'ÖBïmI DE KLEINE KOOKSTER, "Annie zei Moeder, terwijl ze Haar mantel aantrok, „ik ga vanmiddag met tante Coba boodschappen doen. Zal je zoet zijn en lief gaan spelen?'* „Ja moe", zei Annie. „Niet aan de lucifers komen?" vroeg moe nog, terwijl ze de deur open deed en weg ging. „Ik zal m'n middag goed besteden, hoor moe!" riep Annie haar nog na. Toen moeder weg was dat hoorde je aan het slaan van de buitendeur kwam Annie plotseling „in actie". Ze had een plan. een erg aardig plan. „Kijk", zei ze bij zichzelf, „als moe nu straks om een uur of vijf thuis komt, moet ze dade lijk weer aan het eten beginnen. Dat is niets prettig voor haar. Moeder wil toch ook wel eens rustig zitten. Ik zal haar daarom een beetje helpen. Ik ga het eten klaar maken.' Waarom niet? Ik ben toch al negen jaar!? Eten klaar maken zal heusch zoo moeilijk niet zijn!" Zoo gedacht, zoo gedaan Annie stapte naar de keuken en ging daar dadelijk op zoek naar het kookboek. Dat was gauw genoeg gevonden. Wat zou ze nu gaan maken? Iets lekkers dat niet zoo erg moeilijk was natuurlijk! Want er waren ook moeilijke dingen en daaraan zou ze maar niet beginnen. Als ze bijvoorbeeld eens een pudding ging maken! Vruchtengriesmeel kookte moeder altijd en dat was erg lekker! En ook héél gauw klaar. Dat zou dus wel niet moeilijk zijn. Even opzoeken in het kookboek. Bij de g natuurlijk. Annie zocht. Ga gegigogr...... ha, daar moest het zijn. Op bladzijde 91 onder aan begon het recept voor vruchtengries meel. Men neemt een pakje vruchtengries meel. Even kijken in de kast. Ja, dat was er. Dan een halve-liter melk, een mespunt zout eneven blaadje omslaan wat mosterd, wat uitjes en een schepje peper. Raar was dat. Ze had nooit geweten, dat er mosterd en. peper in de griesmeel pudding mo?st. Geproefd had ze het ten minste nooit! Maar het stond in het kookboek enkookboeken liegen niet» Dus de mosterd en de peper en de uitjes er bij. Alles bij elkaar in een pan netje en dat op het gasstel zetten. Roe ren, zei het kookboek. Annie--ro^Se...... zooais iasfcet-kook boek stond. Ze roerde tien minuten lang en toen was ze het zat. Absoluut zat, want in de keuken hing een vreeselijk onaangename lucht en in het pannetje was een vieze bruine massa gekomen, waarnaar Annie bijna niet durfde kijken. Zou dat die mooie blanke „vruchtengries" moeten worden? Ze geloofde er niets van. Annie liet het pannetje op het vuur staan en ging aan tafel zitten. Ze wilde nu eens goed nadenken hoe moeder dat anders deed. En Annie dacht, en dacht en viel van het denken en misschien ook wel van het rare luchtje in de keuken in slaap. Ongeveer 1 x/2 uur later werd zij wak ker. Haar eerste gedachte was: de pud ding. Ze rende naar het gasstel toe en keek. Een vieze bruine koek onder in het pannetjeRoeren maar weer en redden wat nog te redden was. Annie roerde of haar leven er van afhing. En juist toen ze daar ook weer zoo vreeselijk moe van was, ging plotseling de deur open en stond moeder op den drempel. „Maar Annie, wat doe je toch. En wat ruikt het hier naar!" En plotseling begon Annie, die kleine, 'dappere kookster, die haar moeder zoo graag helpen wilde, te huilen. „Ja moesnik, snikikke wildepudding kl... kl... klaarmaken ziet UIkdachtU hebt ttoch al genoeg te doenen nou wilde ik U... snik, snikeen beetje helpen. Mmmmaar het gaat niet! Het wordtsnik, snikheelemaal vies Moeder keek naar de bruine massa in het pannetje. „Maar kind, wat heb je er dan in ge gaan?" „Nou, een beetje melk en wat gries- ïneel en wat mosterd en uitjes en peper zei Annie. „Maar lief kind, hoe kom je daar nu bij. Mosterd en peper en uitjes in gries meelpudding, dat is toch te dwaas!" ,,'t Staat in het koekboek, kijkt tl zelf maar", zei Annie verontschuldigend. Moeder keek even in het boek dat nog open op tafel lagsloeg een bladzij terug, zocht even en barstte toen plotse ling in lachen uit. „Maar Annie, ik zie het al, je hebt twee bladzijden tegelijk omgeslagen." En door haar tranen heen moest Annie Bu toch lachen om haar kookkunst. „Weet je wat we nu gaan doen?" zei •moeder. „We