IN DE CACHOTTEN DER
BBRLIJNSCHE POLITIE»
door Egon Er win Kiach*
By wjjxe van tegenstelling met het
eertfe artikel geven wij hierbij een artikel
van den bekenden radicalen journalist.
Egon rrwln Klsch. bijgenaamd den razen-
den reporter
Nauwelijks had ik mijn mantel uitge
spreid over mijn armzalige legerstede, of
alle bewoners van de reusachtige ge
vangkamer, vijftig zestig arbeiders,
omringden mij en vertelden allen tegelijk
hun treurige ervaringen, waarbij zij mij
hun wonden toonden. Reeds vijf dagen
hadden zij op deze wijze doorgebracht,
samengepakt in een gemeenschappelijk
vertrek, onderworpen aan wreede mar
telingen. Nu kwam er een nieuwe ge
arresteerde kameraad in hun midden en
zij zochten allen troost in het vertellen
van hun leed, in het vertoonen van de
bewijzen der wreedheid hunner beulen.
Allen, die daar waren, had men ge
arresteerd op den verkiezingszondag of
den daaropvolgenden dag; zij waren in
hun woning in hechtenis genomen door
S.A. mannen en mishandeld voor de
oogen van hun verschrikte familie. Hun
meubels werden vernield en hun boeken
verscheurd. Zij mochten zich zelfs niet
geheel aankleeden. Sommigen hadden
blootsvoets naar de Nazi-kazerne moe
ten loopen. Later waren zij vervoerd
naar een fabriek, die eveneens tot ka
zerne was ingericht.
„Wij zullen het communisme uit uw
geest verdrijven", vertelde men hun.
Inderdaad had men nu reeds vijf
dagen en vijf nachten niet anders gedaan
dan dit „uitroeien". Het „opbouwend!
werk" van hun cipiers bestond bij voor-
keur hieruit, dat men hen liet exercee-
ren op de binnenplaats, zich plac voor
over in de modder liet werpen, op com
mando liet opstaan en weer onafgebro
ken afmattende gymnastische oefeningen
liet doen. Toen een gevangene uitgeput
raakte, werd hij opgefrischt door slagen
met een karwats of knuppel, totdat hij
bewusteloos neerviel, niet in staat om
ook op de krachtigste slagen te rea-
geeren.
Dagelijks moesten zij op een rij gaan
staan en uren achtereen den fascisti-
schen groet brengen, terwijl zij in koor
riepen: „Leve onze geliefde kanselier
Adolf Hitlerl"
iWie zijn arm niet „militair" genoeg
ophief of niet luid genoeg schreeuwde,
werd getrapt en kreeg geen tabak. Een
ander spreekkoor luidde als volgt: „Wat
waren wij gisteren? Communisten. Wat
zullen wij morgen zijn? Nazi's".
Dat waren de oefeningen op de bin
nenplaats en op de chambrée was het
leven niet aangenamer. De gevangenen
moesten wonderolie innemen; daarna
moesten zij hun broek neerhalen en zich
over tafels heenbuigen, om zoo hard met
knuppels geslagen te worden, dat hun
huid opensprong. Bijne alle gevangenen
van de prefectuur van Berlijn hadden die
pe wonden; ik heb dat met mijn eigen
oogen kunnen constateeren. Wanneer bij
deze gewonden de wonderolie begon te
werken, moest het geheele waardige ge
zelschap zich slap lachen over deze kos
telijke grap.
Een der gearresteerde arbeiders werd
tegenover zijn eigen zoon geplaatst. Zij
kregen elk een stok in handen en werden
onder bedreiging met een revolver ge
dwongen om elkaar te slaan. „Harder,
harder!" werd hun onophoudelijk bevo
len, „sneller, sneller!" Ik heb hen beiden
in mijn gevangkamer gezienhoofd en
hals opgezwollen, het rechteroog van
den vader geheel dichtgeslagen, zijn
kaak vreeselijk misvormd, misschien wel
gebroken.
Voortdurend werd den gevangenen
aangezegd, dat zij gefusilleerd zouden
worden of dat er zoojuist bijv. vijl hun
ner in de kelders waren terechtgesteld.
