Er schuilt een addertje onder het gras. JANTJE EN DE TOOVERBAL. door LOUIS MENKE. t Was het mooiste weer dat je je maar jftenken kon. Het zonnetje scheen heer lijk en de vogeltjes zongen hun mooiste liedjes. O zoo blij waren ze, dat de don- jtere regenwolken, die altijd zoo boos ke ken, door de heerlijke zon naar huis wa ren gestuurd. Alles zag er even vroolijk .feit. Alleen Jantje, moeders kleine Jan, jvas ontevreden. Met een verdrietig snuitje zat hij op het helder wit geschilderde tuinhekje en Jseek naar de boertjes en boerinnetjes, die vroolijk arm in arm of met de bolderwa gen naar de kermis trokken. Hoe meer er voorbij kwamen, hoe ver drietiger Jantje werd. 0, had moesje nu 'maar geen hoofdpijn gekregen, dan had look hij naar de kermis gemogen. Ach, fech, wat vond Jantje dat toch naar. Hij was toch zoo blij geweest, toen vader ge zegd had dat hij er vandaag vast naar toe mocht en nu... Het was niets lief van Jantje om er piet aan te denken, dat het voor moeder toch nog veel akeliger was, maar hij was ook maar zoo klein en hij had er zich zóó op verhengd. Plotseling kwam er een plannetje bij; hem op: als hij eens alleen gingl Ja, waarom zou hij dat niet doen? De kin deren uit het doTp hadden toch ook niet allemaal hun vader en moeder bij zich? Zoo gezegd, zoo gedaan] Stilletjes liet hij zich van het hekje glij den en. ondanks vaders verbod, niet uit den tuin te gaan, stapte hij weldra paT- mantig op den grooten weg. Eerst klopte zijn hartje wel wat ang stig, maar door alle nieuwe dingen, die hij om zich heen zag, was dit nare getik van binnen gauw vergeten. 't Was wel een heel lange weg voor Jantjes korte beentjes, maar hij stapte er toch dapper op los. Het duurde dan ook niet lang of hij boorde heel in de verte de muziek al van bet groote orgel en even later rook hij zelfs de heerlijke geur van de wafel kraam pjes. Jantje watertandde ervan, want hij was een kleine lekkerbek en vooral op kermiswafels was hij dol. Eindelijk, daar was hij er. Eerst eens even gekeken bij het paardenspel. Prach tig was dat! Jantje keek zijn oogen uit. pij het roodfluweelen doek, dat voor den Ingang van de tent hing, stond een juf- trouw in een prachtige jurk met een hee- )éboel'glinsterende spiegeltjes versierd. J^aast haar sprong een grappige clown in een hel blauw met geel pak, op en keer, terwijl hij door een reusachtige ko peren toeter aan de laGhende menschen jrertelde, hoe knap die juffrouw wel was. Hé, dacht Jantje, 'k wou dat ik ook zoo knap was. Als ik groot ben, word ik bok paardrijder in het circus en mis schien krijg ik dan ook wel zoo'n mooi pak met spiegeltjes. Toen stapte hij weer verder. Er was inog zooveel moois te zien. Kijk, daar ginds stond de lekkerskraam, waar' altijd met vader en moeder wat mocht uitzoeken. Vader en moeder! Even trok hij een pruillip en bijna was een traantje geval len. Wat jammer nou toch, dat ze hier niet waren. Toch bleef hij even kijken. Hé, daar waren die lekkere bruine kaneelstangen en daar, in die groote flesch de rose en wit gestreepte peper- muntpijpen! Vol verlangen tuurde hij naar al die heerlijkheden. Mammie, mamnüo, klonk er plot seling een blij stemmetje, kijk eens, hier is de lekkerskraam, weer. Jantje zag een klein meisje, met lange blonde krullen, dat baar moeder uit alle macht meetrok naar het stalletje met de kleurige zoetigheid. Toe moesje, vleide ze, mag ik nu wat uitzoeken? Goed hoor, lachte de moeder,- ga maar eens kijken! O, wat was de keus moeilijk! Met een vingertje in den mond bekeek het klein tje stuk voor stuk de uitgestalde lekker nijen. De pepermunt- en kaneelstangen, de gekleurde zuurtjes en de leuke zwarte dropfiguurtjes. Eindelijk wist ze het en het kleine vingertje wees naar een gla zen stopflesch met tooverballen. Mag ik die hebben, moesje, ze zijn zoo leuk? Kijk eens, rooie, blauwe, gele! Zijn ze niet fijn mammie? Hé toe, geef me die alsjeblieft mammie. Nu, gped dan, lachte moeder, juf frouw doet u er maar wat in een zakje. (Volgende week het slot). Er was eens... een boer: Jacob Kap per geheeten, en die woonde in een heel mooie streek. Arie Hoevers, een jong- mensch van een jaar of twaalf, vervulde