gaan dat pannetje schoon Met dit spelletje kun je je heel lang bezighouden en je taalrijkdom wordt er mee vergroot. Hoe meer woorden je kent, niet hoe meer woorden je zegt, hoe knap per je wordt. DE VOGEL Hoog vloog eens een vogel in wijd- blauwe lucht zoet zwevend op stevige vlerken en heel ver beneden daar woonde de mensch en stonden de huizen en kerker De vogel vloog hooger en zag naai beneên. over de beemden en bosschen heen en heel ver daarboven stond stralend de zon die alles zoo vroolijk bescheen. En de vogel die wist niet waarheen hij zou gaan nog hooger? of soms naar beneden? De zon was zoo schoon en de aard was zoo schoon... Toen keek hij wat andere deden. Hij vloog met ze mee door de wijd- blauwe lucht heel ver over veld, bosch en woud en eindelijk streken ze erregens neer Daar heeft hij een nestje gebouwd. MORA. EEN GRAPJE VOOR HET Q Deze week heb ik iets héél bijzonders voor jullie. Je moet er alleen een beetje handigheid voor hebben in het teekenen. Anders vraag je maar aan een van je broertjes, zusjes, nichtjes, neefjes en ooms of ze je even helpen. We hebben voor dit optische grapje (optisch beteekent: wat je kunt waarne men met je gezichtsvermogen, je oogen) alleen maar een stuk wit teekenpapier van ongeveer 30 cM. lengte noodig, bij een breedte van 10 cM. Vouw deze strook doormidden (eerst een potlood lijntje op de vouw!) en leg het papier zoo voor je, dat de vouw naar boven ligt. Nu teeken je op het eerste blad een kind, zooals afb. 1 aangeeft; het kind houdt een bal in haar hand. Vraag nu aan je vader, of wie er een schrijfmachine bezit. of hij een velletje carbonpapier voor je heeft en trek het kind nog eens over, zoodat het op het onderliggende, onge- vouwen deel van de papierstrook komt te staan. Maar niet de armen. Die teekenen wij later apart op het doorgedrukte tee- keningetje bij, want de armen moeten nu gestrekt zijn en de bal moeten we iets hooger in de lucht teekenen (afb. 2). Rol nu den onderkant van het bovenste pa pier om een potlood en draai het potlood snel omhoog, zoodat het papier geheel er omheen rolt. Dan zal het net zijn. alsof het kind de armen uitstrekt en den bal omhoog werpt; rol je het potlood weer snel terug, dan komt de bal weer van zelf fprttn T otfV in11i<» piVf? Op deze van ons oog, om een beeld eenigen tijd vast te houden, berust ook de film. De film immers be staat uit een heele serie opeenvolgende plaatjes, die allemaal een gevorderd sta dium van een beweging aangeven. Om dat ons netvlies (oog) het beeld nu nog even vasthoudt vloeien de beelden ge makkelijk ineen! Hoe sneller de film wordt afgedraaid, hoe vloeiender de be weging wordt. Begrijp jullie dat nu? Denk er eens over, dan is het niets moei lijk. En danveel plezier met je aan winst voor je verzameling soelletjes, grapjes en trucjes! Dag allemaal! OOM FERDINAND. JH 45 gen. Een van de boksers heeft den wqg er heen al gevonden. De andere moet echter nog beginnen. Ik geloof, dat jullie hem wel zult willen helpen om zoo spoe dig mogelijk in den ring te kunnen ver schijnen. PLAGERIJTJE Met haar grootè, witte muts» Met haar mooiste kralen En heur Zondagsch jurkje aan Liep Paulien te pralen. Op den arm haar grootste pop, Tusschen twee vriendinnen, Fluist'rend, giebelend met eikaart Grapjes aan. 't verzinnen Dicht de hoofdjes bij elkaar Naar de pop gebogen Hoorden niet hoe Teun en Dries Kwamen aangevlogen Booze woorden en gegil Van het duinenwegje Rolden pop en meisjes saam Onder tegen 't hegje. Met haar rokjes wijdgespreid Lachend ze daar lagen; En door haar plezier had Teun Noch Dries pret van 't plagen. H1LLE HEYNEN* DE KENTEEKENS VAN DE AUTO'S. Jullie zien dikwijls auto's op straat met vreemde letterteekens er achterop. En nu zouden jullie wel eens willen weten uit welke vreemde streken die wagens kwa men, nietwaar? Welnu, ik zal jullie een lijstje geven: België B Britsch-Indië BI Bulgarije BG Denemarken DK Danzig DA Duitschland D Finland SF Frankrijk F Griekenland GR Groot Brittannie GB Hongarije H. Ierland SE Italië I Liechtenstein FL Litauen LT Luxemburg L Monaco MC Nederland NL Ned.