk leven kunnen
wordenNeen, wij worden niet zoo erg
miskend als wij wel meenen. Het geval van
miskend te zijn, komt veelal voort uit zelf
overschatting. Wij gevoelen ons menigmaal
beleedigd, door de niet erkenning van onzen
yvil. Wij mogen ons niet beklagen, dat ons
levensdeel niet louter vreugde is. Onze
kracht is menigmaal grooter, en ons levens
kruis wellicht kleiner dan dat van onzen
buurman, die, naar het ons toeschijnt, alle
levensvoorrechten bezit. En kennen wij wel
al het lijden, al de ellende van hen, die aan
stoffelijk bezit beneden ons staan, en die vele
hulpmiddelen en tevens helpende vrienden
ontireren? Zij ook missen menigmaal, of ken
nen in het geheel niet: het genot van meer
dere geestesontwikkeling, dat' alléén reeds
zooveel levensvreugde en zooveel vertroos
ting kan omvatten.
Waarlijk, het is onze „wil", die, goed ,ge-
leind, ons leven rijk en goed kan maken. En
het is, o zoo menigmaal onze ongebreidelde
wil, die ons van levensgenot beroofd, die ons
ellende en onoverkomelijke moeilijkheden
aanbrengt.
Des menschen „wil" is een zeer groote
factor in het menschenbestaan. Niemand zal
dit ontkennen. Doch, een zeer sterke wil
dient vooral gepaard te gaan met een helde
ren, leidenden geest zoo die sterke wil,
den bezitter of bezitster daarvan ten zegen
zal zijn. En tevens is het een onomstootelijke
waarheid: dat, waar wij ons vrijhouden van
onrecht te begaan, ten aanzien van ons zel
ve en anderen: het onrecht dat ons wordt of
werd aangedaan, beter kan worden gedragen.
Doch ook daarbij is het „de wil" met het
„verstand" als bestuurder, die ons het meest
ter zijde moet staan. VIKING.
ADVERTENTIEPRIJS: van 1—5 regels f0.75. Elke regel meer 15 cent
Advertentie# tusschen de tekst dubbel tarief.
Bij contract belangrijke korting.
BAARN
BANKIERS
SOEST -
BUSSUM
om het gewenschte doef Van Vliet er
uit te bereiken? Dat men geen middel on
beproefd heeft gelaten, blijkt alweer uit de
mededeeling van den Heer De Bruijn in de
laatste gemeenteraadsvergadering, dat de heer
Iburg zich zelfs niet ontzien heeft een ge
meente-ambtenaar te verleiden tot een nach
telijke samenspreking in het gemeentehuis.
In verband met de toezegging van den Bur
gemeester daarnaar een onderzoek te zullen
instellen, lijkt het mij niet ondienstig aan de
mededeeling des heeren De Bruijn toe te
voegen, dat het geval Iburg—Monsma niet
het eenige is, waarin eerstgenoemde een der
gelijke rol speelt. De Heer Iburg heeft n.l.,
toen hij wist, dat de begrooting en balans van
het gemeentelijk grondbedrijf over 1923 door
mij waren samengesteld, bij een ontmoeting
ten huize van een wederzijdsche kennis ge
tracht ook van mij gegevens te verkrijgen.
De heer Iburg, die vroeger gemeente-amb
tenaar te Rotterdam was, dient toch te we
ten, dat het een ambtenaar verboden is om
aan derden inlichtingen te verstrekken over
aangelegenheden, waarvan hij in zijn kwaliteit
van ambtenaar kennis draagt en is het der
halve immoreel te trachten een ambtenaar
daartoe te bewegen.
Mij dunkt, met zooveel boter op het hoofd,
moest de Heer Iburg niet in de zon loopen.
Er is reeds veel gezegd en geschreven over
de grondbedrijfkwestie en in verband daar
mede over den Heer Van Vliet, doch meestal
door ter zake oningewijden of door lieden, die
zich daarbij lieten leiden door persoonlijke
antipathie. En nu wil ik deze gelegenheid
benutten als iemand, die wel is ingewijd,
daarover ook nog iets te zeggen.
