DE. UIANT&UAPQN.
Wij 2'f«i we1 wschillende japonnen
met bijpoeBénden mantel dragen, doch.
ma. den zomer is de manteljapon een ge
liefde dracht. En dat is zoo wel te be
grijpen, want hoe heerlijk is het om als
het warm is, zonder mantel naar buiten
te kunnen en toch gekleed te zijn. Voor
vele huisvrouwen, die den geheelen mor
gen druk in hun huishouden bezig zijn
geweest en dan 's middags voor het eten
paald om onder oen mantel gedragen te
worden.
Mouw No. 8 is Voor oudere daones, die
er niet von houden, dat een mouw zoo
strak om den pols zit. De manchet Loopt
dan wijd uit en de versiering wordt
meestal daarboven gevonden door stik
sels en plooitjes. De mouw moet van
binnen met zijde in dezelfde kleur der
japon gevoerd worden, want men mag
natuurlijk geen onafgewerkte of omboor
de naden zien.
No» 4 is een aardige mouw voor onze
jonge vrouwen, die niet over te veel
dikte te klagen hebben. De schouderklop
geeft een iets hreederen indruk dan men
in werkelijkheid is en de mouw, die vanaf
den schouder tamelijk wijd is, loopt naar
den pols in een zak toe, waar een klei
ne nauwsluitende manchet er voor zorgt,
dat de ruimte goed wordt verdeeld.
No. 5 is een mouw van een gekleeds
japon. Het bo veins tuk is gewoon, zooals
wij dat meestal zien, dan komt er vanaf
den elleboog tot aan de manchet een
pofstuk, dat op verschillende manieren
aan de mouw kan worden bevestigd, pun
tig, recht, zigzag, of hoe men het maar
het mooiste vindt. De daaronder aange
brachte manohet moet tamelijk hoog
zijn, dit geeft nog meer een overblousend
idee aan de mouw.
No. 6 is een mouw, die voortgesproten
is uit dezelfde gedachte, doch eenvoudig
in een andere volgorde. Hier ziet u de
mouw vanaf den schouder tot even over
den elleboog de vereisohte ruimte heb
ben, waaronder dan een ondermouw of
een zeer lange manchet komt, tot aan
den elleboog toe. Ook kier kan men zijn
eigen verbeelding/laten werken, hoe men
de beide stukken aan elkaar bevestigd
wil zien.
Bij de laatste mouw is het niet noodig,
dat men de poef op een voeringmouwtje
vastmaakt, omdat de strakke ondermouw
er voor zorgt, dat alles op zijn plaats
blijft zitten.
De pofmouwen staan vele vrouwen
goed, hoe smaller en slanker de vrouw is,
hoe breeder zij de pof kan nemen. Voor
zwaardere figuren zijn de mouwen No.
5 en 6 meer aan te bevelen, want u wilt
natuurlijk graag met de mode meedoen,
doch u kunt bij uw schouders geen groo
ts pof hebben omdat u dan een veel te
zwaren indruk zou geven. En, nietwaar,
wij doen juist ons best om de zwaardere
figuren slanker en de, laten wij zeggen,
magere figuren, wat gevulder te doen
schijnen. Een zeer opmerkelijk verschijn
sel is, dat de vrouwen niet meer zoo
slank zijn. U behoeft zich de twee schep
jes suiker in uw koffie en thee niet meer
te ontzeggen, want iets zwaarder is zelfs
zeer gewenscht. Maar bij de aanstaande
zomermode hebt u overvloed van keus
om die mouw uit te zoeken, die het meest
'bij uw figuur past en de japon zoo te
laten maken, als het beste bij uw ge
heels type hoort. Wij behoeven er dus
niet eender uit te zien, wat zeer valt
toe te juichen, want niets is leelijker dan
snit en stof, die niet bij ons hooren.
DE MODERNE HOEDJES.