hier het gewichtige ambt van herder en daar moet je niet gering over denken, want hij had het liefste geitje onder zijn hoede, dat er maar op vier pootjes rond loopt, en dat zoo sneeuwwit was, dat het den naam: Bianca had gekregen, wat op z'n Italiaanseh zooveel wil zeggen als: „Witje". Bianca's kindertjes waren al leraardigste Spring-in-het-Velden en onze herder had soms dolle pret, als het viertal aan het rollebollen was over de weide. Jammer, dat er zoo gauw weer een eind kwam aan den gelukkigen tijd voor Arie. Hij had al lang gezien, dat de baas echt zwart keek, maar onze jongen kon zich niets bedenken, waarin hij boer Kapper aanstoot zou hebben gegeven. Twee kleine meisjes zijn schooltje aan het spelen en ze denken, dat alles heel goed in orde is. Maar als jullie de teeke- ning goed bekijken, dan mankeert daar toch wel het een en ander aan. .Wet twaalf fouten zijn er te vinden. Probeer ze maar eens te zoeken, het is heelemaal niet moeilijk. Ergens anders hier op deze pagina vinden jullie de oplossing. Tooh lag de oorzaak-voor de hand: Bian ca gaf al eenige dagen geen melk meer. Geen wonder dus, dat Jacob zijn herder tje al ging verdenken: óf Arie verkocht heimelijk de melk onderweg, of hij bracht ze misschien naar zijn ouders, die heel arme luidjes waren en ze dus best ge bruiken konden. Op een dag, daar brak de bom los en beschuldigde Kapper den kleinen jongen openlijk van genoemde oneerlijkbeden, terwijl het eind van de zaak was, dat hij hem de. hoeve afjoeg, waarna Arie vrij wel wanhopend thuis kwam en nu nog een standje kreeg op den koop toe, om dat zijn ouders zich toeh maar niet kon den voorstellen, dat hij geheel zonder schuld zou zijn. Nu had boer Kapper vast en zeker gedacht, dat het geitje weer overvloedig melk zou geven; maar er kwam totaal geen verandering in den staat van za ken en boer- Kapper besloot, de geiten- fokkerij dan maar aan kant te doen. On gelukkig voor hem was het overal bekend geworden, wat er aan haperde bij bet lieve „Witje" en zoo deed zich dan ook geen gelegenheid voor, het geitje te kun nen verkoopen en daarom besloot boer •Jacob, het beestje met de kleintjes naar den slager te zenden. Toen Arie dit hoorde, huilde hij tra nen met tuiten. Nog één uitweg was er: hij zou eens in zijn spaarpot kijken. Nu zat er anderhalve gulden in aan centen en dubbeltjes en dit bood hij zijD moeder aan in de hoop, dat die er mis schien nog wat bij zou leggen, om Bian ca van boer Jacob te koopen. Toch was het nog te gevaarlijk, dat vrouw Hoevers dat zelf zou dóen, en daarom nam een welwillende buurvrouw in den arm, die voor hem den koop zon sluiten. Dank zij deze list, kon Arie zich dien zelfden avond nog in het vroolijk bezit van zijn viervoetig „Wittekind" verheugen, en «as het weerzien dan ook treffend: Bi anca. had zelfs tranen in de oogen; je kunt het nu gelooven of niet! Den volgenden morgen liet hij hot beestje op de gemeenschappelijke weide- grazen. Ze ging er flink te gast en hij zag haar dan ook steeds in omvang toeT nemen. Zoo ging het nu iederen (1 zoodat Arie nog, een aardig duitje maai- te met den melkafzet. Dit kwam natuur lijk boer Jacob ter oore en die ging nu ook weer aan het geitenhouden. Maar het gekke van het geval was nu, dat met deze opvolgster van Bianca weer het zelfde spelletje begon; ook zij keerde avonds zonder melk terug. Maar dat ging nu toch alle paal en perk te buiten! Boer Jacob dacht dat Arie daar de hand in had, en vertelde daarom druk kwaad van den jongen, en al werd daar over het algemeen nu niet zoo heel veel geloof aan geslagen, op den duur kwam het Arie voor, dat men zijn omgang ging vermijden. Dit stemde hem heel droevig en, al heel weinig opgewekt zat hij op een goeden dag aan den kant van den weg. Daar kwam opeens een heeie kudde schapen voorbij. De herder liep er ach ter, een pijpje rookende. En dien ouden Govert, die al tachtig zomers achter den rug had, durfde Arie toch wel deelgenoot maken van zijn droeve ervaring. Hoofd schuddend hoorde de goede man het ver haal aan. „Troost je maar, mijn jongen. Ik zou mij al erg vergissen, als ik de oorzaak niet wist van die ziekte van de geiten