Tijdens mijn werkzaamheden aan de be-
groofing en balans van het grondbedrijf heb.
houden stemming over de motie Busch niet
geldig is, volgens een bepaling in de ge
meentewet", enz.
„Het beweren van Mr. Jan wordt echter
volgt er verder bestreden door den Voor
zitter en de raadsleden Doorman en Busch"
F'.en en ander bracht mij de raadszittingen
te binnen, toen de heer De Koning nog raads
lid was.
Hoe hebben wij toen meermalen moeten
glimlachen als Mr. Jan zijn wetskennis lucht
te, het altijd genoemde heer De Koning was,
die in de wets-interpretaties Van Mr. Jan de
noedige correcties had aan te brengen. En
dasr Mr. Jan dan zweeg, bleek het ons lee-
ker., dat de heer De Koning in zijn pink meer
weiskennis bezat dan in het heele hoofd van
Mr: Jan te vinden was. Langen tijd lazen wij
nie s meer van deze liefhebberij. Zou hij 't
weer willen probeeren? Zouden wij weer
eens wat te lezen krijgen om over te glim
lachen?
Dank voor de plaatsing.
Uw dienaar,
Bilthoven, 12 Maart.
DE ROOS.
Gediplomeerd Opticien.
BURGEM. GROTHESTRAAT 28 - Soestdijk
PLUIMVEE, TUINBOUW ENZ.
Vrag.o. deie rublek betreffende, kuoneo worden gezonden aan den
G. Lieshout, D[r. Landbouwschool. Montfoovt. Postzegel groot
i en een halve cent voor antwoord Insluiten. (Nadruk-verboden.)
De verzorging der broedhen en
der pas uitgekomen kuikens.
In het vorige artikeltje hebben we gezien,
hoe we het broednest moeten inrichten om
het meeste succes te hebben.
Ook het uitzoeken van een goede kloek is
een voornaam vereischte. De lichte rassen
zijn voor broedhen lang niet zoo goed als de
zwaardere. En een overjarige hen is te ver
kiezen boven een jonge hen.
Meestal zal ons wel geen keus gelaten
worden, als we tenminste vroeg willen broe
den. Zoo'n overvloed van broedsche kip
pen is er dan nog niet. Maar als we keus
hebben, neem dan die, welke op de borst de
grootste en roodste plekken heeft zitten,
want die heeft het het meest te „pakken".
Di^kcoode plekken zijn de broedplekken. Door
raiiz c
HsJfcor
ili
Ondergeteekend bericht hiermede, zijn zaak in UURWERKEN,
GOUD en ZILVER, OPTIEK, annex REPARATIE-INRICHTING
verplaatst te hebben naar
nabij hat Station Soestdijk
Beleefd tot een bezoek uitnoodigend.
Hoogachtend,
^gs^^^^i{5ïgig5|5Ë|si}aajii|i!{a!|5e|5js}5!jaa^!}5e|5ï}as^Ëgs|5aj"ijia{si|asj"sii
INGEZONDEN STUKKEN
SOESTDIJK, 11 Maart '29.
Geachte Redactie.
Doordat „De Soester" van j.1. Zaterdag
dien dag ook bij niet daarop geabonneerden
werd thuis gebracht, heb ik dat lawaaima-
kertje ook eens gelezen. Nu, ik moet zeggen,
dat de heeren Van Doorne en Iburg daarin
hun reputatie eer aan doen. De aaneenschake
ling van groote woorden (waarvan de keuze
den vertegenwoordiger van het intellect in
onzen Gemeenteraad kenmerkt, maakt den
indruk, dat deze moet dienen om eigen klein
heid 'en het geleden fiasco in de met zooveel
ophef gevoerde hetze ennog meer te be
dekken.