I's Nachts vermaakte men zk;h over hen
idoor onverwachts revolvers ih hun Cellen
iaf te schieteni Het is te begrijpen, dat
verscheidene hunner de nazi's toeriepen:
„Doodt mij dan dadelijk, lafaards die ge
zijtl"
Elke mishandeling ging gepaard met
grappen, liefst in het genre van: „Je hebt
onder ons niet veel vrienden, hè? Maar je
vrouw heeft er op het oogenblik geen ge
brek aan. Over negen maanden zal zij het
leven schenken aan een flinken, vroolij-
ken Hitleriaan."
Zulke uitlatingen waren des te ondra
gelijker, waar geen der gevangenen con
tact had met zijn familie en dus niets wis
ten omtrent het lot, dat hun vrouwen te
beurt was gevallen.
Ziehier een voorbeeld van de wijze,
waarop zij op vragen moesten antwoor
den,
„Wat ben je?"
„Een zwijn van een communist."
„Hoe kom je aan die wonden?"
„Ik was stomdronken en ben op een ka
chel gevallen."
Wanneer de gevangenen niet op de
voorgeschreven wijze antwoordde, werd
hij geducht afgerost.
Het was een der S.A.-commandanten,
die het eerst genoeg kreeg van deze on
ophoudelijke onmenschelijke behandelin
gen. Hij sprong voor de gevangenen en
riep zijn mannen toe: „En nu is het ge
noeg!" Maar graaf Helldorf, een hooge
oome, die persoonlijk de kazerne bezocht,
liet de gevangenen de revue passeeren en
beval hen opnieuw te slaan. Hij legde een
bijzondere belangstelling aan den dag
voor de Joden en men kan zich wel voor
stellen, welke behandeling hij hun toe
dacht.
Zaterdag tegen den middag werd ik uit
mijn cel gehaald om te vernemen, dat ik
uit Duitschland verbannen was. Een po
litieagent in burgerkleeding bracht mij
naar het station. Hij had mijn geld. mijn
horloge, mijn vulpen en mijn mes bij zich.
Tot Bodenbach reisde hij met mij mee;-
daar gaf hij mij over aan de Tsjechoslo-
waaksche autoriteiten. Ik kreeg mijn
eigendommen terug en begaf mij onmid
dellijk naar Praag.
WETENSWAARDIGHEDEN.
Stalen pennen zijn eerst sedert de
tweede helft van de vorige eeuw in ge-i
bruik gekomen. De eerste fabriek van
schrijfpennen werd in Duitschland in.
1856 opgericht.
Perzië is een der landen, waar de kost
bare rozenolie vandaan komt. Om een,
liter ervan te verkrijgen heeft men 6000
K.G. rozenbladeren noodig.
In Fjnland wordt het brood maanden
vooruit gebakken. Die brooden hebben
den vorm van platte,) ronde schijven met
een gat in het midden. Ze worden aan
stokken geregen bewaard.
*5
Hitier's eerste indruk van het leven: de
troostelooze gang van de huurkazerne,
waar hij het levenslicht aanschouwde.
DE GEBROKEN SPIEGEL
Wilt ge eens een grap hebben en de
vrouw des huizes laten schrikken, neem
dan een stukje zeep, bij voorkeur don
kere, en tëeken daarmede op een -spiegel
een aantal fijne lijnen, uitgaande van één
punt bij de lijst. Dat is dan een zooge
naamde „ster" in het glas en het zal pre
cies lijken, of de spiegel daar gebarsten
is. Vooral, daar tengevolge van de te
rugkaatsing in den spiegel de scheuren
breeder zullen lijken. De „barsten" zijn
met een beetje water gemakkelijk weg-
gewasschen. Een alleraardigste grap.
Maar de grap niet te ver drijven en de
huisvrouw aan het huilen maken of tot
wanhoop te drijven. Zorg er voor een
vochtigen doek bij de hand te hebben,
om de barstenweg te wasschen!
HOE IK EEN ANTISEMIET WERD,
door Adolf Hitier.
Op het oogenblik is het voor mij moei
lijk, zoo, niet onmogelijk, om te zeggen
op welk oogenblik het woord „Jood" mij
voor het eerst tot nadenken heeft ge
bracht. Ik herinner mij niet, dat ik dit
woord ooit heb gehoord in mijn ouder
lijk huis. Mijn vader had in den loop
van zijn leven een zekere breedheid van
opvattingen verkregen ondanks zijn be
sliste gevoelens van vaderlandsliefde.
Op school had ik geen enkele aanlei
ding om hierover van gedachten te ver
anderen.