De hoofdbedekking is dezen zomer,
evenals de kleeding, zeer verzorgd. Een
paar jaar geleden droegen wij allemaal
een „klokhoedje", daarna een aanslui
tend dopje, verleden jaar kwamen de
hoeden met groobe randen in de mode,
doch men zag ze slechts weinig dragen,
alleen de heele groote op het strand en
in het bosch. Maar nu zijn er hoeden van
allerlei modellen en in allerlei afmetin
gen, niet en zonder ran'deü, juist voor
iedere vrouw, wat haar het beste staat.
De garneering bestaat uit linten in vele
kleuren, in seré, dat is lint dat er uitziet
als waschdoek, en bloementoefjes of
heele kransen. Ook worden bloemen en
linten tezamen gedragen. Verleden jaar
probeerden er enkele modehuizen de
veeren weer in de mode te brengen, wij
zagen dan bruine en groene hoedjes met
een brutaal oranje-veer, maar gelukkig
is dit slechts heel kort geweest en onze
gevieugde vriendjes kunnen ach in het
bezit van hun huidje blijven verheugen,,,
Als materiaal voor den zomerhoed!
wordt natuurlijk in hoofdzaak stroo ge-
bruikt, grof stroo, fijn geweven stroop
stroo met zijde en wol verwerkt en zeL&r^f
hoedjes, di© van zijden stroo gehaakt;??*!
zijn. Doch wij zien ook hoedjes van zijde^i!
en kapjes, die meestal ontliet hoofd skri*Lf|
ten van soré. Deze kapjes zien er uit ais
zeildoek of als een heel dicht geweven
soort satijn, doch het is een bepaald
weefsel dat niet nader aan te duiden is*
Een enkele maal gebruikt men deze seré
ook voor mouwen van een bolero bij een
avondjapon behoorende, de bolero wordt?'
b^r. tijdens een tooneel voorste Hing uit
getrokken en in de pauzes weer
daan en geeft aan het geheel iets zeer.
bijzonders, doch lang niet iedere vrouw
kan dit dragen. Men kan deze seré itfr
diverse kleuren krijgen, doch altijd blijft
bet den indruk gerven van ntb'ber.
Opvallend bij de hoedjes is, dat dé
Meuren der garneering overeenkomen^
met de kleuren van de japonnen» See»?
men b.v. eeo bru&t mante3pakjé^n©»t een?
blouse van oranje en groen, daatófwwtawaf
er bij dragen een groen hoedje, gegaffl"
noord met brein en oranje. VocM^dMnesj
die over een ruime beurs beschikken
het niet moeöïjk om bij élkan: maniéfc J
de model volgt als het rechterzijpand en
dan tenslotte het linkerzij pand, dat
slechts kort is en schuin oploopt bij den
onderkant van de heup. Alle drie de ba
nen zijn naar onderen toe, iets klokkend
geknipt. De klokrollen zijn zoowel als de
plooirokken beiden in de mode, doch de
klokken zijn niet meer zoo diep en zoo
veelvuldig als voorheen.
Bij heb afwerken van den rok maak ik
U er nog even op opmerkzaam, dat de
mooiste manier is om als volgt te werk
te gaan, eerst den rafelkant inslaan, dan
vlak op den kant stikken, de rafels af
knippen, en den ges tikten rand weer om
slaan en eveneens vlak op den kant op
stikken. Ook nu zijn de zoomen zichtbaar
gestikt, dat schijnt in het afgeloopen sei
zoen wel voldaan te hebben, vooral ook
omdat het anders erg moeilijk is een
klokrok zoo te zoomen, dat hij niet brokt
of ongelijk gaat hangen. Tenslotte wordt
om het middel een smalle ceintuur ge
dragen, sluitend met een aardige §esa>.