Of is het povere resultaat van de onpartijdi
ge^) commissie van onderzoek geen fiasco
als men bedenkt, dat elk middel welkom was
ik over alles wat met den opzet en verderen
gang van zaken verband hield (houdt) bij
herhaling zeer uitvoerige besprekingen met
den Heer Van Vliet gehouden, waarbij mij
telkens en telkens weer is gebleken, dat de
Heer Van Vliet met alle details volkomen
op de hoogte was (is), terwijl zijn bijzondere
terreinkennis der verschillende complexen mij
steeds frappeerde. Voorts meende (ineen) ik,
dat zijn interpretatie van de bedrijfsverorde
ning de juiste was (is). Verder heb ik nun-
nen constateeren, dat de Heer Van Vliet met
volle toewijding en naar zijn eerlijke over
tuiging zijn krachten aan het grondbedrijf gaf,
niettegenstaande de weinige medewerking van
den betrokken wethouder.
Dat hij, volgens het oordeel der commissie
van onderzoek, technisch wel bekwaam, doch
administratief niet voldoende onderlegd zou
zijn om een balans samen te stellen, is voor
hem toch geen schande? Dat was toch ook
zijn werk niet en dat werd ook niet van hem
verwacht, want de Gemeenteraad benoemde
een ambtenaar, die de administratie van het
grondbedrijf zou voeren en bovendien was er
een gemeentelijke accountant. Dat deze ad
ministrateur ten slotte niet op tijd met balans
enz. gereed kwam, daaromtrent kan dezen
nóch den Heer Van Vliet eenig gegrond ver
wijt treffen, daar beiden in het gemeentehuis
als „manusje voor alles" werden gebruikt
en daardoor met verschillende werkzaamhe
den werden overstelpt- Mij dunkt, dat de
Heer Van Vliet met mij den Heeren het ge-,
noegen zal gunnen, dat zij, niettegenstaande
alle moeite en gebruikmaking van laakbare
middelen, slechts konden verklaren, dat hij,
hoewel technisch bekwaam, niet in staat was
ook de administratieve zijde te beheerschen.
De Heeren hadden blijkbaar zelf geen hoo-
ge verwachting van hun onderzoek, anders
begrijp ik niet, dat zij blijkens hun fanfare
in „De Soester" met dit povere resultaat
zoo bijzonder in hun nopjes zijn. Nogmaals,
het zij hun gegund.
Met dank voor de plaatsing,
'Hoogachtend,
J. VAN ARKEL.
Geachte Redactie.
Mag ik over eenige ruimte in Uw blad
beschikken?
Naar aanleiding van Uw gemeenteraads-
verslag in Uw blad van Vrijdag 1 Maart j.1.
heb ik weer eens moeten glimlachen, toen
ik las onder het hoofdje: Rondvraag: de heer
Van Doorne wijst er op, dat de gisteren ge-
grootere bloedtoevoer worden hierdoor de
eieren warm gehouden.
Het broednest is dus in orde en van on
gedierte heeft de kloek geen last, daar heb
ben we voor gezorgd. Maar nu verder.
We zouden de broedschheid als een zieke
lijke afwijking kunnen beschouwen, een
broedsche hen doet niet zooals een leggende
kip. Ze is veel rustiger geworden, heeft niet
zoo'n behoefte meer aan eten of drinken. Ze
blijft maar onafgebroken op de eieren zitten.
In de natuur doen de vogels dit ook en op
tijd gaan ze even van de eieren af om voedsel
te zoeken. Een broedsche kip is echter geen
natuurvogel meer, door den mensch is er veel
wat in de natuur goed was verloren gegaan.
Daarom is het goed een oogje in het zeil te
houden en waar de broedsche hen te kort
schiet, helpend op te treden.