Toen ik veertien of vijftien jaar was,
hoorde ik dit woord „Jood" herhaaldelijk
in politieke gesprekken. En dan had ik
de onaangename gewaarwording, die al
tijd over mij komt bij het hooren van
godsdienstige twistgesprekken. Te Linz
waren er maar weinig Joden. In den
loop der eeuwen was hun uiterlijk Euro-
peesch en menschelijk geworden. Ik zag
hen zelfs voor Duitschers aan. Ik gaf mij
geen rekenschap van de dwaasheid de
zer meening, want ik dacht nog, dat het
eenige verschil een verschil in godsdienst
was. Ik dacht ook, dat men hen hierin
had vervolgd en als ik ongunstig over
hen hoorde spreken, gevoelde ik daar
over een afkeer, die bijna tot walging
werd. Ik had er absoluut geen besef
.van, dat er een systematische vijand
schap ten opzichte van de Joden be
stond.
Toen kwam ik te Weenen. Tal van
indrukken op het gebied der architectuur
stormden op mij af; ik had de grootste
moeite om een bestaan te vinden, en zoo
schonk ik aanvankelijk geen aandacht
aan de bevolkingsgroepen der groote
stad. Hoewel Weenen toen reeds
200.000 Joden telde op zijn 2.000.000
inwoners, zag ik hen niet.
Maar op zekeren dag, toen ik rond
dwaalde in het centrum der stad, stoot
te ik plotseling op iemand met zwarte
krullen en een lange kafan. „Is dat ook
een Jood?" was mijn eerste gedachte.
In Linz waren zij zeker niet zoo. Ik nam
dezen man aandachtig op, en hoe meer
ik dit Uitheemsche gezicht bestudeerde,
hoe meer mijn eerste gedachte zich wij
zigde in: „Is dat ook een Duitscher?"
Zooals altijd in dergelijke gevallen
trachtte ik mijn twijfel te verdrijven door
lectuur. Voor enkele hellers kocht ik
voor het eerst van mijn leven antisemie-
tischè brochuren. Helaas waren zij alle
bestemd voor lezers, die reeds min of
meer op de hoogte waren van het Jood-
sche vraagstuk. Bovendien waren zij op
zoodanigen toon geschreven, dat mijn
twijfel opnieuw opkwam bij het lezen
van hun laag-bij-de-grondsche en bui
tengewoon weinig wetenschappelijke ar
gumenten. Ik was voor enkele weken,
om niet te zeggen voor enkele maanden
achteruitgezet.
Vanaf het oogenblik, dat ik begon mij
hiermee bezig te houden en op de Joden
te letten, zag ik Weenen in een geheel
ander licht. Overal zag ik Joden en hoe
meer ik er zag, hoe beter ik onder
scheidde, wat hen van andere menschen
deed Verschillen. En als ik nog twijfelde,
dan werd die twijfel weggenomen door
het gedrag van sommige Joden zelf.
De strijd, die toen scheiding scheen te
maken tusschen de Zionistische en de
liberale Joden, vervulde mij weldra met
afschuw. Zij werd op valsche, leugen
achtige wijze gevoerd en was weinig in
overeenstemming met het moreele peil en
de reinheid, die gewoonlijk aan dit volk
worden toegeschreven. Er is trouwens
heel wat te zeggen op de moreele rein
heid van dit volk en op zijn reinheid in
het algemeen. Dat ze niet van water hou-
ffttlers geboortehuis. Thans hangt er
dag en nacht de hakenkruisvlag uit.
den kan men hun wel aanzien. Als Ik mijn
oogen sloot, werd ik dikwijls onwel bij
de gedachte aan de lucht van die kaftan
dragers.
Dat alles was al niet erg aantrekke
lijk, maar het hinderde me bepaald, wat
ik ontdekte betreffende hun moreele
onreinheid. Was er tenslotte wel iets
gemeens, iets schandelijks in onverschil
lig welken vorm, vooral in het intellec-
tueele leven, waarin niet minstens één
Jood de hand had? Bij het bestudeeren
van het werk der Joden in de pers, de
beeldende kunst, de literatuur en het too-
neel ontdekte ik tegen hen de ernstigste
feiten. Het was reeds voldoende om de
reclamezuilen te bekijken, waarop de na
men waren aangeplakt van de geestelijke
vaders dezer schandelijke tooneelstukken
en films. Het was een moreele pest, er
ger dan de zwarte pest van vroeger,
waarmee het volk werd besmet. En hoe^
lager het geestelijk en moreel peil van
toen leerde ik den verleider van ons volk
in waarheid kennen. Want de massa kan
men redden, als men tijd en geduld heeft,
maar men zal er nooit een Jood toe kun
nen brengen om zich vrij te maken van
zijn opvattingen. In dien tijd was ik nog
kinderlijk genoeg om hun het ongerijm
de van hun leer te willen aantoonen. Ik
kwam tot het tegenovergestelde resul
taat.
