m m ma m J m nm m m ta s m m m ■I mm m m m m s mm De „kleine man" op den achtergrond. B m A iü Een Meisjesgezicht k Mi §i 18 ff w §P ÜPi B Brieven uit Snsulinde. - gig pp wé. Wat doet Koning Victor Emanuel van Italië eigenlijk?. Hij stoort niemand...! jmag steken". Deze liefde voor den klei nen koning, met de grijze knevel is niet alleen gebaseerd op het feit, dat hij al Wie „Italië" zegt, moet zonder twijfel onmiddellijk aan Mussolini denken, aan den Dnce met het hooge voorhoofd en den machtigen vooruitspringenden energie kin. Maar wie denkt als er van „Ita lië" sprake is aan den Italiaanschen koning? Italië en de Duce dat is voor ons (hoe men ook tegenover het Fascisme staateen onscheidbare éénheid ge worden en zal het waarschijnlijk ook blij ven, zoolang deze man „die geschiedenis maakt" blijft leven. Italië echter en Vit- torio Emanuele zouden theoretisch' el kaar kunnen missen. Practisch is het echter gebleken wel eenigszins anders te zijn en ziet 't Italiaansche volk in zijn ko ningshuis nog steeds een symbool, dat zelfs Mussolini in zijn meest-revolutionaire jaren niet durfde aan te tasten en terzijde te schuiven. Hoe dan ook de ror, die de Italiaansche koning thans nog speelt, is van zoo'n ondergeschikt belang, dat hij feitelijk geheel overbodig lijkt te zijn. Hij is slechts de kleine man, in den scha duw van den grooten. Maar hij is er nu eenmaal, de kleine King. Hij is niet noodig, maar ook niet overbodig. Hij stoort niemand en wordt door niemand gestoord. Stil en beschei den leeft hij nu reeds tien jaar in den schaduw van den Duce, waarin hij zon der afgunst (en zelfs misschien een beet je bewonderend) den door hoogere mach ten erkenden leider leerde zien. Kan dit pak nog gekeerd worden? De vraag „wie regeert er in Italië?" is sedert 10 jaar reeds geen problemen meer. Sedert het leger der Zwarthemden zege vierend binnentrok heeft de thans 63-ja- rige Vittorio Emanuele van het Huis van Savoye zich uit het gehëele staatsbestuur teruggetrokken. Slechts de buitenlandsche politiek inteeresseert hem somtijds nog ivel; en verder zit hij achter zijn munten verzameling, die meer dan 100.000 exem plaren telt of schrijft hij aan zijn numis matisch werk, dat reeeds tot 7 banden aangegroeid is. Dikwijls ook is hij op reis. Dit reizen, dit zwerven door zijn heer lijk, schoon vaderland is een tweede le vensbehoefte van hem geworden. Slechts zeer zelden echter geeft hij er aan toe, want hij is zeer spaarzaam, bijna op het gierige af. Een aardige anecdote, die men aan het hof dikwijls achter de hand hoort fluisteren, karakteriseert deze spaarzaam heid, zonder dat wij echter voor de waar heid kunnen instaan: „Koning Vittorio ging met zijn echtgenoote Elena, een vroe gere princes van Montenegro, met een zwaar hart naar den kleermaker" omdat het kruis van ai zijn broeken volkomen doorgesleten was", zooals zijn kamerdie naar wist te vertellen. Klein en grommig staat hij voor den meeester, die hem stof fen voor een nieuwe costuum voorlegt. En als hij eindelijk de goedkoopste stof heeft gekozen, vraagt hij aan zijn gema lin: „Zeg eens, Elena, kan men die ook keeren De verjaardagstaart. Zooals wij reeds zeidendeze aardige anecdote behoeft niet beslist op waarheid te berusten, maar historisch daarentegen is de volgende gebeurtenis: „Toen gedurende den oorlog verschil lende officieren door den Koning op een feestbanket uitgenoodigd waren in het Quirinaal (het koninklijk paleis te Rome, waar ook tegenwoordig nog alle plech- statige gebeurtenissen plaats hebben), moesten zij na afloop daarvan steeds nog een bezoek aan een goed restaurant bren gen, daar zij hongerend van den tafel des ..kor.ipgs opstonden. Daarom verwenderden "zij 'zich zeer, tóen op zekeren dag bij de kof Te een stuk taart gepresenteerd werd. Toen de kleine Vittorio, 'n onschuldig kereltje in 'n grandiose generaals-uniform, hun verwondering bemerkte, verzekerde hij glimlachend: „Ja, ja, Heeren. Vandaag krijgen wij taart, omclat het de verjaardag is van den vorst van Piemont (kroon prins Umberto). Maar morgen, mijne hee ren" en hij rekte zich in zijn volle klein te uit„morgen is het afgeloopen met de taart." Maar buitengewoon populair. Eenvoudig, evenals hij zelf, moeten ook de gasten van Vittorio Emanuele zijn. Men mag in de Villa Savoye in gewoon colbertcostuum verschijnen, als men door den Ré wordt opgecommandeerd (van 'n „uitnoodiging" in den gewonen zin des woords is natuurlijk geen sprake) tot een <Ser vele artistieke soirees. Ook de gast steer zélf verschijnt in zulke avonden in Qoodgewone burgerkleeding; de goudge rande kepi inet pluim zet hij slechts op, wanneer de almachtige regeeringschef in het Palazzo Venezia wenscht, dat de ko ning aan een parade of een andere offi- cieele plechtigheid deelneemt, of zich' „ver toont". En dat is vrij veel het geval. Mussolini weet wel, waarom hij de kleine koning zoo veelvuldig op den voorgrond schuift Het is merkwaardig, hoe geliefd deze ko ning Victor Emanuel III bij zijn volk is, hoewel ieder kind in Italië weet, dat „de zakdoek van den koning het éénige is, waar Mussolini zijn forsche neus niet in zijn paleizen, alsmede de Capodimonte in Napels, aan den staat schonk, doch meer, omdat hij leeft als een eenvoudige burger, zonder veel gepraat en vertoon. Ook de jonge Fascist zingt de „marcia reale", den koningsmarsch, enthousiast mede, daar hij instinctief voelt, dat het een buitengewoon sympathieke en rechtvaardige figuur is, die op, den troon zit. En misschien ook wel een beetje, omdat het volk altijd mee voelt met hen, die schijnen te worden on derdrukt. Want 'dat is zeker: zoo goed als de verhouding tusschen Vittorio Emanuele en den Duce schijnbaar voor de buitenwereld moge zijn, zoo verafschuwt de koning in zijn hart dezen dictator, die hem in de schaduw van zijn aanmatigenden persoon heeft gesteld. Hij is den koning veel te luid, te bedrijvig, te eigenwijs, om ooit een nauwer contact met hem te zoeken. En hetzelfde geldt voor den kroonprins, den naar het voorbeeld van den Prins van Wales eeuwig lachenden „Sonny Boy-op-reis-spelenden" 28-jarigen troonop volger „Deze afschuwelijke oorlog" Maar ter zake. Wat doet de Itali aansche koning eigenlijk? Hij is zeer gelukkig aan de zijde van zijn vroeger zoo schoone gemalin Elene van Montenegro, de „Koningin der zwar te bergen"; hij is een ijverige, bijna harts tochtelijke muntenverzamelaar; 's morgens om vijt uur staat hij op, gaat zoolang de weersgesteldheid het toelaat om ze ven uur op de forellenvangst, rijdt eenigen tijd paard, want hij is een goed ruiter, die veel rijdt; hij maakt ondanks zijn 63- jaren nog steeds morgengymnastiek, gaat graag naar het theater en hoort graag goede muziek. En verder wil hij met rust gelaten worden. Hij heeft genoeg van de politiek, sedert „Cadorna met zijn parapluie hem in dezen afschuwelijken oor log dreef". Hij is dankbaar, als de breed geschouderde Duce niet te zien is. En angst voor het behoud van zijn troon be hoeft hij ook al niet te koesteren; want het Fascisme heeft de revolutionaire ten- denzen tenminste in Italië reeds lange terzijde geschoven. Tien jaar heeft hij in de schaduw ge leefd, zeer zeker. Maar in die schaduw heeft hij. beslist gelukkiger geleefd, dan in de zon, belast met zorg en verantwoor delijkheid voor een geheel volk. Hij