De broedhen moet zoo af en toe van het
nest af. De eerste drie dagen komt het niet
zoo nauw, maar later wel. Wanneer de kip
uit eigen beweging het nest niet eiken dag
of elke twee dagen verlaat, mooeten wij het
dier er voorzichtig afbeuren. Voorzichtig, zeg
ik, want anders kan het zoo licht gebeuren,
dat er een ei breekt en zoo'n gebroken ei
kan veel kwaad doen. Want het in het ei le
vende kuiken ontvangt lucht door de eischaal,
die poreus is. Wanneer nu de inhoud van een
ei over de andere eieren komt, worden die
afgesloten van de lucht en afgestorven kie
men of doode kuikens is er zeker het gèvolg
van. Die besmeurde eieren moeten gêreinigd
worden. Voorzichtig in wat lauw water wee
ken en dan zonder afdrogen weer in het
nest leggen, want als we de eieren afdrogen,
zouden we de poriën beslist dichtstrijken en
dan was het gevaar na het reinigen nog groo
ter dan er voor. Ook als de eieren met mest
verontreinigd zijn is schoonmaken op de bo
ven aangegeven wijze gewenscht.
De kloek moet dus zoo af en toe van het
nest. Daar vindt ze dan het voedsel en de
drank, die wij hebben klaar gezet. Dat
voedsel bestaat alleen maar uit graan en mais
is hiervoor al uiterst geschikt. Drank is frisch
water. Groen mag niet gegeven worden, dat
zou de ontlasting in de war sturen en be
vuilde eieren zouden dan het gevolg zijn.
Sommigen zetten de drank en het voer zoo
kort bij de kloek, dat deze er van kan ge
bruiken zonder de eieren te verlaten. Dat is
heel verkeerd. Dan komt de mest in het nest
terecht. Bovendien heeft het afkoelen van de
eieren als de kip er af is, een gunstigen in-
voed op de sterkte van het kuiken in het ei.
Afkoeling brengt frissche lucht in het éi, wat
BEETZLAAN 20 - SOESTDIJK
WF* Speciale aanbieding in Water
dichte DEMI-SAISONS.
voor het kuiken zoo hard noodig is. Daarom
moet de kloek dus van het nest af. Niet dus
om te eten en te drinken, want dat doen
ze wel als het noodig is, maar om de eieren
behoorlijk te doen afkoelen en de mest bui
ten het broednest te brengen.
Wat heel goed is voor een kloek, dat is
een gelegenheid, waar het dier een stofbad
kan nemen. Dat is noodzakelijk tegen het zich
ontwikkelende ongedierte. U moet eens zien
hoe dankbaar een kloek daarvan gebruik
maakt. Enhoe minder ongedierte, hoe
beter broeden en tevenshoe minder on
gedierte de kuikens zullen krijgen. Want dit
is wel een bezwaar van kuikens met de kip
uitgebroed, ze zullen door de kloek zoo ge
makkelijk besmet worden met wat deze zelf
heeft.
Over schouwen der eieren wil ik het nu niet
hebben, maar wie die kunst verstaat passé
het altijd toe, want hoe minder onbevruchte
en afgestorven kiemen in het broednest, hoe
beter uitkomst.
De kloek broedt 20,5 dag. Men zegt 21
dagen, maar dan kunnen de kuikenè er al
wezen hoor. Wat kunnen die menschen toch
nieuwsgierig wezen. Telkens even kijken of
de eieren al aan het uitkomen zijn. En de
leege doppen verwijderen. Maar wie denkt,
dat dit noodig is, heeft het mis. Het is zelfs
verkeerd onder de kloek te kijken. Wij moeten
er afblijven. Rust is noodig, anders niet. De
kloek heeft het uitkomen al bemerkt. Die
hoorde het piepen van de kuikentjes al een
dag eerder. Die hoorde ook, hoe die kleine
kuikentjes van binnen uit de schaal stuk-
drukken, maar ze is vèrstandiger dan de men
schen, ze kijkt er zelfs niet naar, ze gaat
meer staan om de uitkomende diertjes het
uitkomen niet te beletten. Alleen rust is noo
dig en warmte. Warmte om op te drogen.
Want de kuikentjes zijn nat als ze uit het ei
komen en doodmoe van de worsteling om
de schaal stuk te krijgen. Daaromlaat de
kloek met rust, bekommert U maar niet om
de doppen, dat komt allemaal in orde. Als
de 21e dag verstreken is mogen we wel even
kalm, maar toch vlug ons overtuigen, maar
laat het daarbij.
Voer hebben de jonge diertjes niet noodig.