Patronen verkrijgbaar h f-0.58
dig zijn er maar weinig, die veel kunneit
koopen, neemt daarom een hoedje, dot
neutraal van Meur ie en dat U ook bij
Uw anderen mantel en bij verscheidene
japonnetjes kunt dragen. Of, als U han
dig is, dan kunt U van een hoedje er wel
vijf verschillende maken. In dat geval
neemt U b.v. een beige strooien hoed of
een geheel z-wart modelletje en U maakt
daarop enkele garneeringen, die met een
veiligheidspeldje worden vastgemaakt.
Bij het japonnetje, dat U aantrekt, zet
U dan de bijpassende garneering op Uw
hoedje. Al deze dingen eischen natuur
lijk tijd en voor de werkende vrouw zijn
al deze tijdroovende werkjes bijna on
doenlijk. Voor een daagsch hoedje is
daarom een grijs of bruin of donker
blauw hoedje met een zeer eenvoudige
garneering z.v. een enkele gesp van
chroom te verkiezen boven een hoedje
met een drukke garneering, o-mdat dit
eene hoedje overal bij gedragen kan
worden.
Iets opvallends was bij do diverse
modeshows, dat de matrozenmodellen
weer in de mode zijn gekomen. Die aar
dige ouderwetsohe hoedjes, alleen van
modern materiaal zijn verbazend viel,
doch alleen die vrouwen kunnen een
dergelijk hoedje dragen, die haar zijlok-
ken niet te lang hebben. Op de teeke
ning geven wij een drietal zeer moderne
typen te zien. No. 1 is het matrozenmo-
del, dat hier van achteren iets is opge
slagen. Men heeft ze echter ook waar de
rand geheel recht en stijf is, doch dan
wordt de hoed zelf op een oor gezet. Als
garneering alleen een smal lint om den
bol en van achteren een iets breedere
strik.
Het tweede modelletje is op het oogen-
fotik zeer gewild en ziet men vepl dra
gen. Dit kan. zijn van zijde, van seré of
van stroo, terwijl inplaats van de lint-
garneering, zooals dit hoedje laat zien,
men vaak een randje bloemen aan
brengt, langs den kleinen rand boven het
linkeroor. De bol van dit hoedje is zoo
gemaakt, dat hij rechts tevens den rand
vormt, terwijl de entree, die U boven het
linkeroor ziet, daarover door loopt. Het
hoedje wordt dus recht opgezet en geeft
DE MOUWENMODE..'
De mouw is een onderdeel van onze
kleeding, dat met het heupstuk samen
werkt, om het geheel tot iets bijzondere
te maken. En de verscheidenheid in mo
dellen is zoo groot, dat heb buitenge
woon moeilijk is om er een keuze uit te
doen om u te laten zien, wat er al zoo
wordt gedragen. Wij bepalen ons tot een
zestal standaard-typen. Mouw No. 1
heeft een wijde pofmouw, waaronder al
naar verkiezing een strakke mouw wordt
gedragen of heelemaal geen mouw. De
pof is voor verandering vatbaar en de
ondermouw ook, maar dit is er dus een
van zekeren stijl, zou ik het haast wil
len noemen. Op de modeshows waren er
mannequins, die japonnen droegen met
een dergelijke mouw. Hun eene arm had
alleen een pofmouw en hun andere arm
had ook een ondermouw. De andere on
dermouw droegen zij in haar hand om te
laten zien, dat deze mouwen eenvoudig
afzonderlijk van de japon waren ge
maakt. Bovenaan was door den zoom
een elastiek geregen, zoodoende blijft do
mouw dus op haar plaats. De pof is ta
melijk overhangend en verbergt dus den
rand van de ondermouw. Een pofmouw
blijft alleen dan zitten als wij de wijde
ruimte hebben bevestigd aan een strak
en op maat geknipt voeringmouwtje.
Anders zakt de pof naar beneden en is
geen pofmouw meer maar een driekwart
lange mouw en beantwoordt dus niet aan
het doel. Wij kunnen dus naar verkie
zing de ondermouw vast' aan het voe
ringmouwtje hechten of los met een
elastiek om den onderkant van de pof
dragen. Handig vindt u niet, op -deze ma
nier maakt men van een japon er twee.