stoort niemand en dat is het jaar 1932 misschien de meest ko ninklijke loftuiting voor een onkoninklij- ken koning. (Nadruk verboden). De brieven uit Holland staan gewoon lijk vol met verhalen over de „malaise". Nu, hoe de brieven uit Indië er in meer derheid uitzien, weet ik wel niet, maar ik stel me toch zoo voor, dat er ook heel percentage te verlagen. Het gevolg ïs 'n vrij groot overcompleet van werkkrachten. Heel wat Europeesche employé's zijn zoo doende op wachtgeld gesteld. Bovendien zijn heel wat fabrieken er toe overgegaan, maar eenvoudig weg, voor >n paar jaar, de heele productie stop te zetten. Ter ty peering: van de 12 fabrieken rondom Djokja, zullen er naar verteld wordt stuks dit jaar nog worden stopgezet. Ai die werkeloos geworden menschen moeten nu maar zien, den moeilijken tijd door te worstelen. Heel wat zijn gepensio neerd, anderen op wachtgeld gesteld, ja, maar toch voor 'n Europeaan is 't duur leven in Indië en velen zijn 't zoo goed gewend geweest. Verhuizen toch' al in Indië zoo veel vuldig bij voortdurend vlottende bevol king is nu aan de orde van den dag, maar de reis gaat gewoonlijk nu van de rijke, naar 'n armere buurt. Over de tabak, die hier op Java vrij wel niet voorkomt, moet ik wel kort zijn om de eenvoudige reden, dat ik van den tegenwoordigen toestand in de „tabaksge bieden" niet heel veel afweet. De prijzen zijn nogal gedaald, maar toch niet naar verhouding met andere producten. WeJ hoorde ik, dat er heel veel Javaansch'e koe- lie's uit Deli worden teruggestuurd, maar of de oorzaak daarvan ligt in productie beperking, weet ik niet. Vooral de kleine cultures of bergcul- tures echter, hebben het hard 'te verant woorden. O, dat is waar ook, daar heb ik daarjuist de kina bij de „groote cultures" gerekend en dat, terwijl ik op de H.B.S vroeger het rijtje nog wel zoo goed had ingepompt: „Kleine cultures zijn: kina,kof fie, thee, cacao, rubber en nootmuskaat". Kina is dus één der „kleine cultures", al is de productie zoo formidabel groot én be langrijk, dat ze zich veel beter thuis zou den voelen in dit opzicht tenminste bij de groote. Al die andere „kleintjes" zijn werkelijk klein en al heel lang ziekelijk. Vanwege de schommelingen in de marktprijzen heb ben de planters hier meestal de gewoonte, op hun ééne onderneming al die kleintjes tezamen te brengen; lukt 't eene niet, dan maken ze dat jaar wat meer werk van 't andere. Maar op 't oogenblik lukt noch het één, noch het ander, kun je wel zeg gen, ai zijn er natuurlijk graden. Werden vroeger de producten maar naar Tandjong Priok gebracht en daar gemakkelijk ver handeld, nu zit er dikwijls niets anders op, dan 't naar Amsterdam te brengen en op de beurs te verhandelen. Al die narigheid in groote en kleine cultures heeft natuurlijk z'n terugslag op de handelsbedrijven, de spoorwegen, de winkels, enfin op heel de rest. Ook daar ontslag, loonsverlaging en strenge bezui- niging. Tot overmaat van ramp komt 't Gouvernement (noodgedwongen) het aan tal werkeloozen nog vergrooten, door be zuiniging op zijn personeel, vooral op de onderwijzers. Heel wat scholen, openbare en bijzondere, zijn gesloten, subsidies zijn ingetrokken of beperkt, alle salarissen zijn verlaagd. Zoo zijn er dus hier in Indië ook heel wat slachtoffers van de vreeselijke malaise. Ik sprak nog maar alleen van de Europea nen; hetzelfde geldt ongeveer voor de In do's, die over het algemeen de lagere post jes bij ondernemingen en "bedrijven inne men, met minder tevreden zijn, maar ook minder te verliezen hebben. voorzien wordt, waarna men hem in ruwe' kluiten laat liggen. Juist op de groote kluiten kan de vorst zijn verwerende