van Jacob." i,0, zegt U het dan, alstublieft!" i.Kijk eens, ik geloof dat het een adder Hoeve te gaan,- om zijn vroegeren baas op 'de hoogte te brengen. Dit deed hij dan ook 'éten vplgenden dag en al van verre is, die hebben zoo de eigenaardige ge woonte, zich onder het gras te verschui len en dan ongemerkt den feitjes de melk af te zuigen." Nu had Arie eenmaal geen onbepaald vertrouwen in den goeden Govert en hoe vreemd het hem ook nog altijd leek, tocli kwam het geen oogenblik bij hem op, dat die een loopje met hem had genomen. Liever wilde hij zelve de zaak onderzoe ken. En daartoe vlijde hij zich den volgen den dag in het gras neer, dicht bij het plekje, waar Jacob's geitje rustig lag uitgestrekt, na haar ruimen maaltijd. Hij verloor het beestje niet uit het oog, en ziet... 's middags om een uur of vier. kwam daar zoo'n lange kronkelslang aangeslopen, wond zich om de zachte pooten, van het diertje heen, en begon van de melk te genieten, dat het 'n aard had!... Op dat oogenblik zelf was Arie te zeer ontsteld, om te weten, wat hij ze doen zou. Dien nacht kon hij er zelfs niet van slapen. Het beste was nog maar, dacht hij dan ook, den volgenden dag naar de riep hij^Baas, nu weet ik hoe het komt, dal tf# geiten geen melk meer geven..." „'Jawel, 'dat verwondert mij niets, dat ioo spreekt!" ^gmmiddag om vier uur zult u voor goed bevrijd zijn van de plaag!" sjAls jij kans ziet, om dat gedaan te krijgen, dan kan je er van op aan, dat wij goede vrienden worden. Hoe denk je dat aan te leggen?" 5,Dat is mijn zaak", sprak Arie ge heimzinnig. „Tot vanavond dus, baas!"- Boer Jacob was nu erg nieuwsgierig om te zien, wat zioh daar voor zijn oogen zou afspelen. Hij stelde zich verdekt op, achter een hoop takkenbosschen, terwijl onze jonge held zich gereed maakte tot den aanval. Arie had grpve slobkousen aangedaan en leeren handschoenen, om zich te vrij-, waren; als eenig wapen had hij een lan-j gen stok in de hand. Juist op het oogen-i blik, dat de slang zich toen een eindje oprichtte om haar smakelijk maal ta gaan genieten, kwam Arie met een ge weldigen sprong uit zijn schuilplaats te; voorschijn, en sloeg met zijn stok zoo; hard op den rug van het beest, dat hij de ruggegraat verpletterde, zoodat het op slag dood was. Nu, je begrijpt, hoe alles best in orde kwam tusschen boer Jacob en Arie! Onzej jongen werd weer geheel in zijn eeï hersteld, kreeg een goed loon als herderi en de baas kon voortaan geen kwaad! meer van hem hooren! VERBETER DE TEEKENING, Oplossingt Het meisje achter de tafel heeft aatf haar jurk maar een manchet. Een vierkante knoop. Zij heeft haar scho.enen verkeerd aan. De tafel heeft maar drie pooten. De bel op de tafel heeft geen klepelt Het meisje dat zit, heeft twee rech« ter schoenen aan. Ze mist een knoop aan haar rech ter schoen. De voorpoot van haar stoel zit nie{ aan de dwarslatten vast. De pop heeft maar een oog. De pop heeft twee verschillende kleuren haar. De poes heeft links geen snor. De poes heeft een verkeerd reehteri oor. Op het eerste prentje zien jullie een paard en een paardrijder afgebeeld. Plak deze beide prentjes eerst op een stevig, stuk karton, snijdt zo daarna precies langs den rand af. Nu moeten de beidé achterkanten tegen elkaar geplakt wor den. maar zoo, dat altijd het paard on derste boven en de paardrijder gewoon is. Haal nu door de zijkanten een touw tje, zooals de andere teekening aangeeft en draai de prentjes vlug in het rond en je zult zien, dat de paardrijder nu op het paard komt te zitten en het is net of bet paard wegdraaft. Nog aardiger wordt het als ja de prentjes kleurt. De teekening Iaat jullie een heel eigen aardig doolhof zien. Er zijn vier ingan gen, waarvan er drie doodloopend zijn. Zoek dus de goede ingang op. Trek dan mot een potlood een lijn door de gange tjes heen en je komt tenslotte weer bij den ingang uit. Bovendien en dat is het vreemde er van, zie je dan, dat je een mooie zwaan hebt geteekend als je de goede weg hebt gevolgd. Vul dan met kleurpotlood het heele weggetje in en je zult zien, dat het een mooie trotsche zwaan is.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1933 | | pagina 6