Mouw No. 2 is de mouw voor een ja
pon behoorende bij een geheel. De man
tel van het geheel heeft natuurlijk ook
een niet al te wijde mouwen en de mouw
van de japon moet daarin gedragen
worden en mag dus niet te breed zijn.
Want een pofmouw eigent zieh niet be-
vanzelf een schuinstaand idêev
links mag wel iets langer zijn*
geheel bedekken.
Het derde boedje is meer een
modelletje en toch gekleed. D© /raaqö-'-i
hier gebogen, meestal kan men..-denWm
naar het gezicht vormen, zoodat een*
gelijk hoedje toch iets persoonlijks \gè3^
De tamelijk breede en hooge bol
een kneep, terwijl de garneering hWtaJ
uit twee kleuren lint om den bol gewol
den, van voren rechts eindigende ïn
knoop met twee uitienden van
kleur lint. een. Een chroom gesp of klei
wordt op den knoop aangebracht. De?
hoed is het best van zwart, donkerbrui
of donkerblauw stroo te dragen, pmda
de neutrale vorm hem geschikt m^a$
voor dagelijkech gebruik.
DE ROKKEN.
Rokken en blouses zijn er nog altijd
en worden door vele vrouwen bij voor
keur gedragen. Dit komt vooral omdat
men bij een rok zoo gemakkelijk enkele
blouses kan hebben en er du® steeds an
ders en frisch kan uitzien. Zooals ik u
reeds verbelde, wordt er van de heup-
stukken en rokken van de japonnen zeer
veel werk gemaakt. Het tegendeel is
echter het geval met de losse rokken
en de rokken, die bij een mantelpakje
hooren. Het lijkt wel alsof Mevrouw
Mode hiervoor een bepaalde strakke lijn
heeft verzonnen.
Een tweetal rokken, die u hierbij
vindt afgebeeld, geven u een idee, wat
er op dit gebied al zoo te zien is.
No. 468 is een rok van effen wollen
«tof, bestaan de uit een van boven pun
tig toeloopende voorbaan, dan twee
smalle naar boven trechtervormig uib-
loopende zijbanen, waarin tevens een
zakje is aangebracht, sluitende met een
knoop, en twee oploopende tweede zij"
banen, terwijl de rok van achteren ge
heel glad is. Trouwens de meeste rok
ken zijn van achteren zonder eenige
versiering. De ruimte van den rok wordt
gevonden in de plooien, die bevestigd
zijn in de schuine lijnen bij het heup-stuk.
Zooals de teekening laat zien, zijn de
plooien tot onder aan de schuine lijnen
vastgeatikt. Het zijn geen diepe plooien,
omdat de j)pik niet overdadig ruim mag
Van boven wordt de rok met
delband afgewerkt, terwijl de
wordt gevonden in den zijnaad.'
Patronen 0.58.
No. 469 is een rok van Engéigébè'~8?^i]
met een smal heupstuk of breede midi
del band, net zooals u het noemen- wilta
De daaronder komende rok heeft eeoj
geheel gladde voorbaan, terwijl uit daj
verschillende punten en hoeken vqn'lïe®
heupstuk plooien ontspringen, die -tc|i
even boven de knie vast.gestikt zijim-'ïfaH
heupstuk is aan den achterkant rech®
terwijl ook daar geen plooien zijn. Déj
sluiting zit in den linkerzijnaad. 1
Hoewel de plooirokken voor de 'ldssöl
rokken het meest worden gedragen, heeffj
de klokrok niet afgedaan, doch deze zieb^
men meer in avondjaponnen. Als losse®
rok bij een blouse kan men wel zeggen^
dat de plooirok de hoofdtoon voert; 1
Als materiaal heeft men vorschrllö^j
de wollen stoffen, waarvan vooralde rof^
ge los geweven, grovere prettig zijn inj
het dragen. In hoofdzaak gebruikt merfcj
effen stoffen, waarvan het materiai&j
toch met een motief i® geweven. Qb'k de
schotsche ruiten zijn zeer in treK, ter-;
wijl het gezellige mbjesstofje in een aai?£]
dige blauwe of bruine tint u zekér zak
bevallen, terwijl dit materiaal het voor
deel heeft gemakkelijk te kunnen wor-
jniddel begint, waar de blouseoverslag
moeten zorgen,, is het een tijdroovend
werk om zich heelemaal te verkleeden
_om soms een half uurtje of een uurtje uit
Jte kunnen gaan, temeer, daar zij, thuis
komende vaak haar japon weer verwis
selen cm er geen vlekken op te krijgen.