kracht ten volle uitoefenen, zoodat het glad harken, dat in het voorjaar noodig is, thans geheel en al onjuist zou wezen. Spit niet in natte aarde. Toch zijn er .gevallen, waarin het split ten en bemesten van den grond in den herfst 'en winter beter achterwege kan worden gelaten, m.1. wanneer de stand van het grondwater in den winter zeel hoog is. Men heeft dan de kan-s, dat de mest door het grondwater wordt opge lost en het kostbare plantenvoedsel word! weggezogen naar diepere lagen van den bodem. En het spitten wordt natuurlijk achterwege gelaten, wanneer de grond dioor regen of sneeuw modderig is ge worden. Dikwijls wordt de raad gegeven, den grond twee of drie spaden diep om te werken; voor vele doeleinden is dit in derdaad aan te bevelen en voor sommige zelfs noodzakelijk. Een harde, ondoordrin. bare ondergrond kan daardoor meer ge schikt worden gemaakt, terwijl in andere gevallen de vruchtbaarheid van den grond toeneemt, wanneer men verschillende la gen van den bodem met elkaar vermengt, b.v. een kleverige, kernachtige bovenlaag met een zandigen onderlaag of zandgrond met klei. Vooral bij het opnieuw bebou wen van grond, die langen tijd braak heeft gelegen, is deze bewerking nood zakelijk; het meerdere werk zal ruim schoots worden vergoed. Krachtig veevoeder in het bosciï. Iets over giftige paddestoelen. Van de groote hoeveelheden paddestoe len, welke elk jaar in onze bosschen op schieten, wordt slechts een zeer klein ge deelte door de menschen verbruikt. Bijna alles gaat onbenut verloren, hoewel het al thans als veevoeder goede diensten zou bewijzen. Er zijn n.I. tal van dieren, die groote liefhebbers van paddestoelen zijn. Elke deskundige weet, dat vliegen, mug gen en kevers of hun larven de padde- soelen dikwijls beschadigen en dat zoo wel de eetbare als de giftige soorten me nigmaal door slakken zijn aangevreten. Allerlei wildsoorten eten echter eveneens met voorliefde paddestoelen, ook die, wel ke voor menschen vergiftig zijn. Dit geldt vooral van herten, wilde zwijnen, hazen en konijnen, maar ook van vossen, das sen, marters en eekhoorntjes. Ook honden en katten eten soms paddestoelen, even als kraaien en ander pluimvee. Eteze die ren zouden dat natuurlijk niet doen, als het schadelijk voor hen was. De vrees voor de giftige paddestoelen heeft echter langen tijd de menschen er van weerhouden om het goedkoope kracht voer, dat de paddestoelen voor ons verte genwoordigen, te benutten. Het is bewe zen, dat paddestoelen een uitstekend kip penvoer vormen en ook vóór konij'ntjes zeer goed zijn. Er is herhaaldelijk op ge wezen, dat voor varkens gekookte padde stoelen een veel hoogere voedingswaarde hebben dan aardappels, terwijl door proe ven is nagegaan, op welke wijze men zich tegen vergiftiging der huisdieren kan be schermen. De vrees vopr giftige paddestoelen, die niet te groot kan zijn, waar het menschen betreft, is veelal ongegrond als het gaat om dieren. Deze zijn veel minder gevoe- Dan tenslotte de Javanen zelf. Ook die lig voor vergiftiging dan menschen. Als W LIED VAN DE WEEK ZONSVERDUISTERING Heel 'de stad stond vol met menschen Met 'n stuk berookte glas, En met scheef gezakte monden Toen er zonsverduistering wasi Slagersjongens, winkeljuffies, Dienders, venters, heel 'de stad, Stond nu in de lucht te gapen Wat er voor de zon wel zat? 