Ze hebben van moeder natuur voor eenige
dagen voedsel meegekregen. Het is verkeerd
voer toe te dienen aan pas uitgekomen kui
kentjes. Zelfs al zijn ze een dag oud. Er wor
den meer kuikens doodgevoerd dan groot ge
voerd, is de zegwijze. Houdt U daaraan. Dan
zult U succes hebben. Over het voeren van
kuikentjes over eenige weken.
EEN WIJS WOORD VOOR IEDEREN DAG
ZONDAG.
Geluk is alleen het verlangen, niet het bezit.
MAANDAG.
Een ieder acht zijn eigen kruis het zwaarst.
DINSDAG.
Wie met zelfbewustheid het gevoel van
verantwoordelijkheid kweekt in zijn hart en
dienovereenkomstig handelt, maakt zich on
misbaar.
WOENSDAG.
Spreek geen kwaad, maar zorg er voor,
dat er voorraad zij om goed te spreken van u.
DONDERDAG.
Mismoedigheid verlamt de kracht,
Met moed slechts wordt iets grootsch
volbracht.
Wie slagen wil in eenig werk,
Zij kloek en door volharding sterk.
VRIJDAG.
Niet alleen een groote liefde, ook een
groote haat draagt verzoenende kracht in
zich, daar beide het kleine en nietige doen
vergeten.
ZATERDAG.
Hét weten is wel schoon, maar doen gaat
boven weten.
Die veel en grondig weet, is waard
geleerd te heeten*
Maar die zijn tijden meet, zijn driften
houdt in toom,
Zijn daden wel beleidt, zulk een is wijs
en vroom.
Dames- en Heerenkleermakerij
en Heerenmodemagazijn
f.C.Kuiperstraat 10 - Telefoon 2169
gemaakt en naar maat.
VAN KNELIS.
Rrrrrrrrrring!
Ja, hallo... Knelis hier.
Zeg in'nheer de advo
caat, .ik zou nog wel
graag even 'n paar boon
tjes met U willen dop
pen, U weet wel over
Uw rede in den Raad
over dat snert-rapport.
Wat? Worden dan de
Heeren De Bruijn en v.
Klooster kwaad, als ik
dat zeg?
Maar wat is U be
zorgd voor de menschen.
Knelis niet hoor. Kne
lis gaat zijn weg en
cischt het recht zonder
naar personen te zien en
'afs' soms iemand hem dit
wil beletten, dan slaat hij ze neer, onverschil
lig wie het is.
Maar ter zake. Wat is U weer aan 't door
draaien geweest. U denkt zeker, dat ik nu
maar op alles, wat U in de Raadszaal heeft
gezegd en beweerd, ja en amen zal zeggen?
Dat zou ik wel doen, als 't geen U gezegd
heeft, waarheid was.
dat, wanneer mijnheer Doorman U als een
kleine jongen bij de ooren pakt en U er op
wijst, dat U zich vergist(?), U toch nog
zegt, dat het publiek dit er uit gelezen
heeft.
Veronderstel nu eens, dat ik zeg, dat U
geschreven hebt in „De Soester", dat mijn
heer Van Vliet fraude heeft gepleegd, de ge
meente heeft bcaloten etiz. en <iaL, vvaiUieei
U mij ter verantwoording roept, ik zeg, dat
het publiek dit er toch uit gelezen heeft.
Zoudt U dan zeggen, dat vindt ik vies van
Knelis, of zoudt U zeggen, dat het juist de
bedoeling was, dat het publiek dit er uit zou
halen?
Hier is een citaat, dan kunt U zelf
oordeelen; dit is te vinden in het art. van het
„Soester Nieuwsblad" van 18 Febr. '27
„dus voor 1927 zal in het meest ongunstigste
geval, nog een voordeel van 16 a f 1700.— te
boeken zijn, door invoering van het grond
bedrijf". r
En in het artikel van 25 Febr. '27 lees ik:
Blijft totaal aan voordeelen der gemeente,
dus ook aan de belastingbetalenden een be
drag van f53569.29".