Het is te begrijpen, dat zij dan liever
rustig in den tuin of op het balcon gaan
«zitten inplaats van te loopen. En toch
is het noodig, wil men fit blijven, vol
doende lichaamsbeweging te nemen. De
huisvrouwen hoor ik al zeggen: „Nu, als
ik 's morgens mijn huishouden heb ge
daan, dan heb ik beweging genoeg ge
had, ja zeker, maar dat is geen bewe
ging in de frïssche lucht, waar U diep
adem haalt, maar dat is beweging bin
nenshuis, liefst waar het flink tocht,
want de Hollandsche vrouwen staan be
kend om den tocht, die zij door haar hui
zen laten spelen. Dan i3 beweging in
stoffige kamers, bukkend en warm en
daarom is het zoo goed 's middags fris-
sche, zuivere lucht te happen en flink te
loopen. Als U uw huishouden economisch
inricht, dan kunt U altijd wel een half
uurtje vinden om naar buiten te gaan,
desnoods met opoffering van een half
uurtje slaap 'g morgens.
Om nu dit uitgaan' te bevorderen is de
manteljapon zeer geschikt. Onze teeke
ning No. 456, geeft U een model ervan te
zien, dat op het eerste gezicht zoowel
een mantel als een japon zou kunnen
zijn. Alleen doordat de rok gesloten ia,
komt het idee japon weer meer naar vo
ren.
Zoo'n japon kunt U van luchtige én
warmere stof maken, doch niet van dun-
nu zijde of voile, daarvoor ie het model
niet geschikt. Er is een nieuwe stof, nJ»
kastra, een luchtige, soepele stof in licfa*
te kleurschakeeringen, dat eer bijzonde* i
voor geschikt is Het middelstuk van
del 456 heeft een ovc:-> ia.nd rechtervooB* J
pand, sluitende mei rse aardige knoop* L
ges. De kraag, die mooi rond geknipt ie,
eindigt in breede revers, die echter raeé
te ver door mogen loopen. Langs deü L
faeelen kraag, revers, voorpand en doo*
over het heupstuk ia een dubbele stiksel 1
garneering aangebracht, dat zijn de twéé. n
lijntjes, die U op de teekening ziet. Odé
bier is de blouse niet nauwsluitend, doe®
iets ruimte is er gelaten, opdat de armeif
vrijheid van bewegen hebben. De mouw.
is hier wel glad, doch vooral niet nauW^ -
omdat het mantelidee weer verloren zom 'i
gaan. Aan het eind zit een kleine man*
chet, daarboven drie knoopjes, Meines»
dan die welke voor de blouse en isofe gé*
bruikfc zijn, terwijl boven de knoopjes eetf j
itikselgarneering zichtbaar is.
De rok is van een zeer goede snit. Vaö
achteren loopt hij glad naar beneden,
iets klokkend geknipt, terwijl hij van
voren uit drie deelen bestaat, n.L beft
rechterzijpand, dat met een schuinen
hoek naar het zijpand loopt en bij hot
eindigt, dan de middenbaan, -die heizeit* j
Patronen verkrijgbaar in de maten
,f. ko k f n sa