'Als je iemand op, wou bellen, Moest je foeteren wat je kon, Want de juffrouw der centrale Keek door 't glaasje naar de zoiï. Presenteerde je 'n wissel: Man, verdwijn toch met daf ding^óC 'Al de klerken staan te kijken Naar de zonsverduistering. „Kijk es", riep 'n slagersjongen, „Wat 'n kanjer voor de zon", En hij gapt vlak naast 'n diender 'n Pekelharing uit 'n ton. In de keuken gulpt de melk Sissend op de kachelplaat, „'t Stel" staat rustig zwart te sfoomen#, Want „ons Jans" staat op, de straafl Boven uit het Iedikantje Duikelt er 'n zuigeling, "Want z'n moessie, door hef glaasje, Kijkt naar de verduistering. „Man, kom ook eens even kijken, Wat 'n akelig zwart machien". „Mensch, dat heb ik, laatst in Indië, Wel tien keer per dag gezien." verliest nimmer zijn frissche teint en soe*< pele gaafheid, wanneer men voor de ver zorging van het gelaat „Zij"-Crême ge bruikt. In prijzen van 20-30-45 en 75 cent. VOOR ONZE SCHAKERS t. .1 kennen de malaise. Hun taal is er 'n paar men eenvoudig alle paddestoelen verza- wat jammerklachten over „malaise" in zul-! ,1 i 1 a J nieuwe woorden rijker door geworden. Tot meld, zonder zich erom te bekommeren len staan. Indië is niet meer het land van de „batige sloten". Er wordt hier, ook onder Europeanen en Indo's, heel wat ar moede, dikwijls „stille armoede" geleden. De groote massa der Javanen is al thans sinds de O.-I. Compagnie, maar mogelijk nog meer onder hun eigen sul tans arm, ontzaglijk arm, maar ze zijn er aan gewend en kunnen van 'n „schijn tje" leven. Het zwaarst drukt de malaise, dunkt me, óp heel veeF Europeanen, tenminste die voelen het 't meest. Zij zijn het altijd zoo royaal gewend geweest in Indië. De bloeitijd van de kleinere cultures ligt al wel ver achter ons, maar de groote suiker, kina en tabak hebben in plm. 1920 nog 'n geweldig bloeijaar meege maakt. De aandeelen stegen enorm. Die van de groote Preanger kinafabriek ston den op boo Nu las ik juist in de krant, dat diezelfde groote fabriek dit jaar geen dividend zal uitkeeren. In de suiker werd ook geweldig verdiend en omdat die cul tuur op Java zoo overheerscht, steeg nu daarmee ook de algemeene levensstand aard. Immers in de suiker kreeg je 'n flink traktement, plus nog 'n koninklijke tan tième, wie zou er dan nog voor 'n mager salarisje in Gouvernementsdienst treden (de magerheid is relatief, geachte lezers). En G. G. van Limburg Stirum gaf 'n flinke toeslag op de salarissen. Hoe „ko ninklijk" zoo'n tantième soms kon zijn dat is nauwelijks te gelooven. Zoo werd mij voor waar verteld, dat 'n zekere ad ministrateur van 'n groote suikerfabriek, ik meen in 1920, 'n tantième thuis kreeg van 'n half millioen, waarop cle man zoo verstandig was onmiddellijk z'n pensioen aan te vragen en met de eerste gelegen heid naar Europa terug te keeren. Dat was de befaamde „goeie, ouwe tijd", maar nü staan de zaken heel anders. Uit vrees voor 'n elkaar doodconcurreeren, hebben de suikerhandelaren een overeenkomst ge troffen ik meen zelfs, dat 't Gouverne ment er aan te pas is gekomen om 'de productie ieder voor zich tot 'n bepaald de dessaman toe spreekt van de „mangsa of zij misschien giftig zijn, wordt het gif mlèsèt", en van „wa-hèl", 'n nabootsing van ons „wachtgeld", wat 'n verjavaan- sching is van ons „malaise-tijd". Onder de dessa-menschen zijn het vooral de door de fabrieken ontslagen koelie's, die te lij den hebben van de malaise. De groote massa leeft tenslotte van de rijstbouw op eigen sawah's, en die kunnen dus rustig jes door alle malaise heen leven. Toch voe len ze de misère wel, doordat ze voor hun overproductie, bij de Chineesché op- koopers niet meer de oude prijzen kun nen maken. Een dessa-man beweerde mij eens, op 't oogenblik maar f4.voor 100 K.G. rijst te krijgen, terwijl de klap pers (oftewel kokosnoten) op veel plaat sen nog geen cent per stuk opbrengen. Nu moet men al 'die prijzen beschouwen in 't Javaansch milieu: 'ii dessa-man kan van 'n cent óf zeven per dag gemakkelijk