-Indië IN Noorwegen N Oostenrijk A Polen RL Portugal P Roemenië RM Rusland R Zweden S Zwitserland SH Spanje E Tsjecho Slowakije CS DE BOOZE BIJ. Vredig wand'lend tusschen bloemen, Hooren zij een bijtje zoemen Loet bijt woedend, maar hij mist! Liti denkt: „Hij steekt beslist!" Maar haar vreugde kwam te gauw. Het bijtje vliegt nu naar de Vrouw! Lili krijgt een flinke prik! Loet gemeenerd die heeft schik...*** Hier zijn dus de nationaliteits-aandui- dingen der auto's. Als je dus een vreem den wagen ziet, dan haal je maar even je lijstje uit je zak en je weet meteen uit welk land die vreemdeling komt. SPREEK NEDERLANDSCH. Dit is nu eens een spelletje, waar je tegelijkertijd bij kunt leeren en Ne- derlandsch spreken. Ja, er zijn heel wat vreemde woorden onze taal binnen geslopen, die we dagelijks gebruiken zon der dat we er eigenlijk erg in hebben. Maar nu gaan we er eens op letten. Eerst een aardig versje, dat je zoo noodig voor het spel gaat beginnen door den leider van het spel laat opzeggen: „Nu gaan we spelen: Taalverbond. Een ieder geve acht terstond Of hij een woord vernemen mocht. Dat in den vreemde is gezocht. Doe 't vreemde woord toch in den ban, Als men 't in 't Hollandsch zeggen kan. Houdt 't Nederlandsch in eere!" Daarop gooit hij een zakdoek naar een der medespelers en doet een vraag, waar in een vreemd woord voorkomt, b.v.: „Wanneer kom je weer op visite?" De aangesprokene moet nu het uitheemsche woord in een zin, maar dan in 't Hol landsch, verwerken, bijv.: „Als je weer een feestje geeft kom ik bij je op be zoek!" Nu geeft hij, die het antwoord heeft gegeven, den zakdoek aan een ander door en stelt een nieuwe vraag: „Krijg jij veel cadeaux?" De antwoordgever zegt dan: „Als ik jarig ben krijg ik meestal veel geschenken." Het komt er dus op aan het vreemde woord juist en duidelijk in het Neder landsch te vertalen. Wie geen vreemd woord weet te bedenken of het Neder- landsche niet kan zeggen of verkeerd vertaalt, moet een pand geven. GM VAN TE LEEREN. Tijdberekening, De sage beschouwt Romulus als de man, die de jaarverdeeling heeft ge maakt. Hij stelde het jaar op tien maan den met 304 dagen (oud-rom. kal). Mar- tius: Maart was de eerste maand, om dat de zon in die maand den equator passeert; Aprillis de tweede, Majus de derde, Junius de vierde, Quintilis de "ijf- de; Sextilis de zesde. September de ze vende, October de achtste, November de negende, December de tiende. Numa Pompillus voegde er twee maanden bij, Januarius en Februarius. Hij bracht het jaar op 351 dagen. Julius Caesar bracht er verbetering in, hij regelde 't jaar naar den loop der zon, veranderde echter den naam Quintillis in Julius, omdat hij in die maand geboren was. Later veranderde Keizer Augustus de maand Sextilis in Augustus. De tijdrekening van Julius Caesar werd Juliaansche genoemd en in 1582 door Paus Gregorius XIII verbe terd, waarom deze tijdrekening die we nu nog hebben de Gregoriaan- sche wordt genoemd. Het jaar werd hier bij gesteld op 365 dagen, 5 uur. 44 mi- n*^ten e.n -46. seconden.--Baar we het jaar steeds op 365 dagen stellen komen we in de vier jaar 23 uur, 15 minuten en 4 se conden te kort. Om dat verlies in te ha len heeft Februari eens in de vier jaren in plaats van 28 dagen er 29. We spre ken dan van een schrikkeljaar. Om den kleinen voorsprong van tijd weer goed te maken nemen we van de vier eeuw jaren slechts een als schrikkeljaar (het jaar 2000). DE TWEE BOKSERS. Twee boksers zouden een wedstrijd met elkaar spelen. Maar het was hun niet gemakkelijk gemaakt en de ring zoo heet de plaats, waar boksers met elkaar boksen waar zij elkaar zouden ontmoeten, was in een doolhof verbor- „Neen hoor", zei ze, „je bent een lieve meid dat je je moeder zoo hebt willen helpen!" „En U bent de fijnste moe van de we reld", zei Annie, maken en dan echte pudding maken! Daar houd je immers zoo van?" „Is U niet kwaad?" vroeg Annie, Moeder lachte zoo lief, als alleen moe ders kunnen lachen.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1932 | | pagina 6