In het artikel van 28 Jan. '27.
„In een volgend artikel hopen we te be
handelen de voordeelen van het bedrijf, n.l.
het bedrag van f53.569.92, wat ten goede
is gekomen aan den gewonen dienst (belas
tingen) gedurende de vier jaar, dat het be
drijf bestaat en 't voordeel van f4168.131/2
over het jaar 1927, ondanks het geraamde
tekort".
In het artikel van 11 Febr. '27 gebruikt
de Heer v. Vliet een paar keeren het woord
winst, maar daar duidt het iets anders aan
dan winst voor de gemeente. Daar staat:
,,3e. De winst op z.g. patriarchale gronden
rnag gebruikt worden voor betaling der
renten".
Wat zegt U? Moet ik dan maar eens be
wijzen dat U heeft gelogen? Nou kijk 'r is
m'nheer v. Doorne, ik wil graag veronder
stellen, dat U in onwetendheid iets zegt, wat
niet waar is, hoewel er toch ook dingen bij
zijn, waarvan dat zeer moeilijk gezegd kan
worden.
Daar is vooreerst die kwestie van die ar
tikelen in het „Soester Nieuwsblad" van 21
Jan. '27, 28 Jan. '27, 4 Febr. '27, 18 Febr. '27,
25 Febr. '27 en 11 Maart '27. U beweert,,
dat de Heer v. Vliet in die artikelen gezegd
heeft, dat het Grondbedrijf voor de Gemeen
te f53000.— winst heeft opgeleverd.
En dan houdt U een verontwaardigd be
toog over zoveel snoodheid.
Maar dat is een domme blunder van U of
een ergerlijke moedwillige leugen.
Wilt U maar eens mededeelen in welk
artikel dat staat m'nheer de advocaat?
Wat? Zal U die artikelen nog eens nalezen?
Dat is wel gewenscht, maar dat had U moe
ten doen vóór U naar de Raadvergadering
ging.
De Heer v. Vliet heeft in die artikelen ge
zegd, dat het grondbedrijf voordeel voor de
gemeente aanbrengt, maar nergens gebruikt
hij het woord winst en ook nergens doet hij
denken aan het begrip winst.
Minder netjes van U vind ik 't dan ook,
Als Uw Handen ruw zijn of gesprongen
en Uw Lippen schraal en pijnlijk; maar
vooral ook bij brand- en snijwonden,
ontvellingen en allerlei huidverwondingen
Het verzacht en geneest
(Vroeger moest de winst in effecten be
legd worden voor het nageslacht en had dus
het tegenwoordige geslacht geen voordeel
van het vërkoopen van grond, wel kosten).
„3. De winst (en uit de cijfers zal dit blij
ken) moest voorheen gebruikt worden voor
afschrijving of belegging en gaan nu naar de
reserve, waaruit de renten worden betaald en
ook heeft plaats gehad".
Maar weet U wie over winst heeft ge
sproken? De steller van die twaalf vragen,
die de zaken van het Gem. Grondbedrijf
zoo hopeloos door elkaar haspelde, dat het
den schijn geeft, dat de vrager ook niet het
geringste van het Grondbedrijf snapt.
Ja, knetter nog maar even. 'k Heb nog
meer. U was zoo vriendelijk het over blunders
te hebben van de courant, waarin ik m'n
krabbels schrijf, maar U vergat iets zeer be
langrijks, n.l. om het bewijs te leveren.
Nu wil ik het eens over 'n paar blunders
van U hebben.
Voor een paar weken geleden overhandig
de U aan U zelf een ingezonden stuk en
daaronder zette U, in afwijking van UEd.
Oestr. gewoonte, Uw eigen naam.
In dat verheven stuk kwam voor, dat Kne
lis een persoon was, wiens verleden met den
dekmantel der vergetelheid moest worden be
dekt en UEd. Gestr. dreigde toen dien dek
mantel met een edel gebaar weg te rukken.
Ziezoo, dacht U, nu weet ieder, wie Knelis
is en hierrriede sloeg U de eerste blunder