leven of eerlijker, hij doet het ermee; 5 cent voor 'n bordje rijst, nog 2 cent voor toespijs en de man is klaar, want heel veel dessa-menschen nemen niet meer als één maaltijd per dag (natuur lijk ook niet uit weelde). TUINBOUW, PLUIMVEE, ENZ. Grondbewerking in den herfst. Laat de vorst diep in de aarde dringen. Een goede behandeling spaart mest niet. Geen enkel onbeplant stuk land mag onbewerkt den winter doorkomen. De late herfst en het begin van den wuiter vormen de geschikte tijd om den grond te be werken en van mest te voorzien, n>et al leen omdat er nu toch geen gewassen op' staan en er ongehinderd aan kan wor den gewerkt, maar voornamelijk omdat de winterkoude de verschillende bestand- de'eien van den bodem doet verweren. Hoe dieper de vorst op den grond kan inwerken, hoe vruchtbaarder de grond wordt. Een vau de voornaamste regels van den tuinbouw is dan ook, dat de grond in den herfst omgespit en van mesi vanzelf wel zoo verdund, dat de dieren er tegen kunnen. Voor alle veiligheid kan men de paddestoelen koken en het water wegwerpen; de giftigheid wordt daardoor zoozeer verminderd, dat de dieren zelfs paddestoelen van één enkele, zeer giftige soort zonder gevaar kunnen eten. Konij nen, marmotten, pluimvee en geiten eten ze graag, terwijl de melk van met giftige paddestoelen gevoederde geiten onschade lijk is gebleken voor menschen. Voor var kens, die rauwe paddestoelen eenvoudig niet eten, moet men de gekookte en afge goten paddestoelen fijnstampen. 'N WIJS WOORD VOOR ÏEDEREN DAG ZONDAG. Leer door het voorbeeld van anderen wat gij doen moet en wat gij hebt te vermij den. Het gedrag van anderen moet een les voor ons zijn. MAANDAG. Als de toorn zwijgt begint het berouw 1e spreken. DINSDAG. De rijke leert de wereld, de arme leert het leven kennen. WOENSDAG. Maar ai te dikwijls wordt verstandig handelen harteloosheid genoemd. DONDERDAG. Wie voortdurend zich ergert aan een niets, vernietigt zich zelf en strekt anderen tot de grootste ergernis. VRIJDAG. Velen verstaan onder onafhankelijkheid niets anders dan te mogen .doen wat zij niet doen moesten. ZATERDAG. Voor de tijdgenooten is menige zaak slechts een zucht, die voor het nageslacht groeit tot een schreeuw. OPLOSSING PROBLEEM van PHILIDOR De diagramstand was: Wit K gl, D 05* T al, 1 fl, P dó en vijt pionnen op a2, b3, f2, g2 en h2. Zwart K hl, D d7, Ti a8, T c8, L e7 en vier pionnen op, a7s b6, g7 en h7. Weenink schrijft in zijn bekend stan daardwerk: „Men kan natuurlijk allerlei matstellingen „typisch" vinden en zoo zou den in deze groep heel wat problemen ondergebracht kunnen worden: spiegel- matten, mat op langen afstand, enz. Ik beperk mij tot het aanbieden van een voorbeeld, dat ieder kent zonder te weten, dat dit van Philidor afkomstig is. Hoogst waarschijnlijk is dit „stikmat" of „ver stikt" mat ouder, hoewel men gerust kan aannemen, dat Philidor het zelf compo neerde. Tevens is dit vraagstuk interessant als probleem-voorlooper, want het is een netjes uitgebalanceerde partijstelling, die bekend staat als: Philidor's „nalaten schap". VRAAGSTUK van J. HARTONG, A'dam. "Zwart: 6 abcd e fgh Wit: 6 De diagramstand in cijfers behoort fe zijn: Wit K dS, T e6, T f8, L h3 en twee pionnen op d5 en h2. Zwart K g5 en vijt pionnen op dó, gó, h4, h5 en h7P Wit speelt en geeft mat in drie zetten. VOOR ONZE DAMMERS VRAAGSTUK van PH. J. HAM, Antwerpen Zwart: 11. x Wé m Wit: 11 De diagramstand in cijfers behoort te zijn: Zwart 11 schijven op 812, 15, 17, 21, 24, 25, 27 en 28. Wit 11 schijven op 19, 23, 30, 32, 34, 36—39, 43 en 44. Wit speelt hier en wint.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1932 | | pagina 6