Hoe meer ik met hen redetwistte, hoe
meer ik hun dialectiek leerde kennen. Zij
beginnen met te rekenen op de domheid
van hun tegenstanders, om zich vervol
gens dom te houden, wanneer zij geen an
deren uitweg zien. Wanneer dat alles niet
voldoende is, doen zij, alsof zij niet be
grijpen, waar het om gaat, en springen
plotseling over op een ander onderwerp.
Zij komen aanzetten met waarheden als
koeien en passen die meteen toe op ge
heel andere gevallen, en als men hen
daarop wijst, weten zij weer niets con-
De tegenwoordige Duitsche Rijkskanselier Adolf Hitier in gesprek met presi
dent Hindenburg.
zoo'n kunstfabrikant is, hoe meer hij na
tuurlijk produceert. Bovendien moet men
hun aantal in aanmerking nemen; tegen
één Goethe worden er zeker tienduizend
van deze knoeiers geboren, die als ver
dachte bacillendragers de zielen vergif
tigen.
Ook de straat gaf mij bedenkelijke les
sen. Weenen vormde toen enkele
Zuid-Fransche havens misschien uitge
zonderd't beste terrein in West-Euro
pa om de relaties te bestudeeren van de
Joden tot de prostitutie en nog meer tot
den handel in blanke slavinnen, 's Avonds
kon men tooneelen bijwonen, waarvan
het Duitsche volk nooit iets zou hebben
geweten, wanneer de oorlog de strijders
aan het Oostfront niet de gelegenheid
had gegeven om iets dergelijks te zien,
of liever, hen gedwongen had om dat te
zien.
Toen ik voor het eei*t de Joden met
een koopmansgeest vol onkuischheid en
harteloosheid den weerzinwekkenden
handel zag voeren, profiteer,end van de
ondeugden onder het uitvaagsel der
groote stad, liep er een lichte rilling over
mijn rug. Daarna barstte mijn veront
waardiging los. En toen ik in den Jood
den leider van de sociaal-demcratie on
derkende, vielen de schellen mij van de
oogen. Een langdurige moreele strijd in
mijn binnenste was beëindigd.
1 Ik kwam gaandeweg te weten, dat de
sociaaldemocratische pers voornamelijk
onder leiding stond van de Joden. Ik
zocht alle sociaaldemocratische brochures
b*j elkaar, die ik kon vinden, en bekeek
de namen der schrijvers: ioden.^.. En
creets te zeggen. Eiken keer, dat men met
een van hen in aanraking komt, is het
alsof men grijpt in een slijmerige vloei
stof, die tusschen de vingers doorloopt om
het volgend oogenblik weer vast te wor
den.
Langzamerhand ging ik hen haten. En
toen ik de leer van het marxisme gepeild
had en rustig de activiteit van het Jood-
sche volk had waargenomen, gaf liet lot
zelf mij antwoord. De Joodsche leer van
het marxisme verwerpt het regeerend j
principe der natuur en vervangt de
eeuwige heeschappij van kracht en macht
door de numerieke meerderheid en haar
dood gewicht. Zij ontkent de waarde van
de menschelijke persoonlijkheid, betwist
dc beteekenis van volk en ras en ontneemt
daardoor de menschheid de voorwaarden,
die voor haar bestaan en beschavng on
misbaar zijn. Wanneer de Jood met be
hulp van zijn marxistische leer over de
volkeren van deze wèreld triomfeert, zal
Zijn overwinningskrans de doocjenkrans
van de rftenschheid zijn. en dan zal deze
planeet bntvolkt haar loop door den
aether voortzetten.
-*5
LEVENSWAARHEDEN»
Indien iemand een beter boek, een be
tere preek of een betere muizenval kan
maken, dan zijn buurman, al zou hij dan
ook zijn huis bouwen in de bosschen, dan
zal de wereld een weg banen naar zijn
deur. Emerson.
Zij sterven niet, die hun leven geven
voor een groote zaak. Bycon.